Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wajono (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wajono
Afbeelding van WajonoToon afbeelding van titelpagina van Wajono

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.67 MB)

Scans (15.63 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wajono

(1969)–Thea Doelwijt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 74]
[p. 74]

[XIV]

Joyce kwam zaterdagmiddag laat thuis.

Ze had langer moeten werken dan ze had gedacht en ze was daarna boodschappen gaan doen.

- Wajono!

Ze schopte haar schoenen uit en gleed in haar slippers. Hè, eindelijk thuis. Ze zette de wijn en de camembert in de ijskast. Vanavond moest een Europese, een Franse avond worden, ze had zin in iets anders.

Waarom kwam Wajono niet groeten? Hij sliep 's middags nooit.

Ze klopte op zijn deur.

Geen antwoord.

Ze deed de deur zachtjes open.

Geen Wajono.

Hij was zeker naar meneer Keller gegaan.

Ze vond het jammer, dat hij niet op haar had gewacht. Er werd geklopt. - Buurvrouw, buurvrouw!

Shalita.

Dochtertje van de enige buren die nog goed op haar waren.

- Wat is er, Shalita?

- Mama laat zeggen, dat er een prowagen is geweest en dat meneer Wajono is meegenomen.

Geen emotie tonen.

- Nee toch.

- Het is echt waar, ik heb het zelf gezien.

- Ja, ik geloof je wel. Bedankt hoor.

Ze zocht wat lekkers voor Shalita. - Groet je mama van me.

Joyce wist niet of ze geschrokken was of dat ze zich angstig voelde. Ondertussen was er maar één gedachte in haar hoofd: Wajono.

Godverdomme, wat is er nu weer aan de hand. Wajono. Ze liep naar de Chinese winkel. - Even opbellen.

[pagina 75]
[p. 75]

De wachtcommandant wist van niets.

Nee, hij kon haar niet doorverbinden, iedereen was al naar huis. Het was immers allang half twaalf geweest. O ja, dacht Joyce, dan zullen we eens zien wat er na half 12 kan gebeuren. Dit rotland van regelen en relaties. Ze belde een politiek vriendje.

Hij was het weekend buiten de stad.

Een man stond nors naar haar te kijken. - Wilt u ook opbellen? Gaat uw gang maar.

Godverdomme, godverdomme.

De man schreeuwde in de hoorn. - We komen straks, hoor, mama heeft pom voor jullie gemaakt.

Godverdomme, godverdomme.

- Nee, Lilian komt niet mee. Ze voelt zich niet goed. Jezus, dat zien ze straks wel. Als Ruud nu maar thuis is. Ruud van de tegenpartij. Kan me schelen.

- Ruud?

- Ja, met wie?

- Ruud, met Joyce. Je moet me helpen.

- Ik moet je helpen? Om vier uur 's middags. Laten we een afspraak voor vanavond maken.

- No, Ruud, dit is geen grap, dit is sèrious. Ze hebben Wajono naar het politiebureau gebracht en niemand kan me helpen.

- Ik kan je toch helpen. Laat die halfgare Indiaan van je. Aan mij heb je meer.

- Ruud, asjeblieft. Doe serieus. Kom me halen, no.

- Ik kan nu niet weg.

- Bel jij dan het politiebureau op. Doe iets. Ik smeek het je.

- Wat moet ik dan zeggen?

- Jezus! Vraag of Wajono daar is. Of daar een Indiaan is. En als hij daar is, laten ze hem dan loslaten.

- Als ze hem loslaten, zie ik je vanavond niet.

[pagina 76]
[p. 76]

- Ruud!!!

- Oké, oké, het was maar een grapje. Kan ik je terugbellen?

 

Ruud belde haar terug om haar te vertellen dat hij niets kon doen.

- Die wachtcommandant is stupid en Otto is er niet.

- Heb je hem thuis gebeld?

- Natuurlijk, als ik iets doe, doe ik het goed.

- En?

- Hij is naar boiti, hij komt zondagavond pas terug.

- En verder? Weet je verder niets.

Ruud aarzelde. - Ze vertelden wel, dat ze een halvewilde Indiaan hadden opgesloten. Hij was gevaarlijk agressief.

- Maar dat kan niet, zei Joyce. Wajono is nooit agressief. Weet je zeker, dat het Wajono is?

- Ja, eigenlijk wel. Ze noemden jouw adres. Maar wie is die man eigenlijk? Misschien is het wel beter, dat ze hem opgesloten hebben.

Lul, dacht Joyce.

- Hij is de aardigste man, die ik ken, zei ze.

- En ik dan? Ik heb zoveel moeite voor je gedaan.

- Oké, oké, bedankt. Je bent ook aardig, maar anders. Bel je Otto zondagavond op, ik ken hem niet zo goed.

- Maar wat moet ik dan zeggen?

- Lieverd, zeg hem alleen dat ze hem vrij moeten laten. Noem mijn naam. Ik kom alles wel uitleggen. Het is echt in orde.

- Goed. Zoals je wilt. Je weet, dat ik van je hou.

- Ja, ik weet het, zei Joyce langzaam. Kan ik je morgenavond om negen uur terugbellen?

- Graag goedoe!

[pagina 77]
[p. 77]

Het was de ellendigste nacht, die ze sinds jaren gekend had. Ze wist niet of ze geslapen had of niet. Ze had de fles wijn opengetrokken en er een zure smaak in de mond van over gehouden.

Om zes uur 's morgens stond ze al onder de douche. Haar harnas was een lange broek met trui. Ze was in het gras gaan liggen, maar ze had zich gegeneerd voor de buren. Ze had tegen de manjaboom geschopt en een paar bloemen uitgerukt.

Ze had keiharde beat-muziek opgezet en tranen gevoeld. Om tien uur hield ze het niet meer uit.

Ze ging weer onder de douche en trok een jurk aan. Bij meneer Keller dronk ze mierzoete thee.

Hij maakte zich de hevigste verwijten. - We hadden de officiële instanties in kennis moeten stellen.

- Gelul, zei Joyce grof.

- Ik heb hem gezegd naar Anton terug te gaan.

- En hij is lekker niet gegaan.

- Maar nu zit hij in een cel.

Joyce voelde zich idioot, ze veegde haar tranen weg.

- Het is zo afschuwelijk rot. Waar bemoeien ze zich mee.

- Ach, het zal wel een vergissing zijn.

- Een vergissing, een ambtelijke dwaling en wat schiet je ermee op...?

- Je moet je niet zo overstuur maken, Joyce. Wil je nog een beetje thee?

Een paar kinderen kwamen nieuwsgierig in de deuropening staan. Vreemd bezoek op het erf.

Joyce produceerde een lach. - Oké, ik ben niet overstuur. Ik lach. Maar wat doet Wajono? Wat moet hij wel van ons denken? We hebben hem gewoon in de steek gelaten.

- Wacht nu maar eerst af wat Ruud vanavond bereikt.

[pagina 78]
[p. 78]

Ruud bereikte niets.

Otto wilde het wel uitzoeken, maar morgenochtend.

- Echt, het is het eerste dat ik doe. Man, ik heb de hele dag gezopen, ik ga een bad nemen en naar bed. Met die Indiaan gebeurt niets.

 

Wajono zei niet veel, toen hij maandagochtend met Joyce naar huis ging.

Joyce had vrij genomen.

Wajono moest zich om twaalf uur melden bij professor Odenkski. De volgende dag moest hij terugkomen op het politiebureau.

- Je kunt ook nu weggaan, zei Joyce.

- Nee, zei Wajono.

Ze zwegen.

Wajono zei plotseling: - Hoe lang sluiten ze mensen in zo'n hok op?

Joyce voelde een rilling over haar rug gaan.

 

Professor Odenkski wilde alles weten.

Joyce mocht niet mee naar binnen.

Na vijf minuten werd ze echter binnen geroepen.

- Wat spreekt hij, vroeg professor Odenkski onvriendelijk.

- Ik weet niet precies.

- Wat is hij?

- Ik weet niet precies.

- Hoe komt hij hier?

- Hij was bij mijn oom op het nieuwe project. Daarna is hij bij mij komen blijven.

Joyce had geen zin om mee te werken.

- Maar hoe kwam hij bij je oom?

- Hij is komen lopen.

- Waar vandaan?

[pagina 79]
[p. 79]

- Ik weet niet precies.

- Wat weet je wel?

- Wat moet ik weten? U wilde toch iets weten.

Wajono's gezicht was ondoorgrondelijker dan ooit.

- Ik wil inderdaad iets weten.

- Dan moet u met hem praten.

Professor Odenkski zei boos: - Hij zegt alleen maar, dat vertel ik liever niet.

Joyce voelde, dat ze onbeschoft was, maar ze kon niet anders. - Nou, dan zijn we klaar.

Wajono stond op. - Kunnen we weggaan, vroeg hij uiterst beleefd.

Professor Odenkski overwon zijn boosheid. - Natuurlijk kunt u weggaan. U kunt weggaan, wanneer u maar wilt. Maar ik hoop u morgen terug te zien, u moet toch ook op het politiebureau zijn, heb ik begrepen.

- Goedemiddag, zei Joyce.

- Goedemiddag professor, zei Wajono.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken