Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dagen van honger en ellende (1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dagen van honger en ellende
Afbeelding van Dagen van honger en ellendeToon afbeelding van titelpagina van Dagen van honger en ellende

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (5.04 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Vertaler

Anna van Gogh-Kaulbach



Genre

proza

Subgenre

roman
vertaling: Frans / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dagen van honger en ellende

(1915)–Neel Doff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 88]
[p. 88]

Het rooie dorp

Vader had in dronkenschap, samen met een palfrenier, voor enkele dubbeltjes een oud, ongebruikt harnas verkocht; om zich zelf vrij te pleiten, had de palfrenier zich gehaast, het aan den patroon over te brengen; deze had vader eenvoudig doen arresteeren. Onze ontsteltenis en opgewondenheid waren verschrikkelijk. Wij wilden te weten komen, waar vader gearresteerd was en waar ze hem heen hadden gebracht, maar we dachten geen oogenblik aan de gevangenis.

Dus lieten moeder en ik het huishouden en al de kleintjes in den steek en begonnen de politiebureaux van Amsterdam af te loopen. Het was een ellendige tocht. In het laatste bureau, waar wij uitgeput aankwamen, zaten de agenten om de kachel; in haar ontroering sprak moeder hen aan met ‘diender’, wat haar van één van hen een snauw bezorgde. Een ander kalmeerde hem, door op mij te wijzen.

‘Zoo noemen de kinderen ons immers.’

Toen vertelde hij ons, dat vader naar 't Rooie dorp was gebracht; zoo noemde men de gevangenis in Amsterdam.

Wij kwamen snikkend thuis; toen Mina van haar werk kwam, begon het gesnik opnieuw en heel de nacht ging voorbij in gejammer.

De volgende morgen was een zondag; ik was overspannen door een slapeloozen nacht, waarin ik had

[pagina 89]
[p. 89]

liggen tobben en voer woedend uit tegen vader.

‘Ten slotte is het alleen om te drinken, dat hij ons die schande aandoet. We durven niet meer buiten komen. Ik gooi de eerste de beste, die er mij op aan durft te zien, in de gracht. Als hij nog maar gestolen had om ons te eten te geven! maar nee, 't was om jenever te krijgen. Ik huil niet meer; 't is net goed zoo.’

‘Stil Keetje, Dirk heeft den heelen nacht liggen woelen, laat hij je niet hooren, want hij slaat er op, als je hem op dat punt plaagt; maak hem niet wakker!’

‘Ik slaap niet,’ riep Dirk en begon te schreien.

Mina vond, dat we het niet zoo zwaar op moesten nemen; ten sotte hadden wij geen kwaad gedaan.

Wij bleven dien ochtend allen binnen de vier muren. 's Middags waagde de één na den ander zich buiten, 't Was prachtig weer. Ik liep voorzichtig het slop uit, en sloop langs de huizen, of ik haast had. Aan 't eind van de gracht kwam ik mijn beste vriendin tegen, ook alleen. Ik wou eerst wegkruipen, maar haar broer zat ook op 't Rooie Dorp; hij was matroos en toen zijn vader hem geen geld had willen geven, had hij zijn uniform verkocht. Wij werden dus als 't ware naar elkaar toe gedreven.

‘Rika,’ zei ik, ‘laten wij op de Schansen gaan wandelen.’

De Schansen waren bolwerken buiten de stad, die naar 't Rooie Dorp leidden. Als bij toeval kwamen wij dáárbij te land; wij liepen om het Rooie Dorp heen en keken onderzoekend naar al de ramen, telkens stilstaande en hardop pratend, in de hoop door de onzen gehoord te worden. Maar neen! niets

[pagina 90]
[p. 90]

bewoog. Toen ontmoetten onze oogen elkaar en we vielen schreiend in elkaars armen, we riepen hartstochtelijk aan onze gevangenen:

‘Vader! Vader!’

‘Frits! Frits!’

Onze kreten doofden in snikken.

Wij vonden verontschuldigingen: vader was dronken en wist niet wat hij deed en Rika's broer was zoo jong!

Na eenigen tijd werd vader vrij gelaten; zijn dronkemansdiefstal werd te onbeteekenend geacht om een vervolging te rechtvaardigen; maar het kwaad was geschied en hij vond bij geen enkelen stalhouder in de stad meer werk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken