Karakters uit den aanzienlijken en burgerstand
(1830)–Catharina Maria Dóll Egges–Mejufvrouw Reisstad aan hare nicht.Men mag niet ondankbaar zijn, mijne lieve nicht! ook niet jegens haar, welke wij niet kunnen hoogachten. Ik ben Mevrouw zonhof veel dank schuldig voor de gelegenheid, die gij door haar verkreegt, van de buitenlucht te genieten; doch, mijn kind! zoodra gij u hersteld gevoelt, hoopt | |
[pagina 27]
| |
uwe tante u bij haar terug te zien. Dus, emma! ik reken op uwe liefde en bereidwilligheid, ter vervulling mijner wenschen. Ga vooral den Predikant en zijne huisvrouw bezoeken, en betuig hun mijne hoogachting. Indien gij in Mevrouw zonhof eene vrouw hadt gevonden, die door haren omgang schadelijk voor jonge meisjes was, dan had ik mij van onvoorzigtigheid te beschuldigen, omdat ik u te spoedig haar aanvertrouwde, zonder haar karakter te kennen; en nogtans, hoe veel reden had ik, mijne lieve! om over uwe toenemende zwakheid bekommerd te zijn, daar gij de troost mijns levens zijt. Ik verlang den bepaalden dag uwer terugkomst te vernemen. Mogt het besluit, om uit het verblijf van weelde, pracht en vrolijkheid, in het nederig verblijf uwer tante terug te keeren, niets kosten aan het hart mijner beminde emma.
Uwe tante
reisstad. |
|