Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Refreinenbundel (1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van Refreinenbundel
Afbeelding van RefreinenbundelToon afbeelding van titelpagina van Refreinenbundel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.08 MB)

Scans (7.35 MB)

XML (0.94 MB)

tekstbestand






Editeur

C. Kruyskamp



Genre

poëzie

Subgenre

refreinen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Refreinenbundel

(1940)–Jan van Doesborch–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[XIV] Refreyn

 
ALso die vogelkens laten haren sanck
 
en so die dierkens tegen haren danck,
 
duer den winter stranck, bliuen in muten; Ga naar eindvs. 3
 
so gras, loof, cruyt neemt syn verganck
5[regelnummer]
Ga naar margenoot+ ende so ontdect sijn die boomkens lanck Ga naar eindvs. 5
 
duert crachtich bedwanc berooft van virtuten, Ga naar eindvs. 6
 
sghelijcx mijn inwendighe conduten Ga naar eindvs. 7/8
 
onsienlic van buten stoppen en sluten
 
en verliesen haer cracht.
10[regelnummer]
in mi en mach gheen blijdtschap spruten
 
duer herpen oft luten, quenen oft fluten Ga naar eindvs. 11
[pagina 36]
[p. 36]
 
van minners gheacht;
 
ontroost van lieue heeft dit toebracht,
 
dies ic verdwijne telcken termine. Ga naar eindvs. 14
15[regelnummer]
troost ben ic deruende dach ende nacht,
 
gheen pijne voor ongetroost te sijne.
 
 
 
Onghetroost te sijne, gheen meerder leet.
 
het verdrijft rueck, smake en appetijt,
 
het veriaecht iolijt, gheen meerder spijt,
20[regelnummer]
slapende, wakende, waer dat ghi sijt,
 
al gaende wordi dijns leuens quijt.
 
tis eenen strijt die niet en vergheet,
 
onghetroost te sijne, so elck wel weet;
 
gheen pijne so wreet, gheen herte so heet,
25[regelnummer]
gheen schichte so fel.
 
Florencius storter om bloet en sweet, Ga naar eindvs. 26
 
Ga naar margenoot+ Euax leet en smeet sijns sins onghereet, Ga naar eindvs. 27
 
Troylus also wel. Ga naar eindvs. 28
 
onghetroost te sine is een gequel
30[regelnummer]
bitter als brijne, als brocken van fenijne,
 
verdwinende tvleesch, been, bloet ende vel, Ga naar eindvs. 31
 
gheen pine voor ongetroost te sine.
 
 
 
Tis pijne in een swaer verstrangen sijn, Ga naar eindvs. 33
 
alleen ghesloten en gheuanghen sijn
35[regelnummer]
dies die wanghen sijn magher en cleene;
 
tis pijne in een eewich verlanghen sijn,
 
tis pine met onbekenden verhangen zijn
 
daer die gangen sijn van trouwe onreene; Ga naar eindvs. 38
 
tis pine te laten lant, huys en goet gemeene,
[pagina 37]
[p. 37]
40[regelnummer]
en gaen dolen alleene in groten wene
 
nv hier, nv daer;
 
tis pine te bedde te ligghen een iaer,
 
bleeck van aenschine en steruen ten fijne;
 
dit sijn al grote pinen, maer
 
gheen pine voor ongetroost te sijne.
 
 
 
Prince
 
Wacht v van vrouwen te minnen
 
sonder troost daeraf te ghewinnen,
 
gheen dinck so quaet.
 
Ga naar margenoot+ tis een oorspronc om te beghinnen
50[regelnummer]
reden noch verstant te bekinnen,
 
sonder confoort oft raet.
 
mer om een vrouwe daer ghi troost af ontfaet
 
en spaert gout, siluer, noch eedel daet,
 
maer siet dat ghi niet al ianckende gaet: Ga naar eindvs. 54
55[regelnummer]
gheen pijne voor ongetroost te sijne.

[twee houtsneden naast elkaar]

[tekstkritische noot]2. dierkens, S.: dieren.
4. S.: Alsoe tcruyt lof gras bloemen nemen verganc.
5. boomkens, S.: louerkens; HA.: bloemkens.
7. inwendighe, S.: wtwendighe.
10. blijdtschap, S.: vruecht; spruten: gespruten.
11. oft (2), S.: en.

eindvs. 3
in muten: weggekropen, stil; vgl. ABN, XXVI, d, 14.
margenoot+
[f. 26 v°]
eindvs. 5
ontdect: ontbladerd.
eindvs. 6
bedwanc: de ‘winterboei’.
eindvs. 7/8
conduten: kanalen; vgl. ABN. XXXIX, g, 9/10, waar precies dezelfde wending voorkomt: ‘mijn conduten Van groter droefheyt stoppen en sluten’, en b.v. nog Euang. v. d. spinr. E ijr °. - stoppen: intr., ophouden te vloeien.
eindvs. 11
quenen: doedelzakken (Kil.); vgl. Hand. d. Amour. V 4 v°, de eenige verder nog bekende plaats.
[tekstkritische noot]15. ben ic deruende, S.: deruende proef ic. - De tweede en derde strophe bij S. in omgekeerde volgorde.
17. Onghetr. te s., S.: Ontroost v. lieue.
18. S. na smake: lust.
19. spijt, S.: leet.
20. S.: Weder slapende enz.
21. gaende, S.: steruende; dijns: ws.
25. schichte, S.: siecte.
27. leet en smeet, S.: smeet en beet.
28. Troylus, S.: amidas; also: alsooc.
30. als brocken, S.: rueck van.
31. tvleesch, been, S.: beenen, vleijsch.
35. dies, S.: die ic.
36. ontbr. bij S.
37. met, S.: aen een.
39. te-huys, S.: vrienden laten.
eindvs. 14
verdwijne: verkwijn.
eindvs. 26
Florencius: wie dit is heb ik niet kunnen uitmaken; vermoedelijk wel dezelfde waarvan S. CLXXIV, 18 gezegd wordt: ‘Dat florentius van synen broeder schiet / tdeerde hem, mer meer van Mereanen’.
margenoot+
[f. 27 r°]
eindvs. 27
Euax: een der personen uit den Roman van Limborch (ook als volksboek bekend); hij was verliefd op koningin Sibille van Arragon en werd waanzinnig toen hij geen wederliefde vond.
eindvs. 28
Troylus: vgl. VII, 35.
eindvs. 31
verdwinende: (transit.!) verterende.
eindvs. 33
verstrangen: kommer, ellende.
eindvs. 38
gangen: manier van doen, handelwijze. - van trouwe onreene: contaminatie der gedachte: trouweloos eerloos, en dus onrein, gemeen.
[tekstkritische noot]Na 41 bij S.: Tis pyne al en vondmen anders gheene die gaet ten beene gelyck den steene om verdraghen swaer 42 Datmen te bedde leijt cranck seuen iaer.
43. en ontbr. bij S.
48. dinck, S.: euel.
50. S. voor reden: geen; bekinnen: kinnene.
51. confoort, S.: troosst.
52. vrouwe ontbr. bij S.
53. siluer, S.: noch s.
54. siet, S. wacht.
margenoot+
[f. 27 v°]
eindvs. 54
al ianckende: als een ‘Venusjanker’ (vgl. XII, 14).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken