Karakters uit den aanzienlijken en burgerstand
(1830)–Catharina Maria Dóll Egges–
[pagina 33]
| |
Emma Reisstad aan hare tante.Digtbosch, Junij.
Morgen vertrek ik van hier, en dewijl een bediende naar A*** gaat, geef ik deze regelen mede. Toen ik in de pastorij kwam, om afscheid te nemen, was de Predikant uitgegaan, maar ik sleet een aangenaam uur in het gezelschap zijner lieve vrouw en kinderen. Zij koesteren de hoop, in den volgenden zomer mij voor eenige dagen bij hen te zien, dewijl Mevrouw zonhof alsdan de baden gaat bezoeken. Mijne gastvrouw blijft, in weerwil onzer naderende scheiding, in de vrolijkste stemming, en wil mij tot aan de stad, met haar rijtuig, vergezellen. ‘Geene treurigheid,’ zeide zij, ‘moet de opgeruimdheid en heldere luim verdrijven. Wij beiden moeten denken bij het afscheid nemen, dat afwisseling genoegen schenkt. Verveling alleen jaagt mij schrik aan. Zoodra ik u zie vertrekken, verbeeld ik mij de aankomst mijner nieuwe gasten. Aldus moet men het leven genieten.’ Ik hoop u morgen avond in welstand te omhelzen, en dat onze getrouwe dienstbode aan de schuit zal zijn.
Uwe liefhebbende
emma. |
|