Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De jonge Hollander en andere tafereelen voor de jeugd (1834)

Informatie terzijde

Titelpagina van De jonge Hollander en andere tafereelen voor de jeugd
Afbeelding van De jonge Hollander en andere tafereelen voor de jeugdToon afbeelding van titelpagina van De jonge Hollander en andere tafereelen voor de jeugd

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.41 MB)

ebook (3.75 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De jonge Hollander en andere tafereelen voor de jeugd

(1834)–Catharina Maria Dóll Egges–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

De jonge Hollander.

Lieve jonge lezers! daar ook gij alles wat het Vaderland betreft, met belangstelling leest, zult gij met genoegen u bij het volgende bepalen.

cornelis vrijburg, een tienjarige knaap, vraagde aan zijnen vader, ‘lieve vader, wat is eigenlijk een waar Hollander?’

De Vader. Dat zal ik u zeggen, cornelis. Een waar Hollander is boven alles openhartig, opregt, hij eert de Godsdienst in elk tijdvak van zijn leven, hij bemint zijne ouders hartelijk, en is vol liefde voor zijn Vaderland; hij is geen drinker noch speler, hij vloekt nooit, haat alle ligtzinnigheid, spreekt altoos de waarheid en haat de leugen; hij is eerlijk en vlijtig in zijn beroep, maar als zijn Vaderland wordt aangevallen, dan vliegt hij ten strijde. Een waar Hollander vleit nooit zijne meerderen of rijke lieden: hij is kalm in tegen- niet trotsch in voorspoed, dankbaar en bestendig in de vriendschap. Heeft hij iemand beleedigd, hij bekent schuld en is niet haatdra-

[pagina 2]
[p. 2]

gend: bedriegelijk kan een waar Hollander niet zijn; wordt er over zijn Vaderland op eene vernederende wijs gesproken terstond is hij er bij, om deszelfs eer te wreken, met die ongeveinsdheid onzen landaard eigen: hij herinnert, die hem tegenspreekt de daden en het karakter der voortreffelijken, die zich uit zucht voor ons en hun Vaderland onsterfelijk maakten, zoo wel door hun bloed en leven op te offeren als door hunne wijsheid en volharding aan het roer van staat. Naar mate dat ons land niet uitgestrekt is, kan geen volk zich op zoo vele edele en beroemde mannen verheffen, als wij. Dus, cornelis, gij kunt u verheugen, ja er trotsch op wezen, dat gij in Holland geboren en opgevoed werd.

Cornelis. Hoe gaarne zoude ik die deugden bezitten, die gij mij daar opnoemdet! Lieve Vader! als ik mij gedraag zoo als het geen Hollander past, o! bestraf mij dan! en ik zal mij terstond verbeteren.

De Vader. Brave jongen, uw voornemen toont, dat gij een goed hart bezit, maar als gij daar soms een klein genoegen door moet opofferen, zult gij daarover dan niet wrevelig worden?

Cornelis. Dan ware ik niet waardig dat gij mij de deugden en daden onzer voorouders hadt leeren kennen en eerbiedigen. Bij het einde van elken dag zal ik mij herinneren, of ik ook iets

[pagina 3]
[p. 3]

gedaan of gezegd heb, dat strijdig is met het karakter van een waar Hollander.

De Vader. Uw voornemen is verstandig, doch van een' tienjarigen knaap kan men die bestendigheid en standvastigheid niet verwachten.

Cornelis koos in volgende jaren de studie in de regten, leerde vlijtig op de Latijnsche school, zijn gedrag was geregeld en hij dacht dagelijks aan de vermaningen zijns vaders. Zijn openhartig en gul voorkomen verwierven hem vrienden en hij werd onder de ijverigste scholieren gerangschikt, zijn vader had dus geene reden, hem zijne belofte te herinneren. Maar de omgang met jonge lieden, die tot bewijs van hunnen smaak, de modes der Engelschen en Franschen naäpen en dezer taal nog dagelijks spreken, sleepte hem mede. In de kleeding, welke cornelis koos, herkende men den Hollandschen jongeling niet meer. De Heer vrijburg hierover zeer ontevreden, besloot zijnen invloed te gebruiken, op zijn' zoon, en cornelis het belagchelijke van die kleeding en gewoonte te doen inzien.

De Vader. ‘Ik had gaarne het nieuwe Vaderlandsche treurspel op den Schouwburg gaan zien, zoo thans de schaarsche tijden diergelijke uitgaven niet beperkten. Ik volg het voorbeeld onzer voorouders, die door spaarzaamheid iets aan het land konden opofferen. Deze gingen niet den eenen

[pagina 4]
[p. 4]

dag in den Schouwburg en speelden den anderen dag bankroet. Gisteren hebben een paar verstandige menschen in de Fransche Comedie zich ten koste van een paar jonge zotten vermaakt, die zoo verwaand waren te gelooven, dat de Engelsche kleeding hun fraai stond, die laffe dwaze kinderen! hoe beuzelachtig. De jonge kroonveldt was er bij.’ (cornelis werd rood) De vader vervolgde: ‘dat is niet als Hollanders betaamt, dat is onze Natie vernederen, hij, die de sneê van zijn kleed naar die der vreemdelingen voegt, werkt hen in de hand; het is mij lief, dat men om die knapen lachte. Het is jammer, dat de ouders van die modezotten beschaamd over hunne kinderen moeten zijn, wat wordt van zulke jongelingen op verdere jaren? Ligtzinnige beuzelaars, die elk verstandig mensch vervelen.’ (Cornelis zweeg.)

Cornelis zeide des anderen daags tegen zijne moeder: ‘Ik heb zot gedaan mijn' rok naar de Engelsche mode te doen maken. Lieve moeder! ik was aldus gekleed in de Fransche Comedie en de spotternij over die kleeding zal mij niet ras daar weer doen gaan; maar hoe leed doet het mij, dat ik vader daardoor misnoegen heb gegeven, hij heeft dit vernomen door de menschen die om ons lachten, ik ben te beschaamd om vader daarover te spreken, zoo gij

[pagina 5]
[p. 5]

dit voor mij wildet doen en vader het mij wilde vergeven, dit zoude een pak van mijn hart zijn; uw zoon zal in het vervolg zich voor die dwaasheden wachten.’

De brave Mevrouw vrijburg kweet zich hierin van haren pligt op eene regt moederlijke wijze. ‘Lieve vrouw,’ zeide de Heer vrijburg, ‘spaar uwe verdediging; zoo cornelis het zotte van zijn bedrijf gevoelt, wil ik geen woord tot verwijt hem toevoegen, maar een knaap van zijne jaren behoeft de openbare vermaken niet bij te wonen; op de Hoogeschool zal zijn vernuft wel gescherpt worden.’

Daar cornelis op de Latijnsche school vlijtig had geleerd, vertrok hij reeds op zijn zeventiende jaar naar de Akademie, en onderscheidde zich ook daar door zijn geregeld gedrag en ongekunsteld karakter. Maar nog geen jaar daarna, toen oproer en verraad in België uitbarstten, de meesten in dat gewest hunnen goeden Vorst op de ondankbaarste wijze behandelden en ook onze rust verstoorden, wijdden ook de zonen van Minerva zich aan de dienst van hun Vaderland. Cornelis, schoon nog zeer jong, was doordrongen van zijnen pligt als Hollander, hem door zijn' vader ingeboezemd. Hij besloot als vrijwilliger te dienen, al viel hem bij de loting een hoog nommer ten deel. Het woord Voorwaarts van on-

[pagina 6]
[p. 6]

zen Vorst deed het overige tot zijn besluit; hij vertrok naar Amsterdam en stond onverwachts voor zijne beminde ouders. ‘Hoe, mijn zoon!’ riep de Heer vrijburg, die reeds heimelijk gewenscht had, dat cornelis zich aan zijn Vaderland zoude toewijden, ‘hoe, zoo onverwacht, waar zijn wij die verrassing aan te danken?’

‘Aan het voornemen, mijn vader! om de goedkeuring mijner ouders te vragen op mijn besluit, om Vorst en Vaderland mede ter hulp te snellen. In alle andere daden wil ik mij als kind aan mijne ouders, en hunnen wensch onderwerpen; maar hier spreekt de stem van pligt als Hollander: gij weet dat ik eerdaags moet loten, maar al trek ik een hoog nommer ik wensch als vrijwilliger zoo lang tijd te dienen tot de gevaren des lands voorbij zijn, en thans de studie daaraan op te offeren.’

De Moeder. Brave jongen! is dit de oorzaak, waarom gij ons verrastet; ik, uwe moeder, wij zijn hevig ontroerd, dat gij u nog zoo jong aan de ongemakken en het gevaar van den oorlog wilt blootstellen, ik spreek onkundig en als vrouw, maar wij konden, al waart gij niet vrij als student, dunkt mij, u eenen plaatsvervanger geven.

Cornelis. Lieve moeder! onze voorouders wisten van geen plaatsvervangers, onze vorst roept nu ook ons tot verdediging van haardstede en alta-

[pagina 7]
[p. 7]

ren: zoude ik de vernedering mijns lands koel afwachten? uw zoon is niet verwijfd of weelderig opgevoed, dus gezond en gehard om vele gerijfelijkheden, die uwe liefde mij deed genieten, te ontberen. De edele zoon van onzen Koning offert zich wel op en zoude ik minder doen dan de held, die ons voorgaat, dat doet geen echte Hollander, niet waar, lieve vader!

De Vader. Juist, mijn zoon, nu ben ik trotsch op u; omhels mij, omhels uwe gevoelige moeder; elken morgen en iederen avond zullen wij God bidden om uw behoud en bescherming. Triomferen onze dapperen en keert gij met hen in zegepraal terug, dan zijt gij ons nog dierbaarder.

Cornelis lootte, trok een laag nommer, maar wilde als loteling zelve marcheren, de aandoening bij het beslissend oogenblik was, zoo als bij vele ouderen in ons vaderland.

Toen cornelis voor de eerste maal in zijne montering gekleed in de kamer kwam, zeide zijn achtjarig zusje sofie: ‘ik vind dat broêr die rok veel mooijer staat, mij dunkt, lieve moeder, hij moest dien alle dagen aantrekken.’

Eer hij als loteling vertrok, zeide de Heer vrijburg: ‘Lieve zoon, mogt die blos van jeugd en gezondheid nog op uw gelaat zweven, als gij in onzen huiselijken kring terug keert.’

Cornelis. Als ik terug keer zult gij over mij

[pagina 8]
[p. 8]

voldaan zijn, geliefde ouders! - Bij het uur van afscheid, bleef het vertrouwen, dat God de braven behoedt, hun troost.

Het afzijn van cornelis werd vergoed door de huiselijke brieven, waaruit zij zagen, dat cornelis gezond en welgemoed was en aan niets gebrek had.

Cornelis was bemind bij zijne officieren en kameraden, geen zucht tot spel of drank bevlekte zijn gedrag, deed hem de ouderlijke vermaningen vergeten; nooit klaagde hij over hetgene hij ontbeerde en elke brief schonk vader en moeder een rein genot. Eenmaal vraagde hij verlof en verraste zijne ouders, met zijne komst, en deze dag was aan de vreugde gewijd. Sofie juichte van blijdschap en kuste hem bij herhaling. ‘Nu,’ vraagde zij, ‘blijft gij nu bij ons, dan zal moeder ook vrolijk zijn en niet alle dagen schreijen, als vader de Courant vóórleest,’ ‘weldra kom ik weder,’ zeide cornelis.

Sofie. En blijft gij dan altoos bij ons te huis? ‘Ja, lieve zus,’ antwoordde hij, nu huppelde het lieve meisje naar hare moeder, om dit te vertellen. ‘Helaas!’ antwoordde Mevrouw vrijburg, ‘zoo God zijn leven spaart.’

De tranen, die cornelis over de wangen rolden, de ernst, die uit zijn thans mannelijk gelaat sprak, waren bij het afscheid de ouders ten blijk, dat

[pagina 9]
[p. 9]

hun lieveling dezelfde hartelijke zoon was gebleven. - Cornelis was als loteling onder die dapperen, welke op de Citadel alle gevaren en ontberingen zich getroostten en even als hun edele bevelhebber volhardden, ook hij week niet van zijn' pligt.

Met zoo veel ouders en betrekkingen werden ook de Heer en Mevrouw vrijburg op het hevigst ontroerd bij het berigt, dat den 25en December, de Citadel aan de Franschen was overgegaan.

Alle Hollanders waren in het eerste oogenblik als ter neder geploft en te leur gesteld, en zij die hunne zonen aldaar hadden, verloren zich in duizend gissingen over hun lot; ook de ouders van cornelis baden den algoeden God, dat hun geliefde zoon mogt leven en door slecht voedsel in de laatste dagen niet krank mogt zijn; kort echter bleven zij in die angstvalligheid, dewijl cornelis onder die jongelingen behoorde, welke de eerste gelegenheid waarnamen om hunnen ouders eenige regels te schrijven, hij schreef zelf, dat hij gezond was, zij omtrent hem gerust moesten zijn en hij goed werd behandeld; de brave jongeling verzweeg dat zijne krachten waren uitgeput, en hoe droefgeestig hij was gestemd, door de vernedering van krijgsgevangen te zijn. De vreugde welke deze brief verwekte, kan elk gevoelig mensch beseffen.

[pagina 10]
[p. 10]

Cornelis leefde in Frankrijk zeer afgezonderd, het geld, hem door zijne ouders gezonden, om met eenige ruimte in zijne behoeften te voorzien, deelde hij met brave kameraden, hierdoor volgden zij in hun gedrag zijn voorbeeld, en waren behoedzamer bij het maken van kennis onder de Fransche jonge lieden. Cornelis had door vroeg te lezen eenige menschenkennis verkregen, zijn beminnenswaardig voorkomen had een' overredenden invloed op zijne jonge vrienden. Cornelis zeide: laat ons het geld, door de hartelijkste liefde bijeen gespaard, niet misbruiken, de Godsdienst, onzer natie boven alles dierbaar, niet verwaarloozen, of ons aan spel en wijn overgeven. Keeren wij dan vrij in ons Vaderland terug en zien wij onze dierbaren weder, dan zullen zij ons omhelzende tot elkander zeggen: ‘vrolijk en met een' vrijen blik zien onze zonen ons in de oogen, hun hart kloppend door het zuiverst gevoel is onzer waardig gebleven; zij deden door hunne volharding moed en deugdzaam gedrag eer aan hun Vaderland.’

Weldra keerden de dappere krijgsgezellen naar ons Vaderland terug, waarbij cornelis mede in de juichende verwelkoming deelde, die in elke stad zoo veel eer deed aan het bestuur en de inwoners; de vrolijke feesten, waarbij de Vaderlandsche geest ook in den aanzienlijksten juffer-

[pagina 11]
[p. 11]

stoet bevallig uitblonk, waren welkom aan den beschaafd opgevoeden jongeling, die de muzijk beminde en wien de bekoorlijke omstreken, die zij nu doorreisden, nog onbekend waren, maar weinige der jeugdige krijgslieden verlangden zoo innig naar hunne geboortestad en het vaderlijk huis als cornelis. Ook niet alle ouderen, hadden zoo veel reden om met kalme vreugd hunne zonen vol verlangen te wachten; de Heer en Mevrouw vrijburg wisten, dat hun zoon hen nog met dat warm gevoel beminde, hetwelk bij het laatste afscheid uit zijne oogen sprak. Cornelis spoedde zich naar Amsterdam, en toen zijne ouderen en zusje sofie hem omhelsden was hij zoo gelukkig als een jongeling op zijne jaren wezen kan.

‘Geliefde zoon,’ riepen vader en moeder, ‘met hoe veel blijdschap lazen wij uwen laatsten brief, waaruit wij zagen, hoe elk zich beijverde, om, door genoegens en oplettendheid ook u het uitgestane leed te doen vergeten.’ ‘Hoe verblijdt dit mijn hart,’ riep de verheugde moeder.

Sofie betuigde, nadat de eerste aandoening door een gesprek werd opgevolgd, dat zij wel bij die pleizierige feesten had willen wezen en bij het zingen en dansen der Juffers en Heeren.

Hoe gaarne luisterde elk bij het voorlezen der nieuwspapieren en brieven uit 's Hage, hoe Ko-

[pagina 12]
[p. 12]

ning willem en de verdere Vorstelijke familie den edelen chassé vereerden, op eene wijze, waardig aan hen, die afstammen van den grondlegger onzer vrijheid, en verdienste vorstelijk huldigen.

Cornelis ontving en gaf eenige bezoeken aan zijne vrienden in den kleinen, maar welgekozen kring, waarin hij bemind was.

De Heer vrijburg, toetste zijn' zoon in een vertrouwelijk gesprek en zeide daarna: ‘nu kunt gij een' plaatsvervanger nemen, uwe neiging tot de studie kwam met onzen wensch overeen en gaarne zag ik, dat gij op de Hoogeschool uwe taak opvatte; men kan ook in de beoefening der wetenschappen zijn Vaderland nuttig zijn en de jeugdige eerzucht voldoen.’

Cornelis volgde gaarne hierin den wensch zijner ouderen; zijne moeder verheugde zich, haren zoon bij elke vacantie in hunnen huiselijken kring te zien. Sofie vond, dat cornelis nu wat bruin van wangen en mager was geworden, en was blij, dat hij nu dikwijls kon in stad komen en met haar uitgaan.

De Heer vrijburg glimlachte en zeide: ‘mijn zoon, alles wat wij hier beslissen, moet niet vlugtig en oogenblikkelijk uitgevoerd, wat gij doet moet bedaard en overeenkomstig de eer en uw' pligt zijn, aan het Vaderland verschuldigd.’

[pagina 13]
[p. 13]

‘Heeft onze Vorst u noodig, dan handelt gij zoo als alle jongelingen, die ten sieraad der Akademie verstrekken, en, mijn zoon, handel dan ook zoo als een waar Hollander betaamt.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken