Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dagen van honger en ellende (1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dagen van honger en ellende
Afbeelding van Dagen van honger en ellendeToon afbeelding van titelpagina van Dagen van honger en ellende

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (5.04 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Vertaler

Anna van Gogh-Kaulbach



Genre

proza

Subgenre

roman
vertaling: Frans / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dagen van honger en ellende

(1915)–Neel Doff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 138]
[p. 138]

Honger-symphonie

We waren allemaal misselijk van den honger. Ik was niet uitgegaan, omdat ik niet wist, naar welken kant mij te wenden. Vader was op, verslapt; wij zagen hem bijna niet meer; hij zwierf rechts en links rond, buiten staat tot eenig ernstig werk.

Hein en Naatje spraken over 't kunstje, om aan één klein boterhammetje genoeg te hebben. Naatje vond, dat je 't in de rondte af moest knabbelen; 't laatste stukje, zoo groot als een cent, moest je in je mond houden en 't daar laten smelten.

‘Nee,’ antwoordde Hein, ‘zoo moet je niet doen. Langzaam eten maakt je honger erger; als ik genoeg wil hebben aan één sneê brood, slik ik de stukken in, haast zonder kauwen; dan krijg je later wel hoofdpijn, maar je honger is minder.’

Dirk kwam als een wervelwind binnen stuiven; hij liet de deur wijd open staan en begon dadelijk in de kasten, de laden, de kachel, tot onder de meubels toe naar iets eetbaars te zoeken. Zijn gezicht had een uitdrukking van waanzin. Toen hij niets vond, ging hij weer weg, zonder een woord te zeggen.

Moeder was uitgegaan; ze dacht, dat haar hoofdpijn beter zou worden, als ze voor de keukenramen de lucht van 't eten, dat er werd klaargemaakt, op ging snuiven; maar ze kwam nog zieker thuis en met nijpender honger.

‘Wat zouden de rijken toch eigenlijk eten? De lucht

[pagina 139]
[p. 139]

alleen zou een doode opwekken, maar als je maag leeg is, sterf je van verlangen er naar. Wat moeten we doen? Wat moeten we doen?’

Daar ik duizelig was en mijn slapen hamerden, ging ik naar het raam om 't open te zetten; vóór 't winkelraam van den slager aan den overkant zag ik Kees staan, hij likte de ruit op de plaats, waar aan den binnenkant de hammen en ossetongen waren uitgestald. Als door een horzel gestoken, sprong ik op.

‘Moeder! Moeder!’ riep ik, ‘ga dadelijk mijn boeken verkoopen en laat Kees boven komen, of ik sla hem dood!’

Dol op lezen en wanhopig, dat ik geen Fransch kende en geen Hollandsche boeken kon krijgen, had ik hier en daar wat Vlaamsche boeken opgeduikeld. Er waren er bij, die ik, bij gebrek aan anderen, tien of twaalf maal gelezen had, zooals ‘Het ijzeren graf’ van Hendrik Conscience.

Zóó had ik een kleine bibliotheek bij elkaar gescharreld, die ik telkens weer verslond. Al meer dan eens had ik met woede den verkoop verboden; maar dien dag pakte ik al mijn oude boeken in een mand en stuurde moeder er mee uit, om ze te gaan verkoopen in de Galerie Bostier.

Net als vroeger met mijn communiejurk, dacht ik, dat wij een flinken prijs zouden krijgen voor die oude boeken, die mij alles waren.

Terwijl moeder uit was om ze te verkwanselen, kwam de huurster van het huis, van wie wij onze kamer in onderhuur hadden, buiten adem boven.

‘Juffrouw, zeg aan uw moeder, dat ik haar nog een poos crediet geef. Ik weet, dat u al dagen lang zonder eten zit. En toen ik uw kleine Klaasje een boterham

[pagina 140]
[p. 140]

wou geven, nam hij hem niet aan. ‘Dank u wel, juffrouw, ik heb pas gegeten’ zei hij. Ik weet, dat 't niet waar is en hij is nog zoo klein!’

Klaasje was acht jaar. Ik schokte op in ontroering.

Dus enkelen van ons waren nog niet overwonnen!

Moeder kwam spoedig terug. Met groote moeite had zij één franc en 75 centimes voor al mijn boeken gekregen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken