Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Refreinenbundel (1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van Refreinenbundel
Afbeelding van RefreinenbundelToon afbeelding van titelpagina van Refreinenbundel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.08 MB)

Scans (7.35 MB)

XML (0.94 MB)

tekstbestand






Editeur

C. Kruyskamp



Genre

poëzie

Subgenre

refreinen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Refreinenbundel

(1940)–Jan van Doesborch–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[XXVI] Ballade

 
AL verkeerde tvoetsel van mijnder spijsen
 
in gallen en in dranck van ijse
 
en dbedde in doornen daer ic op slape,
 
al sagic elcken inden paradijse
5[regelnummer]
en mi tussen leeuwen vol van afgrijse
 
om te verschueren ghelijc den blauwen scape, Ga naar eindvs. 6
 
meer wonders ic in mi seluen rape
 
Ga naar margenoot+ dat si daer ic altoos na gape
 
mi dus begeeft.
10[regelnummer]
si mi behaecht in swerelts betrape Ga naar eindvs. 10
 
bouen alle dat leeft,
 
mijn herte dat beeft, mijnen lichaam sneeft
[pagina 62]
[p. 62]
 
als die de doot op die lippen heeft.
 
Ic smake te hant alle bitter vruchten,
15[regelnummer]
dus scriuic mits dat mi op die tonge cleeft,
 
die ghetrouwich mint moet dicwil suchten. Ga naar eindvs. 16
 
 
 
Als si mi trooswater int aensicht goot
 
ende haer ghelu haer so minlijc ontsloot
 
dat lanck tot bider eerden hinck,
20[regelnummer]
ghecammet onder een bonnetken root,
 
met beyden armen ic na haer schoot
 
als oft ic gheulogen had in shemels rinck.
 
als ic een cusken van haer ontfinck
 
sueter dan noyt geur van balseme ghinck
25[regelnummer]
so roock si present.
 
nv heb ic een eeuwich hantghewrinck
 
tot sleuens ent.
 
waer mijn torment in boecken geprent,
 
ten leeft gheen mensche die redene kent
30[regelnummer]
hi en soude medeliden int herte draghen.
 
Ga naar margenoot+ al heeft si haer sinnen van mi ghewent
 
die ghetrouwich mint moet dicwil clagen.
 
 
 
Ic verhiefse bouen der engelen weerde,
 
wist ic niet dat god den mensche op deerde
35[regelnummer]
schoonheyt gegheuen heeft bi natueren. Ga naar eindvs. 35
 
om haren danck en sijt begheerde, Ga naar eindvs. 36
 
so die verwesen is moet buygen ten sweerde,
 
soudic mi laten in stucken schueren.
 
vermaledijt sijn poorten en mueren
40[regelnummer]
die mijn lief dus houden binnen dueren,
 
grendelen en sloten,
 
en nijders tonghen tot allen hueren
 
vol archs ghegoten.
 
die fenijnighe schoten doen mi verdoten
[pagina 63]
[p. 63]
45[regelnummer]
mijn lief noch in haer bloysel ghesproten Ga naar eindvs. 44/45
 
bi clappen vileyne, dit doet mi sneuen.
 
dus comt my noch wten monde ghevloten:
 
die ghetrouwich mint moet dicwil beuen.
 
 
 
Wistic nv Iunoes nigromancie,
50[regelnummer]
Virgilius conste oft touerie Ga naar eindvs. 50
 
die de tanden der serpenten als mans verkeerde,
 
Ga naar margenoot+ had ic te baten der aluen faeyerie, Ga naar eindvs. 52
 
ic soude om mijns liefs melodie Ga naar eindvs. 53
 
eenen throon doen maken daer icse in eerde;
55[regelnummer]
waert dat haer gracie dan op mi meerde, Ga naar eindvs. 55
 
meer vruechden dan oyt Poete en leerde
 
soudic scriuen,
 
nv bliuic vol wanhopen als die verseerde
 
arme fugitijuen.
60[regelnummer]
moet ic dus bliuen, ten baet gheen kijuen,
 
al hangic als die niet en verworghe Ga naar eindvs. 61
 
noch seg ic, men machs mi niet ontdrijuen, Ga naar eindvs. 62
 
die getrouwich mint is dic in sorghe.
 
 
 
Pigmaleon op een steenen beelt verhit
65[regelnummer]
creech door sijn trouwe reyn onbesmit
 
int eynde troost van sinen miskieue.
 
haer ter eeren die in diepte der herten sit Ga naar eindvs. 67
 
soudic in een siden hemdeken wit
 
tornoyen teghen meer mans in grieue, Ga naar eindvs. 69
70[regelnummer]
al waert dan dat ic duysent wonden besieue, Ga naar eindvs. 70
 
vercreech ic den troost van mijnen lieue
 
ic waer ghenesen.
 
Ga naar margenoot+ maer nv ben ic gheplaent wt Venus brieue, Ga naar eindvs. 73
 
vervloect, verwesen
75[regelnummer]
ben ic mispresen, vol drucs gheresen,
 
so moet icse voor donghenadichste lesen
[pagina 64]
[p. 64]
 
die oyt op eerde was verscheenen.
 
al schiet ic mijn pijlen met slappen pesen, Ga naar eindvs. 78
 
die getrouwich mint moet dic met drucke wesen.
 
 
80[regelnummer]
Verdraecht pampier, tis een cleen sake,
 
quansuys oft ic teghen v sprake
 
suldi den gront mijnder herten weten.
 
nv dunct mi dat ic fraude smake,
 
voys, tonghe en wille roept nv wrake
85[regelnummer]
op haer daer ic nv ben af vergheten.
 
een ander is in haer herte gheseten,
 
ic heb al mijnen swaren arbeyt versleten
 
op een blaw belof, Ga naar eindvs. 88
 
ic bliue als Troylus opt reck ghesmeten Ga naar eindvs. 89
90[regelnummer]
int lijden grof,
 
daer en comt niet of mer als sant en stof
 
verteyrtse mijn vruecht in twijfels hof Ga naar eindvs. 92
 
si is stranger dan moorders met ghijsarmen, Ga naar eindvs. 93
 
dus seg ic en cander voor scieten geen schof, Ga naar eindvs. 94
95[regelnummer]
Ga naar margenoot+ die getrouwelic mint moet dicwil kermen.
 
 
 
Twy maecte god sulcken lichaem perfect
 
daer een gheueyst herte in is ghedect;
 
ic sout hem vraghen, waert dat ic mochte.
 
mi dunct dat bouen natuere strect
100[regelnummer]
dat si met mijnder ionsten gect
 
en daer ic so eerbaerlijc consent versochte.
 
beuontse doch eenich vileyn ghedochte
 
oft waert datic oneerbaerlic wrochte,
 
so mochte mi plagen Ga naar eindvs. 104
105[regelnummer]
wrake opt gelaet dat si voort brochte
 
om mijn behaghen. Ga naar eindvs. 105/106
[pagina 65]
[p. 65]
 
ic mach wel claghen en vloecken de dagen
 
dat mi die beenen mosten draghen
 
daer mijn oogen om haer schoonheyt loegen.
110[regelnummer]
mi tuycht den sin, ic en derfs niet vraghen,
 
die ghetrouwelic mint moet dicwil ploegen. Ga naar eindvs. 111
 
 
 
Wrake ouer haer schielose sinnen, Ga naar eindvs. 112
 
lof moet haer duechdelic persoon gewinnen,
 
wrake der onghetrouwe die si mi doet,
115[regelnummer]
lof diemen wel mach in eeren minnen,
 
wrake dat ander de vruecht bekinnen,
 
lof die ionst mijns herten bloet, Ga naar eindvs. 117
 
wrake dat ic so steruen moet,
 
Ga naar margenoot+ lof die schoonste die oyt ghinc ouer voet,
120[regelnummer]
wrake der tyrannicheyt,
 
lof daer mijn volmaecte hope op stoet,
 
wrake haerder viandicheyt,
 
lof wijse verstandicheyt,
 
wrake mijnder brandicheyt,
125[regelnummer]
lof die ic excusere voor schandicheyt,
 
wrake der bitterheyt die ic moet proeuen.
 
mer wat baet alle vayliandicheyt,
 
die getrouwelic mint moet dicwil droeuen.
 
 
 
Hoe mocht wt haren monde
130[regelnummer]
vloeyen so engheliken faconde Ga naar eindvs. 130
 
sonder meenen, om mijn abuseren.
 
al waert dat mi Venus in brieuen sonde
 
en ic selue die misdaet niet en bevonde, Ga naar eindvs. 132/133
 
ic souwer noch teghen appelleren.
135[regelnummer]
haer paruere droech ic in mijn cleren,
 
die colueren deedse mi quarteren, Ga naar eindvs. 136
 
niet om troost verleeninge,
 
maer om datse met mi soude boerderen
[pagina 66]
[p. 66]
 
vindic haer meeninghe.
140[regelnummer]
ic sie die. vercleeninge, wt rechter versteeninge Ga naar eindvs. 140
 
voetse haer herte in mijn weeninghe
 
Ga naar margenoot+ en laeft mi met amoreusen drancken.
 
mi en baet glose, parabel noch leeringhe,
 
die ghetrouwelic mint moet dicwil iancken.
 
 
 
Prince
145[regelnummer]
Die van desen dichte acteur is
 
heeft medeliden met hem die in sulcken labuer is,
 
want hi weet wel den smaeck van sulcke sope,
 
god danckende dat sinen tijt so na duer is.
 
want vrouwen beloften meest deel faueur is,
150[regelnummer]
een blase vol wints, een ydel hope.
 
ontlast v in tijts van sulcken nope
 
so ic ghedaen hebbe, dat wil ic pluchten. Ga naar eindvs. 152
 
na diuerse conclusie dat ic weer hope
 
die getrouwelic mint moet dicwil suchten.
[tekstkritische noot]3. in, v. D.: op, HA.: van.

eindvs. 6
den blauwen scape: het onnoozele schaap.
margenoot+
[f. 45 v°]
eindvs. 10
swerelts betrape: eig.: wat de wereld in haar macht heeft; hier omschrijving voor: de wereld.
[tekstkritische noot]23. als ic een cusken, HA.: door de woorden die ick.
44. verdoten, HA.: verdroten.
eindvs. 16
Vgl. met dezen stok dien van een refrein in BA., fol. Fij v°: ‘Wie hertelijck mint moet dicwils trueren’.
margenoot+
[f. 46 r°]
eindvs. 35
bi natueren: volgens den menschelijken aard, dus: vergankelijk, sterfelijk?
eindvs. 36
om haren danck: te harentwille.
[tekstkritische noot]49. nigromancie, HA.: imaginatie.
69. in, HA.: int.
76. iese, HA.: ick my.
eindvs. 44/45
De zin is wellicht: de giftige pijlen (van de ‘nijders’) maken mijn bloeiend lief razend (verdoten bij Kil.: delirare, desipere) door hun laaghartigen laster.
eindvs. 50
Hier worden de verhalen van Virgilius den toovenaar en van Jason door elkaar gehaald.
margenoot+
[f. 46 v°]
eindvs. 52
faeyerie: toovermacht.
eindvs. 53
melodie: heerlijkheid.
eindvs. 55
op mi: jegens mij.
eindvs. 61
Hoort wellicht bij dus uit vs. 60; er ontbreekt echter een vs. vóór of na 60.
eindvs. 62
mi ... ontdrijven: mij er van afbrengen.
eindvs. 67
vg. Vgl. met deze passage de volgende uit Hand. d. Amour. T 3 r°: ‘Ick zoude door de liefde, en syt begheerde, Waer ick te peerde met mynen sweerde In myn wit hemde eenen strijt doorhouwen, Ter eeren van alle schoone Vrouwen’.
eindvs. 69
in grieue: met smart.
eindvs. 70
besieue: kreeg, opliep.
margenoot+
[f. 47 r°]
eindvs. 73
gheplaent: uitgevlakt.
[tekstkritische noot]94. schof, HA.: schoft.
96. HA.: Tfy van sulcken lichaem perfekt.
98. sout hem, HA.: soude eens.
eindvs. 78
De zin is: ik bereik niets met al mijn moeite. Al heeft den klemtoon, of men leze ic schiet al.
eindvs. 88
blaw: ijdel.
eindvs. 89
reck: een martelwerktuig (Mnl. Wdb. VI, 1242).
eindvs. 92
verteyrtse: doet zij te niet. - twijfels: wanhoops.
eindvs. 93
ghijsarmen: tweesnijdende strijdbijlen.
eindvs. 94
schof: schuif; vgl. Mnl. Wdb. VII, 603: ergens een schof voor schuiven.
margenoot+
[f. 47 v°]
eindvs. 104
mochte: lees wellicht mochtse.
eindvs. 105/106
De zin is: wee over het (liefelijk) gelaat dat zij toonde om mij te behagen (of: waarin ik behagen schiep; vgl. vs. 109).
[tekstkritische noot]132. in ontbr. bij HA.
eindvs. 111
ploegen: den ploeg der minne trekken (vgl. LXXIX, 34).
eindvs. 112
schieloos: onnadenkend.
eindvs. 117
ionst: lees wellicht: ic ionne.
margenoot+
[f. 48 r°]
eindvs. 130
faconde: welsprekendheid, en vandaar: schoone woorden.
eindvs. 132/133
De bedoeling hiervan is mij niet duidelijk.
eindvs. 136
quarteren: een geslachtswapen met een ander in één wapenschild vereenigen (Mnl. Wdb. VI, 856). Na quarteren leze men een punt, geen komma.
eindvs. 140
vercleeninghe: geringschatting; vgl. X, 22.
margenoot+
[f. 48 v°]
eindvs. 152
ic (2): lees wsch. ooc. - pluchten: plegen, bedrijven; vgl. VIII, 14.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken