Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Karakters uit den aanzienlijken en burgerstand (1830)

Informatie terzijde

Titelpagina van 	Karakters uit den aanzienlijken en burgerstand
Afbeelding van 	Karakters uit den aanzienlijken en burgerstandToon afbeelding van titelpagina van Karakters uit den aanzienlijken en burgerstand

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.35 MB)

ebook (3.09 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Karakters uit den aanzienlijken en burgerstand

(1830)–Catharina Maria Dóll Egges–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Vijftiende brief.

Frederik Edelman aan zijnen broeder.

waarde frans!

 

Ik kwam in het groote Amsterdam in den besten welstand; en dewijl de roef verhuurd was, en het gezelschap mij te weinig beviel, om één hunner complimenten te maken, nam ik mijne toevlugt tot het boek, dat gij mij hebt medegegeven. Ik beken, dat de dikte van hetzelve mij afschrikte, maar hoe voortreffelijk is de vrouw door ehrenberg afgemaald. Ik was te Amsterdam voor ik er aan dacht, zoo uitnemend heeft deze voortreffelijke schrijver mijne gansche aandacht geboeid.

Zeker hebt gij in dat boek gelezen, alvorens

[pagina 49]
[p. 49]

gij lotje tot uwe gezellinne koost? - Maar ik weid uit over iets, dat geene haast heeft, en ik zou u slechts melden, dat ik Prof. C., naar mijn verlangen, heb gesproken.

Ik beloofde lotje ook, den avond van mijne aankomst den brief aan hare vriendin te bezorgen. Zoodra ik mijn logement had besteld, ging ik derwaarts en verzocht de jonge Jufvrouw te mogen spreken, dewijl ik haar eenen brief van Jufvrouw edelman had te overhandigen. Ik werd in de zijkamer gebragt, en was zeer nieuwsgierig de Juffer te zien, waarover gij mij zoo dikwijls hebt gesproken. Na eenige oogenblikken, kwam uwe vriendin. Zoodra ik uwen naam noemde, was ik bij haar aanbevolen; zij bejegende mij zeer minzaam, en vraagde naar alles, wat uw huisgezin betrof, met belangstelling. Daarna kwam eene bejaarde dame binnen, welke, hoewel zeer ernstig van voorkomen, mij minzaam begroette, en eenige ververschingen aanbood, waarvoor ik bedankte; ik nam nogtans met blijdschap de uitnoodiging aan, om aldaar den volgenden dag het middagmaal te houden.

Maar nu zal uw lotje voorzeker vragen: ‘Hoe behaagde u onze vriendin?’ of, al vraagt zij dit niet, dan verlang ik vol ongeduld u dit te zeggen. Emma behaagt mij uitnemend, en gij hebt veel te weinig van haar gezegd. Gij, vrouwen! beoordeelt elkander uit geheel andere oogen, dan wij mannen; doch mijn eerwaarde broeder had mij kunnen wapenen voor den betooverenden indruk harer lieve,

[pagina 50]
[p. 50]

bruine oogen, wier aanblik mij bij den eersten opslag trof. Gij hadt mij kunnen zeggen, dat haar gelaat schoon ovaal, en hare stem allerliefelijkst was. Als zij niet spreekt, is haar wezen ernstig; maar zoodra zij den lieven mond opent, leest men vriendelijkheid en levendigheid in hare trekken. - Ik acht mij aan u verpligt, daar ik door u de gelegenheid mogt vinden, haar te leeren kennen, en ik heb reeds groote vordering in de vriendschap van de oude Jufvrouw gemaakt, die ook veel verstands bezit.

Het is welgevallig te zien, hoe veel oplettendheid emma aan hare tante bewijst. Lotje! wat zijt gij gelukkig, dat zulk een beminnenswaardig meisje u zoo hartelijk genegen is.

De maaltijd was eenvoudig, maar net en met smaak ingerigt. Het onderhoud aan tafel liep over verschillende onderwerpen. - De opvoeding van emma is aan hare tante zeer goed toevertrouwd, hoewel de laatste dikwijls meer hoorde dan mede sprak.

Na het theedrinken nam ik afscheid. Hoe gaarne had ik uwe vriendin verzocht met mij eene wandeling te doen, maar ik had den moed niet dit te wagen. Ik zeide dat ik de eer zoude hebben mijn bezoek nog eens te herhalen, alvorens ik uit de stad vertrok. De oude Jufvrouw boog zich, en noodigde mij tegen den volgenden morgen op de koffij. Ik nam hare uitnoodiging beleefd aan, en vraagde of ik het genoegen mogt hebben, eenen brief aan mijne zuster mede te nemen, waarop de

[pagina 51]
[p. 51]

Juffer mij antwoordde, dat zij dit niet met zekerheid konde beloven.

Toen ik dezen morgen mijn bezoek aflegde, zeide emma, geene gelegenheid te hebben gehad u te schrijven, maar dat zij dit eerstdaags van voornemen was. Ik zeide haar, dat zulks mij speet, dewijl ik met eenen brief van de Juffer dubbel welkom bij mijne zuster zoude wezen. Een liefelijk grimlachje en zachte blos verlevendigden hierop haar gelaat.

De tante zag van ter zijde, dat mijn blik eenige oogenblikken op het schoone meisje bleef gevestigd, en vraagde mij, om mij uit den zoeten droom te doen ontwaken, of de studie in de regten mijne eigene keuze was?

‘O ja, Mejufvrouw! in de belangrijkste stappen mijns levens kan ik mijne eigene keuze volgen, hoewel mijn broeder dikwijls mijn raadsman is.’ -

Lotje! nu heb ik u noodig, want ik bemin emma, niet met een voorbijgaand gevoel, dat door schoonheid alleen werd opgewekt. Uwe vriendin heeft op het hart van uwen broeder eenen diepen indruk gemaakt, zoo als nog nimmer een meisje daarop maakte.

Hoe gelukkig zoude ik zijn, zoo zij mij weder beminde, of eenig welbehagen in mij vond; de genegenheid van mijnen broeder en zuster is bij haar de beste aanbeveling. Lotje! uwe vriendin zoude eene lieve gezellin voor mij zijn, als ik na mijnen

[pagina 52]
[p. 52]

arbeid in mijn huisgezin mij met haar mogt bevinden. Huisselijke tevredenheid en vergenoegen zouden mij gelukkig maken. Ja, lotje! het is geene verwaandheid in uwen broeder. Een regtsgeleerde kan het hoofd wel duizelen, als veler lot hem wordt aanvertrouwd; maar wanneer, na den zwakkeren tegen den sterkeren te hebben verdedigd, hij voldaan huiswaarts keert, en zulk eene lieve gade hem verwelkomt en verkwikt, zoo als gij Dominé doet, wanneer hij tevreden over de volbrenging van zijnen pligt is, o! dan ..... geloof mij lotje! gij zult nooit berouw hebben, mij tot voorspraak te zijn geweest. Ik zal nooit mijn vrouwtje met een stroef gelaat aanzien, haar elk uur oplettendheid bewijzen, hare zwakheid beschermen, in één woord, haar zoo liefderijk behandelen, als mijn broeder u behandelt, waarvan ik zoo dikwijls getuige was. Beloof mij dus, lieve zuster! mij tot voorspraak te zijn?

Uw broeder heeft zijn hart getoetst, en hij vond nimmer zoo veel opregte, ongekunstelde goedaardigheid met zoo vele beminnelijke eigenschappen vereenigd. Nimmer, ik herhaal het, vond ik een meisje, dat zoo beschaafd is en zoo zeer met mijnen smaak overeenkomt. Hoeveel heeft emma van het Beeld der vrouw, dat de groote ehrenberg schetste. Welk eene fierheid bij zachtheid des gemoeds! Hij, die het wagen durfde, haar met onedele voornemens te naderen, zoude door haren

[pagina 53]
[p. 53]

aanblik van zijn snood opzet terug komen. Haar beeld volgt mij overal; hare ziel spreekt in hare oogen.

Ik spoed mij om bij u terug te komen; welligt hebt gij dan reeds eenen brief van emma, waarin, al ware het slechts mijn naam, is vermeld; maar, wie weet niet, dat getrouwe vriendinnen voor elkander zwijgen kunnen. - Ik verzeker u, zuster! dat ik mij zoo net mogelijk heb gekleed, alvorens ik mij bij uwe vriendin begaf, dewijl ik wist, dat zij veel smaaks bezit.

Mij broeder zal mij ten goede houden, dat deze brief minder aan hem dan aan zijne vrouw is gerigt.

Kus de lieve kinderen voor mij. Ik verlang hartelijk in uw verblijf van rust en geluk terug te keeren, om nog een paar dagen getuige van uw beider geluk te zijn, alvorens ik naar de akademie vertrek.

Herinner u aan mij, wat den wensch van mijn hart betreft; en geloof, dat ik met geheel mijn hart steeds blijf

 

uw beider liefhebbende broeder,

 

frederik edelman.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken