Karakters uit den aanzienlijken en burgerstand
(1830)–Catharina Maria Dóll Egges–Dezelfde aan dezelfde.‘Voor het overige,’ vervolgde de Predikant, ‘heb ik zelden het genoegen, Mevrouw zonhof bij mij ter kerk te zien, als alleen dan, wanneer zij dames bij haar heeft gelogeerd. Deze zonderlinge vrouw behandelt de verhevenste waar- | |
[pagina 22]
| |
heden op eene vlugtige wijze, en zij zoude dit ook van mijn wenschen. In meer dan een opzigt konde Mevrouw zonhof bij koningin elizabeth worden vergeleken, en gaarne zoude zij mij willen toeroepen: “Wat spoedig, Dominé!” In plaats van het gesprek over godsdienstige onderwerpen te laten gaan, moet ik dezelve bij haar vermijden.’ De predikantsvrouw. En dit is de gevaarlijke zijde der beminnelijke dame, waarmede gij thans huisselijk omgaat, lieve Juffer! Mijn man is verpligt u die te ontdekken. Ik betuigde hen, voor die waarschuwing zeer verpligt te zijn. ‘Hoewel ik gedeeltelijk het herstel mijner gezondheid aan haar heb te danken,’ ging ik voort, ‘komt uwe waarschuwing mij echter juist van pas, omdat Mevrouw zonhof door haar innemend uiterlijk zooveel overredends voor mij heeft, dat zij bijna altoos, naar mijn oordeel, schijnt gelijk te hebben. Het valt haar daarom gemakkelijk mijn vertrouwen te winnen; ik zal nogtans volstrekt geen gebruik van hare boekerij maken, en alle gesprekken over godsdienstige onderwerpen zorgvuldig vermijden.’ De predikant. Dit, Mejufvrouw! wordt uw pligt. Het is jammer, dewijl de anders zoo belangwekkende vrouw, ten sieraad harer kunne zoude kunnen strekken. Nu kwamen de lieve kinderen ons goeden nacht | |
[pagina 23]
| |
wenschen; en, nadat de zorgvuldige moeder hen had te bed gebragt, nam zij nog eenige oogenblikken aan het gesprek deel, tot dat justine kwam. Ik nam afscheid van het beminnenswaardig paar, en moest beloven, alvorens naar de stad terug te keeren, mijn bezoek op de pastorij te hervatten, waaromtrent ik zeker zal woord houden, dewijl de Predikant edelman en zijne echtgenoote, dubbel mijne hoogachting verdienen. Diep in gedachten verzonken zijnde, wandelde ik terug, en herinnerde mij het gehouden gesprek. Justine verhaalde mij, dat Mevrouw brieven uit A*** had ontvangen, waarin haar de komst van logeergasten binnen veertien dagen werd vermeld. Te huis komende, begroette Mevrouw mij met de haar zoo eigene vriendelijkheid. Zij vraagde mij, met een navorschend oog mij aanziende: ‘Welnu, lieve emma! heb ik u de leefwijze van Dominé en zijn goed vrouwtje niet naar het leven afgemaald?’ Ik. Dat is te zeggen, Mevrouw! gij schertstet over het stille, huisselijke leven, waarbij de eene dag even als de andere voorbij gaat; maar ik twijfel echter niet, of gij zult den Predikant een achtingwaardig man vinden? Mevrouw zonhof. Lieve emma! de ernst van uw gelaat, en de toon waarop gij mij dit vraagt, verraden terstond, dat deze menschen u veel beter dan mij behagen; maar laat ons naar de eetzaal | |
[pagina 24]
| |
gaan; bij het soupé zal ik u nog iets nieuws verhalen. Ik legde mijnen hoed en shawl af, en volgde haar in de eetzaal. Dewijl Mevrouw altoos tot na den avondmaaltijd gekleed blijft, volg ik hierin hare gewoonte. Voor dat men het dessert opbragt, begon Mevrouw aldus. ‘Het is voor de eerste maal, dat ik een jong meisje beloofde haar iets nieuws te verhalen; mogt zij daardoor niet nieuwsgierig worden; maar neen,’ vervolgde zij, ‘gij schijnt heden zoo stemmig als bescheiden. Hoor! na uwe wandeling raad ik u van u tijdig ter rust te begeven.’ Daar ik thans gaarne haren raad volgde, vertoefde ik slechts weinig oogenblikken. Mijn vast besluit om, alvorens de logeergasten kwamen, terug te keeren, deelde ik Mevrouw op dat oogenblik niet mede, dewijl het den schijn zoude hebben gehad, dat de Predikant mij zulks had geraden. Ik begaf mij dus naar mijne kamer, en zag de heldere maan over de velden en bosschen schijnen, terwijl zich in het verschiet de dorptoren, met de pastorij schilderachtig vertoonden. In gindsch verblijf des vredes, dacht ik, heerschen godsdienst en reine zeden. Met deze gedachte begaf ik mij ter rust, innig voldaan, in deze waardige echtgenooten opregte vrienden te hebben gevonden. Vaarwel, waarde tante! ik ben als altoos
uwe liefhebbende
emma. |
|