Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De jonge Hollander en andere tafereelen voor de jeugd (1834)

Informatie terzijde

Titelpagina van De jonge Hollander en andere tafereelen voor de jeugd
Afbeelding van De jonge Hollander en andere tafereelen voor de jeugdToon afbeelding van titelpagina van De jonge Hollander en andere tafereelen voor de jeugd

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.41 MB)

ebook (3.75 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De jonge Hollander en andere tafereelen voor de jeugd

(1834)–Catharina Maria Dóll Egges–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 36]
[p. 36]

Alexis, of De gevolgen van geveinsdheid, gierigheid en schraapzucht.

Ik heb een' man gekend, die reeds als kind het ongunstigst karakter verried en zijne tegenspoeden aan zich zelven had te wijten.

Ik zal, jonge lieden, hier zijn' levensloop u verhalen, wijl zijn voorbeeld nuttig is voor uwe jeugd.

Wanneer op 't kinderlijk gelaat en in den vriendelijken blik eene vlugge ziel schittert, dan wordt het jeugdig schepsel belangwekkend voor den menschenkenner; levendige trekken, die van een' krachtvollen geest getuigen, doen hem dit kind voordeelig onderscheiden.

Maar onschuld en openhartigheid is echter het eerst dat een kind aanbeveelt en beminnelijk maakt, en bij de jeugd is een goed en opregt

[pagina 37]
[p. 37]

hart boven schranderheid en slimheid behagelijk; een achterhoudend en arglistig karakter, reeds blijkbaar in de eerste levensjaren, voorspelt, dat onedele driften in dat jeugdig wezen ontwaken.

Het is smartelijk voor ouders, als zij dit in hunne kinderen ontdekken, maar echter nog beter dan in eene gevorderde jeugd, opdat men trachte het kwaad met wortel en tak uit te roeijen, tot voorkoming van het ongeluk dier kinderen in gevorderde jaren. Zijn de ouders niet scherpziende, of door dwaze liefde als verblind, dan is het kroost meer te beklagen dan bij de strengste opvoeding, bij welke men hun niets toegeeft.

Bedenkt dit, lieve jonge vrienden! zoo gij u de liefde uwer ouders en opvoeders en de vriendschap van edeldenkenden wenscht waardig te maken.

De kleine alexis was aardig, bevallig en vriendelijk van gelaat; doch zijne oogen teekenden zoo veel slimheid en behendigheid als men in een kind zeldzaam ontdekt, zeer behendig wist hij zijne ondeugden te verbergen. De kleine knaap was geveinsd, achterhoudend en gierig, de lieden welke hem niet kenden, zeiden dikwijls: ‘Welk een aardige knaap is die alexis,’ zijne ouders antwoordden dan, ‘wij zouden hem meer beminnen, wanneer hij kinderlijk onschuldig en open-

[pagina 38]
[p. 38]

hartig ware: hij is op dien leeftijd, die geen geveinsdheid doet verwachten; alexis is reeds als een kind geheel voor zich zelven, en niets voor zijne evenmenschen.’ - ‘Hoe smart het mij,’ zeide de vader, ‘dat mijne brave vrouw zich zoo ziet te leur gesteld in haren oudsten zoon!’

Op zekeren dag kwam eene behoeftige vrouw aan het venster van den Heer muller, aldus heette de vader van alexis, en verzocht om een stuk brood. De vader zeide: ‘Alexis, geef dit aan de arme moeder met hare twee kinderen,’ de knaap trad naar de stoep en ruilde het dubbeltje met een' cent, dien hij uit zijn' zak haalde en gaf dien aan de vrouw.

Lieve lezers, alexis wilde zijn' vader bedriegen, maar de tienjarige geveinsde dacht niet, dat hij den alzienden, overalomtegenwoordigen Hemelschen vader niet bedriegen kon, en dat die alles ziet! - Zoo dra alexis in de kamer terug kwam, vraagde de Heer M. verontwaardigd: ‘wat steekt gij daar in uw' zak, lage gierigaard, en wat gaaft gij aan de behoeftige vrouw?’ Alexis: ‘het dubbeltje vader!’

De Heer M. Dat is eene logen, gij verruildet het op de stoep; tegelijk, onderzocht hij spoedig den zak van alexis en vervolgde; hier is het dubbeltje, 't welk ik u gaf, waaruit juist een hoekje was; zeg schielijk, wat gaaft gij aan de vrouw?

[pagina 39]
[p. 39]

alexis (bevende) ‘ik gaf haar een' cent, en dacht dat zij daar ook brood voor kon koopen.’

De Heer M. Jonge, maar doortrapte fielt! gij zult heden niets dan een stuk droog brood eten, uwe mama zal weten, hoe ongevoelig gij zijt.

Alexis weende, wijl hij meer het middagmaal dan zijne slechte daad betreurde, terwijl het gezin smakelijk zat te eten, ontving hij niets dan een stuk droog brood.

De Heer muller gaf zijn' zoon een zedekundig werk, waaruit hij de schrikkelijke gevolgen der gierigheid en schraapzucht kon leeren, en gebood hem dit in afzondering en bij herhaling te lezen. Telkens als iemand in het vertrek kwam, lag het boek voor hem op de tafel; maar als hij alleen was schoof hij het boek op zijde en kneep de kat, of sloeg den hond, eindelijk ging alexis met het boek in de hand bij zijn' vader en kwam al lezende in het vertrek.

De Heer M. Komt gij al lezend bij mij, gij zult nog eens een geleerd man worden, hoe behaagt u dit boek?

Alexis toonde door zijn antwoord het werk slechts vlugtig te hebben doorloopen, en dat hij dus de zedeleer niet had begrepen.

De Heer M. De inhoud is u vreemd gebleven en wekte uwe belangstelling niet; hier, op deze bladzijde moet gij beginnen, hier vindt gij de

[pagina 40]
[p. 40]

gevolgen van het veinzen en de gierigheid, en dat deze ondeugden door 's Hemels toorn reeds hier worden gestraft; zoo gij morgenochtend deze bladzijden niet kunt opzeggen, zult gij morgenavond niet uitgaan, hierop kunt gij staat maken.

Alexis had nu niet te kiezen en den volgenden dag zeide hij deze bladzijden op met gloeijend roode wangen.

De Heer M. Mogt dit voorbeeld uw hart verbeteren en uw gevoel opwekken tot een opregt berouw, dan zoude de goede God het u vergeven.

Weinig tijds daarna ontdekte zijne Mama, dat hij voor de vierde van den prijs vele kleinigheden van zijnen jongeren broeder kocht, en het geld dat hij ontving, om voor zich zelven dit te koopen, bij zich stak en het zorgvuldig verborg.

De vader vernam dit, fronste zijn gelaat, doch zweeg; den volgenden morgen was alexis bij zijn' vader alleen en de laatste zeide: ‘alexis, mijn oude pakhuisknecht, die reeds bij mijn' vader in dienst was, ligt zeer ziek, waardoor hij meer geld dan anders noodig heeft, wij zullen allen wat bij elkander leggen.’

Alixis. Dit kunt gij doen, Papa, maar ik heb niets van het weinige zakgeld overig.

De Heer M. Spreek niet verder, en houdt de logen binnen, ga op uwe slaapkamer, in de kas

[pagina 41]
[p. 41]

achter het ledikantje en breng het doosje terstond hier.

Alixis werd bloedrood en zeide: ‘hoe zou ik aan geld komen.’

De Heer M. Door dat gij gebruik maakt van de onervarenheid uws broeders en hem voor eene beuzeling afkoopt, waarvoor Mama u het volle geld gaf, denk aan de verwdoos, teekenpen, enz. Knaap, durft gij zoo verhard veinzen; mijne verontwaardiging rijst ten top, hoe ongelukkig zullen die valsche streken u eindelijk maken.

De Vader ging hem nu vooruit naar het vertrek, nam het doosje uit de kast en ging daarmede naar beneden.

De Heer M. In dit doosje ligt meer bijeen geschraapt dan de oude man van u noodig heeft. Ik zal er een' daalder uitnemen, dan blijft er nog een gulden liggen; mogt de toelaag van dezen daalder uit uw eigen hart voortkomen!

De Heer M. gaf zelf eenen driegulden en de kleine christiaan bragt de weinige stuivers, die hij nog overig had en Mevrouw voegde bij dit geld eenige versche eijeren. - De Heer M. gebood christiaan nooit weder iets aan zijn' broeder te verkoopen en gelastte alexis dit geld en deze verkwikking te brengen. Mevrouw voegde er bij: onderzoek of de Doctor vergunt, dat de oude man iets tot versterking mag eten. Alexis

[pagina 42]
[p. 42]

ging, was binnen een kwartier uurs terug en zeide op een' koelen onverschilligen toon: ‘het is eene verzwakking, hij kan nog lang ziek liggen.’

De Heer M. Voor eene verzwakking is nog veel aan te wenden: hebt gij nu gevraagd, wat Mama u gelastte, of de oude man iets versterkends mag eten?

Alixis. Neen, want mij dunkt van dat geld kon hij nog al wat eten koopen.

Mevrouw. Gij zijt de knaap niet, die geschikt is om deelnemend ongelukkigen te bezoeken.

Weinige dagen daarna hadden alexis en christiaan eenige jonge lieden mogen noodigen. Mevrouw zorgde voor gebak, chocolade en andere lekkernijen, waarop de knapen ruim werden onthaald en zij vermaakten zich uitnemend onder spel en scherts. Den volgenden morgen zeide Mevrouw, ‘alexis, ik heb een klein plan, de goede marij, onze gewezene keukenmeid is te jichtig om meer bij ons te komen; ik wil bij de wekelijksche toelage haar ook eens trakteren, en een proefje van het gebak zenden; in vorige jaren bereidde zij dit voor ons zoo smakelijk, ik zal een stukje amandeltaart en een paar wafelen in een trommeltje pakken en haar den halven daalder er bij zenden.

Alexis. Maar Mama, moet marij alle weken

[pagina 43]
[p. 43]

een' halven daalder hebben en dan nog dat gebak er bij; zij kon voor dat geld brood koopen.

Mevrouw. Marij heeft meer noodig en voedt zich van dat weinigje geld bijna dagelijks met droog brood, zij betoonde ons gedurende twintig jaren de grootste hartelijkheid en trouw. Foei alexis, gij hebt een ongevoelig hart! dikwijls stortte zij tranen bij de ziekte van uw' Papa of van mij en is thans afgewerkt en niet meer in staat ons te dienen.

Alexis. Als alle dienstboden werden onderhouden door de menschen, bij welke zij voorheen dienden, wanneer zij niet meer werken kunnen.....‘Dan deden die menschen hunnen pligt,’ antwoordde Mevrouw, ‘gij zijt voor het hartelijk gevoel van belooning en erkentenis niet vatbaar.’

Alexis. Maar als Papa nu eens weinig geld won?

Mevrouw. Dan zoudt gij niet zoo goed gekleed gaan, een' schotel eten minder op tafel zien en uwe kleine vrienden niet mogen trakteren op overvloedige lekkernijen en uw Papa zoude met ons een kleiner huis gaan betrekken. Doch marij en mathijs zouden toch hunne wekelijksche toelage van ons behouden, omdat zij arbeidden zoo lang het hun mogelijk was.

[pagina 44]
[p. 44]

Alexis. Maar Mama zij werden voor hun werk immers betaald.

Mevrouw. Gij maakt mij ongeduldig: kan men trouw en vlijt van brave dienstboden beloonen door hen gebrek te laten lijden? Hoe kon ons geweten daarbij gerust blijven?

Alexis zweeg, maar dacht: ‘door mij zullen zij nooit met geld ondersteund worden.’

Wanneer alexis met jonge lieden ging wandelen, stak hij geen' cent bij zich.

Op zekeren middag vermaakten zij zich in de omstreken der stad, een oud man naderde hen en verzocht om eene kleinigheid. ‘Ik heb,’ zeide de oude, ‘dezen dag nog niets gegeten.’ ‘Werk voor den kost,’ graauwde alexis hem toe. ‘Ik ben bijna tachtig jaren oud,’ antwoordde de oude man en begon te schreijen.

Elk der knapen gaf hem een dubbeltje, ook christiaan. Een der knapen zeide, ‘als gij ook eens een' grijzen baard hebt, en het wordt u dan gezegd, werk voor den kost! dit zoude u zoet smaken, ongelukkig voor den ouden grijsaard dat, hij juist u het eerst aansprak.’

Christiaan. Mijn broeder geeft nooit aan arme menschen. - Terwijl zij verder voortwandelden naderden zij eene boerderij. Alexis zeide: ‘ik heb trek om hier een glas melk te drinken,’ ‘en ik geen lust,’ antwoorde christiaan, ‘om er u

[pagina 45]
[p. 45]

op te trakteren.’ Al de knapen lachten en herhaalden, ‘wie zou dien trakteren, die uit gierigheid zonder geld in den zak loopt.’

Ook na jaren tijd, bestreed alexis zijne ondeugden niet.

Slechts weinige jaren daarna behield alexis zijne ouders, die vol bekommering over zijn lot ook gedurende hunnen laatsten levenstijd bleven.

Alexis behield het kantoor zijns vaders met een' Compagnon, die ouder was dan hij; zijn broeder Christiaan koos een beroep buiten Holland.

De eerste blijk van ongevoeligheid en gierigheid van alexis was, dat hij de ouderlijke begeerte niet eerbiedigde, om marij en den ouden mathijs wekelijks te ondersteunen: nu peinsde hij op middelen, om zoo veel mogelijk geld bijeen te schrapen. Zijn Compagnon scheidde weldra van hem. Alexis vertrouwde niet één' vriend, wien hij konde raadplegen.

Op zekeren dag kwam een oud vriend zijns vaders bij hem.

‘Ik heb,’ zeide deze, ‘een onverwacht verlies in den Handel, bewijs mij de vriendschap mij voor drie maanden vijf duizend gulden bij te zetten, weigert gij mij dit, dan kan ik morgen niet betalen.

Alexis beefde en antwoordde: ‘gij zijt bij mij

[pagina 46]
[p. 46]

verkeerd, ik heb niets te missen, mijn vader schonk zoo veel vertrouwen en daardoor’...‘En ondervond vertrouwen en had nooit reden daarover berouw te gevoelen, uw vader zou geholpen hebben en geholpen zijn geworden.’

Alexis. Ik denk er niet aan! hoe zoude ik u vijf duizend gulden geven. Ik heb aanstonds een' belangrijken koop te sluiten - ‘Ware het geval omgekeerd,’ antwoordde de ontroerde en teleur gestelde man, ‘ik zoude den zoon mijns vriend niet verlegen laten.’ Met deze woorden vertrok hij oogenblikkelijk en was zeer aangedaan.

Den man, wien alexis verwachtte, en die ook weldra verscheen, werd door alexis twintig duizend gulden tegen dubbelen intrest voorgeschoten; de hooge intrest van een jaar ging terstond van de som af. Deze slimme jood verlokte daardoor den geldzuchtigen en onervaren alexis. De schraapzuchtige jongeling verheugde zich en verhaalde vol blijdschap aan zijn' boekhouder zelden zulk een' voordeeligen dag te hebben gehad. Deze behaarde en ervaren man, merkte aan, dat het aanbod wel verlegenheid aantoonde, maar juist geen stellig voornemen van bepaalde teruggaaf voorspelde. Alexis bleef tevreden en juichte zich zelven toe: dat hij de betaling van den

[pagina 47]
[p. 47]

intrest terstond had gevergd. ‘Binnen het jaar,’ riep hij uit, ‘heb ik de som terug!’

Doch toen bijna dat jaar was verloopen, zag hij dien jood niet op de Beurs verschijnen, en vraagde naar hem....‘Deze houdt op met betalen,’ was het antwoord, ‘reeds sedert maandag.’

Een vreesselijke schrik overviel alexis. Hij werd doodsbleek; ‘het is goed,’ zeide een koopman, die naast hem stond: ‘dat geen solide menschen hem in de laatste twee jaren vertrouwden.’ - ‘Hoc,’ riep alexis, ‘zoo gij waarheid spreekt, ben ik verloren, ik schoot hem twintig duizend gulden.’

‘Gij zult het uwe er voor genoten hebben,’ antwoordde men, ‘eene dubbele winst heeft u gewis verlokt.’

Alexis sloeg de oogen neder en hetgeen hij te vergeefs tot zijne verdediging aanvoerde verminderde zijn krediet en maakte hem meer verdacht, zoo dat zijn Kassier hem terstond geld weigerde. Alexis ijlde naar het huis van den jood, die uit zorg voor zijne eigene veiligheid reeds gevlugt was, de beste goederen waren geborgen. - Niemand wilde nu ook meer krediet aan alexis geven, wijl hij met zulk een' zwendelaar had gehandeld. Het eene ongeluk volgde nu op het ander, en hij kon weldra aan zijne verbindtenissen niet meer voldoen. Alexis kon geen koop-

[pagina 48]
[p. 48]

man blijven en vond bijna niet een' mensch, die hem beklaagde of eenigen troost gaf.

Van elk verlaten zat hij in diep gepeins, toen de vriend zijns vaders, aan wien hij vijf duizend gulden had geweigerd, bij hem kwam.

Alexis stond beschaamd, doch de brave man sprak hem aldus aan: ‘Vrees van mij geen verwijt en vergeten wij het verledene, toen gij mij weigerdet, begaf ik mij tot een' vriend uws vaders; deze hielp mij, wijl uw vader mij als een eerlijk man bij hem had doen kennen; nadat ik werd geholpen, heb ik een gelukkig jaar gehad, wilt gij nu bij mij op het kantoor zijn? zoo kunt gij een klein inkomen verwerven.’ Alexis riep uit: ‘Hoe is het mogelijk dat gij zoo edelmoedig mijne weigering kunt vergeven?’ ‘Zoo als ik thans handel, zoude uw vader ook gedaan hebben,’ antwoorde de brave man. Alexis beschaamd en vernederd nam het voorgestelde niet lang in beraad, hij schreef nu als kantoorbediende, onttrok zich aan alle vorige kennissen, vermijdde alle openbare en zocht eenzame plaatsen.

Eens op eene afgezonderde wandeling werd hij door eene arme vrouw om eene aalmoes verzocht; voor zich nederziende zeide hij: ‘ik geef niet, ik heb niet te geven!’ - ‘Ach,’ antwoorde zij, ‘als Mijnheer en Mevrouw nog leefden,

[pagina t.o. 48]
[p. t.o. 48]


illustratie
H.P. Oosterhuis, del. W.H. Hoogkamer, sculp.
Bl. 48.


[pagina 49]
[p. 49]

zoude ik hier niet bedelen; maar de onbarmhartige zoon, die nableef, vergeet mij en ziet niet naar mij om, door de jicht als krom gebogen.’....‘Vrouw, waar diendet gij dan?’ vraagde hij, haar aanziende. ‘Bij den Koopman muller,’ riep zij schreijend. - ‘Hemel, marij! zijt gij het,’ vraagde hij, en sloeg zich met de hand tegen het voorhoofd. ‘Wat brengt gij mij in de gedachten, ik heb u vergeten, ik heb u gebrek doen lijden; zie daar alles wat ik bij mij heb;’ in een houding vol schaamte spoedde hij zich ijlings voort. De eerste blijk van verbetering was, dat hij de oude marij elke week een stukje geld bragt, en de waarschuwingen zijner ouders levendig bij hem ontwaakten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken