Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wajono (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wajono
Afbeelding van WajonoToon afbeelding van titelpagina van Wajono

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.67 MB)

Scans (15.63 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wajono

(1969)–Thea Doelwijt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 56]
[p. 56]

[XI]

- Vrouwen, zei Jules lachend, vrouwen zijn niet belangrijk. Ze moeten er zijn als je ze nodig hebt, maar verder tellen ze niet mee. Dit is een mannenwereld, luister naar mij.

Ze zaten bij Joyce thuis.

Wajono had gevraagd of hij zo af en toe één van haar vrienden thuis kon ontmoeten.

Joyce had ze alleen gelaten.

- Zonder de vrouw was er geen man, zei Wajono ernstig.

- Natuurlijk. Mijn moeder. Dat is wat anders, zei Jules. Ik hou echt van haar en ze heeft het goed, nu. Sinds ik behoorlijk verdien, heb ik haar een beter leven kunnen geven.

- Maar iedere vrouw is een moeder.

Jules lachte breeduit. - Ja, ze worden wel gauw moeder, als je niet oppast.

- Heb jij een vrouw? Kinderen?

Jules voelde zich opgelaten. - Moet je dat allemaal weten. Ik ben een man, natuurlijk heb ik een vrouw. En ik ben niet impotent, natuurlijk heb ik kinderen. Ik heb een goede baan, ik heb een huis kunnen bouwen, daar moet toch een vrouw in. En ik moet eerlijk zijn, mijn vrouw zorgt goed voor me. Maar voor de rest: vrijheid, blijheid!

- Wat is vrijheid, blijheid?

- Ach, jij weet niet hoe de wereld is. Overal zijn vrouwen, die gen... ach, je weet wel, ze willen wel eens naar bed, ze willen een pleziertje hebben. En als je een man bent, gèèf je ze dat pleziertje.

- En de kinderen?

- Je moet het weten aan te pakken, blufte Jules. Die vrouwen zijn geraffineerd, je hebt er geen voorstelling van. Ze willen allemaal een kind van je. Dan hebben ze

[pagina 57]
[p. 57]

je, denken ze. Dan moet je betalen. Maar ik kijk wel uit.

- Dus je hebt alleen kinderen thuis, vroeg Wajono.

- Tja. Nee. Ik heb wel twee buitenkinderen.

- En wat gebeurt er met hen? Zorg je voor ze?

- Voor die ene wel. Daar kon ik niet onderuit. Mijn vrouw weet het. Die andere zie ik nooit. Die vrouw wilde trouwen, maar dat heb ik gauw uit haar hoofd gepraat. Ik ga niet scheiden, voor geen enkele vrouw. Nou, toen wou ze niets meer van me weten. Ik vond het allemaal wel vervelend, maar ik kon er niets aan doen. Zeg nou zelf.

Wajono zei niets meer.

 

En toen kwam Fred.

- Ik ga trouwen.

Hij vertelde het met een opgetogen gezicht. - Je krijgt nog een kaartje.

- Wat geweldig, zei Joyce.

- Het is een nieuwe fase in mijn bestaan, zei Fred plechtig. Hij glimlachte. Het is echt wel iets, ik ga een huishouden opzetten. Ik vind het leuk.

Joyce keek hem strak aan. - Moet het, vroeg ze.

Fred lachte. - Dit is een gek land, hoor. Overal waar ik vertel, dat ik ga trouwen, vragen ze: Mòet je trouwen? En als ik dan nee zeg, kijken ze me vreemd aan, alsof ze willen zeggen: Waarom ga je dan in godsnaam trouwen.

- Zo kan het dus ook, zei Joyce later tegen Wajono. Dit gebeurt ook.

 

Het was een drukke receptie.

Jan ten Broek zei: - Als er één woord verkeerd valt, gaan ze knokken.

[pagina 58]
[p. 58]

Joyce zei tegen Wajono: - Dit is echt wel iets bijzonders. Het gebeurt nog niet zo vaak, dat een Creoolse jongen met een Hindoestaans meisje trouwt.

De receptie had in een kleine voorzaal plaats.

- God, wat is het hier benauwd, ik hou het niet uit, zei Joyce.

- Jullie kunnen ook op het erf gaan, zei een meisje dat langs ging met drankjes.

Een typisch Hindoestaanse tent.

- Het verschil met Creolen is, legde Joyce uit, dat er daar een zinken dak wordt gebouwd om de dansruimte te beschermen. Er omheen staan dan stoelen en tafeltjes. Het dansen is het belangrijkst.

Hier stonden (houten) lange tafels met banken onder het met kleurige slingers versierde dak, waaraan de gasten zaten te eten (roti) en te drinken (rum-cola, whisky-soda, bier, soft).

- Ik hou van deze muziek, zei Joyce tegen Wajono. Het is niet meer helemaal Hindoestaans, maar het is ook niet Creools, het is iets van Suriname.

Accordeon en drums.

De muzikanten zaten tussen de gasten.

Een zanger kwam naar voren. - Hij bezingt het huwelijk, vertelde de oudste broer van de bruid. De man was een beetje dronken en heel gelukkig. - Dit is het laatste meisje dat trouwt.

Na de Hindoestaanse zanger kwam een Creool naar voren, die, wonderlijk genoeg, een Hindoestaans lied aanhief. Zijn dansbewegingen waren zuiver Creools.

- Hij is met een Hindoestaans meisje getrouwd, lichtte de broer van de bruid in. Hij is bij Hindoestanen opgevoed, hij houdt van Hindoestaanse dingen.

Na de receptie kwam Fred naar hen toe. - Jullie moeten niet weggaan, we gaan straks dansen.

[pagina 59]
[p. 59]

- Nu maak je ook nog een moderne fuif mee, zei Joyce tegen Wajono, ze gaan zeker op platen dansen. De jongeren houden niet van deze muziek.

Wajono keek toe hoe Joyce zich uitleefde in een calypso. Ze knipoogde naar hem.

Wang tegen wang, zich aan elkaar vastklampen, voetje voor voetje, was ook dansen.

 

De volgende avond begon het feest van de Javanen. Een heel andere sfeer.

Lange tafels en banken, eten en drinken (bier en saté), zacht gepraat, af en toe een lach.

Het begon met een toneelstuk met dans. Wat liefde, wat verdriet, wat humor.

Daarna kwam een danseres.

- Kijk, als je betaalt, mag je met haar dansen.

De danseres ving de mannen in haar lange sjaal, de gamelanspelers keken maar af en toe op.

- Laten we gaan gokken.

Wajono schudde de dobbelstenen in de blikken kom. Hij won vijf gulden.

 

Zaterdagavond.

- Dit is lèven, zei Joyce. Het gaat om de beweging, de stem van de dron gehoorzamen.

Kawna, dans van de zingende drums.

Wajono keek.

Na een tijdje kwam Joyce licht hijgend naast hem zitten.

- Hier hou ik van, ik ben het liefst buiten de stad. De maan is nergens groter. Ruik je de bomen, het veld, de natuur...

Wajono zweeg.

Zou hij heimwee hebben, dacht Joyce.

[pagina 60]
[p. 60]

De volgende morgen zei Joyce: - God, wat ben ik moe van al die feesten. Dat is typisch Suriname. Of er gebeurt niets, of alles gebeurt tegelijk. Alles is altijd weer mogelijk. Maar daarom kan ik ook dood gaan van Suriname.

- Hoe bedoel je, vroeg Wajono.

- Nou ja, het is maar een uitdrukking, maar ergens meen ik het.

Ze keek naar buiten. De manjaboom stond er nog steeds. De blauwe lucht, die kon nergens anders zijn. Lijken vlogen terug, van Holland naar het moederland, Suriname. Begraven worden in Suriname, opgevreten worden door honderden naamloze insecten, maar toch weten dat de blauwe lucht er is, de glorieuze manjaboom, de hete grond.

- Buiten de stad is het fijner dan in de stad, zei Joyce. De kinderen die je tegemoet komen. Dag mevrouw! Ze zijn zonder kleren het huis uitgehold. De Javaanse vrouw: U gaat niet koken vandaag? Haar man grinnikt: Kowroe? Is het bier goed koud? Geen sigaretten vandaag, vraagt de Chinese jongen van de winkel. Moet mevrouw geen uien hebben, ze zijn er weer, zegt de Hindoestaanse winkelier. Een Creoolse geeft haar mooiste lach. Dat is Suriname. Iedereen is er, net zoals op elk feest. Als je maar mee-doet, mee-lacht, mee-zingt, meedanst. Dan is het goed. Chinezen slachten hele varkens - eten voor iedereen. Hindoestanen slachten hele schapen, geiten - neem nog een roti. Creolen slachten tientallen kippen - eet nog wat, je wilt me toch niet beledigen, no. Javanen gaan rond met al maar lekkere hapjes. Dat is Suriname. Iedereen is van de partij. Lekker eten, lekker drinken, lekker lachen, lekker dansen, lekker feestvieren. De een wat luidruchtiger dan de ander. Als je maar meedoet. Feest voor iedereen. Dat is verbroe-

[pagina 61]
[p. 61]

dering, dat is eenheid. Als er geen politiek was, waren er allang geen problemen meer. Ik draaf wel door, no. Wajono rolde een blaka-té.

- En de Indianen, zei hij.

- Ja, de Indianen... Die zijn er nog niet bij. Maar dat komt wel.

Joyce zag het opeens.

- Als ik de macht had, dan wist ik het wel. Ik blies de hele politieke rotzooi op. Nee, ik weet iets beters. Er komt een nationale begin-dag. We maken een grote brandstapel. Iedereen moet zijn politiek meenemen. Die gaan we verbranden. Alle partijen gaan we verbranden. Wat een hitte! Alle rotzooi van het verleden. Verbranden! Al die woorden, creool, javaan, hindoestaan, chinees, libanees, indiaan, bosneger - op de brandstapel ermee!

Alle luiheid, alle onwil, alle wantrouwen, alle hebzucht - vuur!

Joyce lachte. - Zo zou een gedicht kunnen beginnen: Dans Suriname, dans je vrij om de brandstapel, die de verdeeldheid opvreet.

- En verder?

- Verder? Zij, die bevrijd zijn, moeten in het vuur dansen. Een vuurdans van de bevrijding. Loutering. Echte Surinamers branden niet, worden niet door het vuur aangetast.

Joyce knikte. - Zo, en daarna gaan we aan het werk. Allemaal aan het werk. De armoede neerslaan. Allemaal even rijk. Dat is socialisme, communisme, christendom, dat is geef het maar een naam. Ik zing bij gamelan-muziek, ik dans met mijn ogen en vingers, ik juich in het Hindoestaans, ik droom in het Javaans, ik dicht in het Sranan tongo, ik schrijf verhalen in jouw taal, Wajono. Zo moet het in Suriname zijn, zo moeten Surinamers zijn.

[pagina 62]
[p. 62]

Dat bedoelde ik met ik kan dood gaan van Suriname. Het is een totaal gevoel. Alles is mogelijk in Suriname, dat is iets enorms. Alles is mogelijk mèt Suriname, als... men de vuurdans aandurft. Zal je erbij zijn, Wajono? Suriname heeft jullie trotse houding nodig, je koele blik, je wijsheid in het bos vergaard.

Joyce stond op. - Zulke dingen moet je eigenlijk niet zeggen. Dat zijn dromen voor de nacht. Als je zulke dingen hardop zegt, komen ze niet uit...

Ze liep naar de pick-up. - Ik heb een verrassing. Terwijl Indianen van Peru de kamer betoverden met hun fluitspel, zei Wajono na enige tijd geluisterd te hebben: - Ik zal erover nadenken. Het is iets om over te praten met de wijzen van mijn stam.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken