Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tien over rood (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tien over rood
Afbeelding van Tien over roodToon afbeelding van titelpagina van Tien over rood

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.45 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/pamflet-brochure
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tien over rood

(1966)–Hans van den Doel, Arie van der Hek, Reinier Krooshof, Han Lammers, Tom Pauka, Rob de Rooi, A. van der Zwan–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Uitdaging van Nieuw Links aan de PvdA


Vorige Volgende
[pagina 57]
[p. 57]

Zij nemen het niet

In de landen van Azië, Afrika en Latijns-Amerika (tweederde van de totale wereldbevolking) verdiende in 1965 ieder bewoner gemiddeld f. 568,- per jaar. Met deze constatering wordt de werkelijkheid zeer abstract weergegeven. Het genoemde bedrag is immers berekend door het nationale inkomen van de betrokken landen door het aantal inwoners te delen. De werkelijke verdiensten van b.v. een boer in India of van een arbeider in Nigeria's hoofdstad Lagos liggen daar ver onder. Maar zetten we de wijze van berekening toch even voort, dan blijkt dat wij in de geïndustrialiseerde, hoog ontwikkelde landen in 1965 gemiddeld f. 6800.- verdienden. Bovendien mag worden aangenomen dat we er elk jaar nog eens 240 gulden bij krijgen, terwijl het gemiddelde jaarloon van de mensen in de zg. ontwikkelingslanden met slechts acht gulden omhoog zal gaan. In werkelijkheid zullen velen hun inkomen zelfs zien verminderen.

Het opvoeren van de lichamelijke prestaties zal de situatie in de arme landen niet kunnen verbeteren. De alledaagse consumptiegoederen die wij kennen, worden er niet geproduceerd, zij zijn door de kosten van vervoer van elders te duur. Soms ook zijn ze in het geheel niet te krijgen. Maar zelfs de eerste, ‘primitieve’ levensbehoeften worden niet bevredigd. De voedselproduktie is in veel jonge landen de laatste jaren enorm afgenomen, terwijl de bevolking groeit.

Het spreekt vanzelf dat hierdoor droogte, overstromingen en andere natuurverschijnselen in de ontwikkelingslanden een veel grotere invloed hebben op het wel en wee van de bevolking dan in onze geïndu-

[pagina 58]
[p. 58]

strialiseerde wereld, waar men allerlei technieken ter beschikking heeft om de voedselproduktie te beheersen en op peil te houden.

De jonge landen hebben vooral na de Tweede Wereldoorlog hun onafhankelijkheid bevochten - met of zonder geweld. De vroegere overheersers lieten in de meeste gevallen een deplorabele situatie achter, en verschansten zich in hun welvaartsstaten om te gaan werken aan de versteviging van hun eigen economieën en aan de vergroting van hun macht.

De gehavende vroegere koloniale gebieden werden met een verhullende term ‘ontwikkelingsgebieden’ of ‘achtergebleven gebieden’ genoemd. Het zou eerlijker zijn geweest wanneer men van het begin af aan van ‘achtergelaten gebieden’ had gesproken. Die betiteling geeft nl. precies weer wat in feite is gebeurd.

In de achtergelaten gebieden nu hebben de geïndustrialiseerde landen in eerste aanleg niet meer dan wat oppervlakkige liefdadigheid bedreven. Tegelijkertijd werd met hen onderhandeld over wat aan de vroegere meesters nog allemaal voor de overgenomen koloniale boedel moest worden betaald. Het overleg over de zg. Indonesische schulden aan Nederland is hiervan een treffende en onthullende illustratie.

Onze tegenprestaties beperkten zich tot de symptomen van de noodtoestand die wij achterlieten. We introduceerden een betere medische verzorging, hielden inentingscampagnes e.d. die vanuit een oogpunt van een behoorlijke allesomvattende gezondheidspolitiek echter onvoldoende waren en tegelijkertijd de bevolking explosief deden groeien.

Wij brachten in de steden ons amusement, de zegeningen van het toerisme en een begin van industrialisatie. De grote trek naar de steden begon. Deze urbanisatie veroorzaakte echter voedselgebrek en werkloosheid in een omvang vaak, die de ellende van onze hongerwinter van 1944-45 verre overtrof. Om de eerste nood te lenigen, zonden wij voedseloverschotten. Maar de voedselproduktie in de achtergelaten gebieden daalde voortdurend. Een simpele misoogst brengt een catastrofe.

De sociale omstandigheden in de steden, het moderniseringsstreven van de nieuwe elite, het ontoereikende onderwijs, de achterlijkheid

[pagina 59]
[p. 59]

van het platteland, waar conservatieve, traditionele leiders het vaak voor het zeggen hebben, het ontbreken van goede wegen en transportmiddelen, dit alles heeft in de jonge landen tot grote sociale, economische en politieke onevenwichtigheid geleid.

Men kan hier spreken van een revolutie van internationale allure. En wel zeer precies in die zin, dat te verwachten is dat de landen van Azië, Afrika en Latijns-Amerika op den duur met geweld zullen trachten te krijgen wat langs vreedzame weg niet binnen het bereik kan worden gebracht: welvaart en zelfstandigheid.

Het Westen, met de Verenigde Staten voorop, zien uit eigenbelang wel in dat er iets moet worden gedaan als tegenwicht tegen wat ‘de communistische uitdaging’ heet.

Er zijn programma's voor hulpverlening en technische bijstand opgesteld, waarvan de eerste resultaten echter niet beantwoorden aan de verwachtingen. De hulp bleef beneden het vereiste minimum, de economische groei is onvoldoende en wordt in sommige gevallen geringer in plaats van dat hij toeneemt. De ontwikkelingslanden stelden als eis dat er in de internationale economische verhoudingen ingrijpende wijzigingen moesten worden aangebracht, maar de rijke landen reageerden aarzelend, zo niet afwijzend. Een VN-conferentie voor handel en ontwikkeling kwam tot stand. Er werden aanbevelingen gedaan op het gebied van handel, transport en geldverkeer, die of in het geheel niet, of onvoldoende werden opgevolgd.

Bepalen we ons even tot ons eigen land. In april 1963 aanvaardde de Tweede Kamer der Staten-Generaal een motie waarin zij als haar overtuiging uitsprak ‘dat met ingang van het komende begrotingsjaar de Nederlandse hulpverlening belangrijk uitgebreid dient te worden’. De hierdoor gewekte verwachtingen werden niet waar gemaakt. In 1964 werd zelfs het voor de ontwikkelingshulp uitgetrokken bedrag verlaagd. In 1963 ging het om 249 miljoen gulden (0,53 procent van het nationaal inkomen), het jaar daarop werd dit 225 miljoen. in 1965 steeg de bijdrage tot 265 miljoen, sindsdien gaan de getallen steeds met kleine schokjes omhoog. Maar bij lange na wordt niet tegemoetgekomen aan de uit de feiten af te lezen dwingende eis dat de ontwikkelings-

[pagina 60]
[p. 60]

hulp tenminste 1 procent van het nationaal inkomen behoort te bedragen. En helemaal ver af is men nog van de vervulling van het gerechtvaardigde verlangen om de bijdrage tot 2 procent te doen stijgen.

Daarentegen aanvaardde ons parlement wel een drastische belastingverlaging, waarmee een stijging van de welvaart in eigen huis werd beoogd, maar de kloof tussen ons en de arme landen, en daarmee de mens onwaardige onrechtvaardigheid, groter is geworden.

Wil men een ommekeer in deze ontwikkeling teweegbrengen, dan zullen de volgende activiteiten moeten worden ontplooid:

Uit solidariteit met de nieuwe staten zullen we hen moeten steunen om hun economieën te versterken, zodat hun zelfstandigheid ook de noodzakelijke materiële grondslag wordt gegeven.

Wij zullen al het onze moeten doen om de internationale economische verhoudingen te hervormen, opdat de nieuwe landen een gelijkwaardige plaats in de internationale samenleving verzekerd wordt.

Dit zal alleen kunnen als wij onze eigen economie hierop instellen. Dit betekent concreet dat de rijke landen ten behoeve van de achtergelaten gebieden aan armoede moeten wennen, een zelfgekozen armoede, die verkieslijker is dan onrechtvaardig vergaarde rijkdom.

Meer speciaal op de Nederlandse verhoudingen slaan de volgende eisen:

De functie van de minister, belast met de hulpverlening aan minder ontwikkelde landen, dient te worden gehandhaafd.

De Nederlandse ontwikkelingshulp van overheidswege moet worden verhoogd tot 2 procent van het nationaal inkomen in 1970,

Om dit reeds in het PvdA-rapport ‘Om de kwaliteit van het bestaan’ gestelde doel te bereiken (de aan de regering deelnemende socialisten schijnen het uit het oog te hebben verloren) is in de jaren 1968, 1969 en 1970 een verhoging met minstens 0,4 procent van het nationaal inkomen noodzakelijk. Aan deze jaarlijkse verhoging dient voorrang te worden verleend boven alle andere verlangens inzake verhoging van overheidsuitgaven.

Nederland zal een plan moeten indienen bij de Verenigde Naties betreffende de financiering van alle VN-activiteiten door middel van een

[pagina 61]
[p. 61]

wereldbelastingstelsel. Hulpverlening door de VN dient het verouderde stelsel van bilaterale hulpverlening te vervangen. Incidentele bilaterale bijstand dient natuurlijk niet geheel te worden uitgesloten.

Bij dit alles zal in het oog moeten worden gehouden dat er een harde, principiële strijd te leveren valt. Wie veel heeft, staat niet gaarne iets af. In dit opzicht kan de socialistische beweging leerzaam te rade gaan bij haar eigen geschiedenis. Zij heeft met machtsmiddelen, demonstraties, stakingen en langdurige beïnvloeding van de publieke opinie moeten bevechten dat de bezitters via de wet ertoe werden gedwongen om veren te laten ten bate van de armen en achtergestelden. Puur analoog geredeneerd zouden de ontwikkelingslanden zich eigenlijk moeten verenigen om een nieuwe wereldhandelspolitiek af te dwingen.

Maar dat zou voor henzelf een rampzalige botsing van belangen kunnen betekenen. Een realistische socialistische politiek zal echter rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de arme landen toch tot een groter solidariteit en dus agressiviteit tegen de rijke landen zullen komen. Wanneer men dit gegeven niet in zijn visie op de toekomst betrekt, kan het gebeuren dat ‘socialisten’ te zijner tijd als huurlingen van de welvaart en materiële vrijheid ‘waar ook ter wereld’ de revolutie, ‘het communisme’ gaan bestrijden. Het is een toekomstbeeld dat zich niet met woorden laat bezweren en dat alleen vernietigd kan worden als met daden een ander werkelijkheid wordt opgebouwd.

Een van die daden behoort te zijn gerichte, door socialisten bijeen te brengen financiële steun aan al die bewegingen in onderontwikkelde landen, die de maatschappij-ordening op socialistische basis willen vestigen. Tegelijkertijd moet men trachten te bewerkstelligen dat de bredere ontwikkelingshulp pas dan wordt verleend wanneer er een deugdelijke garantie is dat het geld niet wordt gebruikt om er legers en politiemachten mee te financieren, die de sociale revolutie eronder moeten houden. Eerst wanneer een socialistische maatschappij-ordening tot stand is gebracht, is er redelijke zekerheid dat het ondersteuningsgeld ook werkelijk ten behoeve van de armsten zal worden besteed.

Met een dergelijke eis stelt men zich uiteraard buiten de traditionale

[pagina 62]
[p. 62]

denktrant op het gebied van de ontwikkelingshulp. De gevestigde opvattingen en doctrines hebben echter tot nu toe niets opgeleverd dat met fatsoen kan worden getoetst aan de normen die socialisten aan de internationale samenleving van vandaag en morgen behoren aan te leggen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken