Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Refreinenbundel (1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van Refreinenbundel
Afbeelding van RefreinenbundelToon afbeelding van titelpagina van Refreinenbundel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.08 MB)

Scans (7.35 MB)

XML (0.94 MB)

tekstbestand






Editeur

C. Kruyskamp



Genre

poëzie

Subgenre

refreinen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Refreinenbundel

(1940)–Jan van Doesborch–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[LXXXIII]

Al sidi ghebeten ghi sen sijt niet gheten

Refreyn

 
O Amoreus vrouken, als ic v aenscouwe
 
Traenkens van compassien bin ick v schinckende;
 
Och v hert mocht bersten mits groten rouwe,
 
Waerdi v selfs sondich leuen bedinckende.
5[regelnummer]
Voor god ende de werelt wordi stinckende,
 
Ga naar margenoot+ Verdoemt al lachende ter hellen sinckende;
 
V seluen, v vrienden, v magen bescaemdi,
 
Swart sidi van geeste al is dlichaem blinkende,
 
Meer gallen dan honichs in liefden drinckende,
10[regelnummer]
V seluen die maecht hiet een licht vrouken naemdi, Ga naar eindvs. 10
 
Alle vrouwen met uwer oneeren befaemdi. Ga naar eindvs. 11
 
Nochtan is ws raets, na dwoort der propheten,
 
Gods ontfermherticheyt ontfinc v, quaemdi;
 
Dies seg ic v tot trooste als ander poeten:
15[regelnummer]
Al sijdi ghebeten, ghi en sijt niet gheten.
[pagina 155]
[p. 155]
 
Al sijdi in Asmodeus clauwen gheraect,
 
Al sijdi sviants net om sielen te vane,
 
Al sidi als Dijna van Sichem geschent ontscaect, Ga naar eindvs. 18
 
Al ligdi nv schandelic die plach te stane,
20[regelnummer]
Al hebdi Thamars cleet van oneeren ane, Ga naar eindvs. 20:
 
Al bestadi als Raab gasten tontfane, Ga naar eindvs. 21
 
Al sidi als Putiphars wijf op Ioseph verblint,
 
Al sidi bedrogen bi Ionadaps vermane, Ga naar eindvs. 23
 
Al sidi cloec als Iudith int heer te gane,
25[regelnummer]
Al sidi als Bersabea van Dauid bemint,
 
Al heeft Amon leyder de schone Tamar bekint:
 
Die docsuyn ws vals is, quaest is zijn vermeten. Ga naar eindvs. 27
 
Ga naar margenoot+ Maect dat ghi met magdalena Ihesus noch vint,
 
Siet noch toe, v scande blijft onuerweten:
30[regelnummer]
Al sijdi ghebeten, ghi en sijt niet gheten.
 
 
 
Spiegelt v aen Pelagiam, peysende Ga naar eindvs. 31
 
Daer si gechiert quam als een godinne
 
Dat Veronus die bisschop hem wert vereysende
 
Als hise ghemoete verscrict van sinne
35[regelnummer]
En riep: wee, mi seluen ic onweerdich kinne,
 
Want ic sulcken minne tot mijnen gewinne
 
Noyt tot god als tot deser werelt droech. Ga naar eindvs. 37
 
Merct al was Thais woest ende wilt van beginnen Ga naar eindvs. 38
 
En toende ooc haer eerloos quay liefde inne
40[regelnummer]
So datmen nacht en dach om hair vacht en sloech;
 
Merct Marien van egipten tis al genoech, Ga naar eindvs. 41
 
Merct Magdalenam ten voeten gods geseten;
[pagina 156]
[p. 156]
 
Dooldi als si, bekeert v als si, tis noch vroech.
 
Thebben dusent sulker hem salich ghecreten:
45[regelnummer]
Al sidi ghebeten, ghi en sijt niet gheten.
 
 
 
Peyst ewich lijen comt na cort verblijen,
 
Peyst de doot doet alle amoruesheyt laten,
 
Peyst v liefs die v beminnen en vrijen
 
Sullen de scoonheyt ws lichaems haten,
50[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Peyst dat ghi tvoetvutsel sijt vander straten, Ga naar eindvs. 50
 
Peyst ioncheyt en sal v int oordel niet baten,
 
Peyst int getal der sonders sidi vanden meesten,
 
Peyst dat alle liefde smelt buten caritaten,
 
Peyst dat sotte maechdekens mit ydele vaten
55[regelnummer]
Gesloten worden wt der bruloft feesten,
 
Peyst Venus ende alle amoreuse gheesten
 
Worden int oordeel verdoemt, int vier gesmeten;
 
Keert omme roepic, noch leeft niet als beesten
 
Want al hebdi leyder v scaemtschoen versleten: Ga naar eindvs. 59
60[regelnummer]
Al sijdi ghebeten, ghi en sijt niet gheten.
 
 
 
Prince
 
Princesse waerdi, nv sidi cameriere,
 
Een schoon maecht, nv sidi vanden beroocten santen, Ga naar eindvs. 62
 
Met meyen gesopt; met netelen met vliere
 
Machmen v huys wel besteken tallen canten; Ga naar eindvs. 63-64
65[regelnummer]
Een gebroken potken, een vander vaganten, Ga naar eindvs. 65
 
Een versloonst roosken der verdroochder planten; Ga naar eindvs. 66
[pagina 157]
[p. 157]
 
Tcroonken der maechdekens hebdi verloren nv,
 
Eerloos goeyloos moechdi gaen truwanten Ga naar eindvs. 68
 
In dootsonden hertbaerder dan diamanten.
70[regelnummer]
Wanhoopti, ghi moet in sonden versmoren nv.
 
Ga naar margenoot+ Den vogel is af, troeyken is te voren nv; Ga naar eindvs. 71
 
Leefden v ouders, thert waer hem ontspleten.
 
Och bidt genade ende ontuliet gods toren nv,
 
Noch muechdi boete der sacramenten eeten;
75[regelnummer]
Bi weldoen wert alle misdaet ghequeten:
 
Al sijdi ghebeten, ghi en sijt niet gheten.

[houtsnede]

[tekstkritische noot]Opschr. (en stokregels) gheten, S.: ghegeten.
1. O, S.: Och.
2. och ontbr. bij S.
5. Voor - wordi, S.: Wel ruijkende bloymken ghy wert vast.
8. sidi van geeste, S.: is v siele; dlich.: v lich.
11. vrouwen, S.: vroukens; befaemdi: bescaemdj.
12. raets, S.: raet.
14. S.: neemt toch tuwerts dese mate vol troosts gemeten.
margenoot+
[f. 117 v°]
eindvs. 10
die maecht hiet: die eens maagd genoemd werd.
eindvs. 11
befaemdi: maakt gij te schande.
[tekstkritische noot]18. geschent ontbr. bij S.
19. schandelic die plach, S.: vrouken ghy pleecht.
22. Putiph. wijf, S.: Putifer.
23. Ionadaps, S.: schoonen;HA.: Jonadas.
25. bemint, S.: bekint.
27. docsuyn, S.: or swyn; is (1) ontbr.; HA.: Al zijdy quaedt ende vals in u vermeten.
28. Ihesus (er staat: Ihūz) ontbr. bij S.
29. Siet, S.: siedj.
33. Veronus, S.: Neronus.
34. verscr. v.s., S.: verscricte van binnen.
35. ontbr. bij S.
37. tot deser, S.: dees totter.
38. merct, S.: Denct; beginnen: sinne.
39. haer ontbr. bij S.
eindvs. 18
Dijna van Sichem: zie Genesis 34 : 2.
eindvs. 20:
vgl. vs. 26.
eindvs. 21
Raab: Rachab; zie Jozua 6 : 17, 23. Vgl. v. Dis 269, vs. 244 A.
eindvs. 23
Ionadap: zie 2 Sam. 13 : 3-5.
eindvs. 27
docsuyn: de oorzaak. - is: druk 1548: in.
margenoot+
[f. 118 r°]
eindvs. 31
Pelagia: wsch. de H. Pelagia van Antiochië, bekeerd door zekeren bisschop Nonnus.
eindvs. 37
tot deser: lees wsch. met S. dees totter.
eindvs. 38
vg. Deze zin loopt niet af.
eindvs. 41
Maria van egipten: heilige, † 12 April 421. ‘Zij gold als een voorbeeld van heiligheid na een zondig leven’ (Kath. Encycl. XVII, 214).
[tekstkritische noot]43. S.: volcht Magdalenen ten voeten goods gheseten.
44. S.: Dees hebben hen noch salich tsamen gherete.
46. S. na Pey(n)st: doch.
48. v(2), S.: v nu.
49. de, S.: dan die. Van 49 tot 56 is de volgorde bij S. anders.
50. Peyst - sijt, S.: Kee wordi een meshoop nu; tvoetv. (HA.): v. D. tvoetfulsel.
51. S.: Een voetsel voer heren ende ondersaten.
52. int - sidi, S.: vrouken oude sonders.
53. dat ontbr. bij S.
54. sotte, S.: die dwase.
57. worden - verdoemt, S.: wordi van god int ordel.
59. want ontbr. bij S.: leyder: lacen.
61. S.: Ghy waert een cameriere.
63. gesopt, S.: behanghen.
65. ontbr. bij S.
66. versl. roosken, S.: verflout bloimken; der verdr.: ende verdroocht.
margenoot+
[f. 118 v°]
eindvs. 50
tvoetvutsel: voetveeg; vgl. V anden x. Esels 11: ‘Die man ... en salse (zijn vrouw) niet verachten als ziin voetfutsele.’
eindvs. 59
scaemtschoen: zie nog S. CLXII, 23; Mnl. Wdb. VII, 227.
eindvs. 62
beroocten santen: eig. door het vele bewierooken aangeslagen en onfrisch geworden heiligenbeelden; vgl. ABN. LII, e, 4 volg.: ‘Hier om acht ic u als de beroockte santen, Die men set besijden aen de canten, Achter den altaer’; zie ook XXXVIII, d, 13.
eindvs. 63-64
met netelen enz.: groene takken en brandnetels zijn de attributen van de Pinksterbruid (Schrijnen, Volksk. I, 194; 197; V. D. Ven, Neerl. Volkslev. 221); hier blijkbaar teekenen van oneerbaarheid.
eindvs. 65
vaganten: deze plaats is merkwaardig zoowel om haar ouderdom, als om de bet. die het woord hier heeft. Het Mnl. Wdb. vermeldt het niet, het komt dus in het Mnl. blijkbaar niet voor. In het Duitsch is de oudste bewijsplaats van 1556 (Dt. Wtb.; Weigand-Hirt) en beteekent het: zwervend persoon in het algemeen; pas sedert de 17de e. ‘fahrender schüler’. Hier is de bet. Blijkbaar: zwervende lichte vrouw, een van de ‘gilde’.
eindvs. 66
versloonst: verlept.
[tekstkritische noot]68/69. S.: Ghebroken potkens syn nu v dyamenten.
70. wanhoopti - sonden, S.: storfdi dus ghy soudt.
71. Den vogel, S.: Die papegaij; troeyken: die roy.
72. hem ontspl., S.: haer ghespleten.
73. ontuliet, S.: ontsiet.
74. ontbr. bij S.
eindvs. 68
trawanten: landloopen, bedelen.
margenoot+
[f. 118 r°]
eindvs. 71
De zin is wsch.: de vreugde is voorbij, nu komt de straf. Den vogel is af (zie ook de var.): vgl. voor de beeldspraak Spieg. d. Minn. vs. 794 vg.: Kath. Mint hy mijn oneere? ...Vree. Hy soude gaerne u papegaeyken of schieten’. - troeyken is te voren: wellicht is de geeselroede bedoeld.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken