Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dagen van honger en ellende (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dagen van honger en ellende
Afbeelding van Dagen van honger en ellendeToon afbeelding van titelpagina van Dagen van honger en ellende

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.67 MB)

Scans (10.91 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Vertaler

Wim Zaal



Genre

proza

Subgenre

roman
vertaling: Frans / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dagen van honger en ellende

(1970)–Neel Doff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Ik loop uit mijn dienstje weg

Zodra ik het slop binnenkwam, hoorde ik de zuivere stemmen van ons gezin, dat in koor psalmen zong. Meteen kwam er een gevoel van welbehagen over mij; ik begon te hollen en stoof de kamer binnen. De stemmen gilden even op en verstomden toen.

‘Wat, ben jij daar?’

‘Ja.’

‘Ben je uit je dienst je weg?’

‘Ja.’

‘Keetje!’ brabbelde een van mijn kleine broertjes en stak zijn knuistjes naar mij uit.

Ik nam hem op de arm.

‘Klaasje, Klaasje, ik ben terug!’

‘En ik dacht dat je zo goed te eten kreeg in je dienstje,’ zei vader. ‘Wanneer je goed te eten krijgt, moet je veel kunnen verdragen. Wij zaten te zingen om de honger te vergeten en je ziet, de lamp hangt scheef, de olie is zo goed als op.’

‘Ik wist het, ik wist het allemaal en toch ben ik teruggekomen. De eerste dagen was ik zo uitgehongerd dat ik de borden aflikte, ik kon niet genoeg krijgen. Maar een bedelaarster ben ik óók niet, en ik vertik het om hun restjes te eten. Ik heb gezien dat ze aardappels van hun bord weer teruglegden op de schaal, en ze gaven ons

[pagina 95]
[p. 95]

boterhammen waar ze eerst al in gehapt hadden. Nou, als ik werk, wil ik niet zo behandeld worden. Ik begrijp best dat ze geen peperkoek geven, of stukken van hun vette leverworst of allerlei andere lekkertjes die ze voor je neus op zitten te eten zonder dat je iets afkrijgt. Goed. Maar ik wil niet dat mijn boterhammen eerst op hun bord hebben geslingerd.’

‘Je bent vergeten wat voor honger je hier hebt geleden.’

‘O nee, vader, maar als je werkt is 't wat anders dan als je van de liefdadigheid trekt.’

‘Je bent ondankbaar, meisje, je hebt het brood van je meesters gegeten en je was niet tevreden.’

‘Helemaal niet, ik at het brood van mijn werk, en niet het hunne. Het is net als de werkvrouw, die stond te huilen omdat ze voor anderen moest werken. Ik zeg tegen haar: werk jij voor anderen? Ik niet, ik werk om mijn kost te verdienen. Dacht je dat ik voor die uitzuigster een emmer zou verzetten als ze mij niet betaalde? Vergeet dat maar! Ik werk dus voor mijn eigen broodje; hoe beter ik werk, hoe beter ik behandeld moet worden, en ik werk zo goed als ik kan. Ik had mijn mevrouw al gewaarschuwd en toen ze ons vanavond toch weer aardappels voorzette waar mee geknoeid was, ben ik weg gegaan zonder te willen eten.’

‘Nou best, dan kun je nou naar bed gaan zonder eten, en ook weer zonder eten opstaan. Niet te geloven! Je eten hebben en dan nog niet tevreden zijn!’

‘God vader, ik ga toch niet de pannen van dat ellendige oude mens uitschrapen en dan nog dankjewel zeggen? Ik werk, zij betaalt. Daarmee zijn we kiet, maar ik wil niet betaald worden met de afvalrestjes.’

[pagina 96]
[p. 96]

‘Jaja, het is de nieuwe generatie die zo spreekt, wíj zouden het niet in ons hoofd halen.’

Ik haalde de schouders op en ging zitten. Ik nam de kleine jongen op schoot en de kat sprong op mijn schouders en bleef daar liggen. Het kleintje viel in slaap. Na een half uur steeg het bloed mij naar de slapen door het inademen van de verpeste lucht van onze kamer, maar toch beefde ik van geluk, dat ik bij de mijnen was.

Ik was ouder geworden en nu volledig aan mijn ouders ontgroeid. Ik had weinig onderwijs gehad, maar van mijn zevende jaar af, toen ik had leren lezen, verslond ik gretig ieder boek dat mij in handen kwam. In 1870 las ik op weg naar school van begin tot eind de oorlogsbulletins, die voor de winkelruiten hingen, en al die verhalen over bloedbaden namen mijn geest zo in beslag dat ik mijn aandacht niet meer bij de les kon houden. Ik heb de hele zaak Tropmann gevolgd in de kranten die schots en scheef op de reclame-schuttingen van Amsterdam waren geplakt, en zo heb ik ook hele vervolgverhalen gelezen.

Maar mijn gevoeligheid voor indrukken was vooral gerijpt door de misère, die ons dwong slim te zijn om kredieten los te peuteren, die ons achtervolgde in de wanhoop om de wekelijkse huur bij elkaar te krijgen, en in de schande wanneer schuldeisers ons uitscholden tot de buren ernaar kwamen kijken. De ene smaad na de andere had zich in mijn geheugen geprent, zoals die van de woekeraarster die het geld had gehouden, meer dan een heel weekloon, uitgespaard op het eten en de kleding van onszelf.

Dat alles had mijn karakter op een vreemde manier doen vergroeien. Ik had een grote natuurlijke kuisheid in

[pagina 97]
[p. 97]

mij en ik bezat een gevoeligheid en een levensinzicht die ver boven mijn jaren uitgingen. Ik was voor alle werk te vinden, maar onhandelbaar als ik te maken had met iets wat mij onrecht leek. Ik was meegaand en koppig tegelijk, wat door mijn vlucht van vanavond bevestigd werd.

De lamp ging steeds lager branden. Wij gingen naar bed: mijn ouders in de enige bedstee, de negen kinderen op strozakken op de vloer. Toen ik mij daarop uitstrekte, voelde ik een lichte duizeling, zoals altijd wanneer ik op de grond ga liggen. Ik drukte Klaasjes kleine billetjes in mijn schoot en sliep zielsgelukkig in, nu ik dat kleine, geliefde kereltje tegen mij aan voelde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken