Karakters uit den aanzienlijken en burgerstand
(1830)–Catharina Maria Dóll Egges–Emma Reisstad aan hare tante.waarde tante!
Ik heb met den meesten spoed gereisd, om, ware het mogelijk, de ongelukkige vrouw nog door mijne komst, mijne deelneming te doen blijken, en haar te betuigen, dat ik haar van harte beklaag! Doch, ik ben in mijne hoop grievend te leur gesteld. - Zij is niet meer! Nadat gisteren morgen haar zaakgelastigde was aangekomen, die het volstrekt noodige met haar sprak, verhief zich de koorts, en zij was daarna | |
[pagina 75]
| |
geheel bewusteloos. Kort daarna herkreeg de zieke het bewustzijn weder, en de Predikant, die door toespraak reeds vooraf had gepoogd om haar in eene gewenschte stemming te brengen, zoo noodig vóór het laatste levensuur, stond voor haar bed. Zij zag hem aan en zeide: ‘Mogt mijn rampzalige toestand aan elk kunnen worden medegedeeld, die als ik, de ernstigste waarheden roekeloos verwaarloosde, en zinnelijk genot bleef najagen. Lieve Dominé! mijne moeder leerde mij als kind de heilige waarheden eerbiedigen; mijn vader was daaromtrent onverschillig. Hij gaf mij eene Fransche gouvernante; en de boeken, welke deze mij in de hand gaf, bedierven mij. Zij wekten mijne hevige driften op, die ik den vrijen teugel vierde. Er was geen tijd overig tot ernstig nadenken, en de genietingen dezer wereld waren voor mij te streelend, om over de toekomende te denken.’ Ik ben te sterk aangedaan, waarde tante! om verder te schrijven. Ik kan het mij zelve niet verbeelden dat eene vrouw, welke nog weinig dagen geleden, gezond en levendig van geest voor mij stond, thans het graf ter prooije is geworden. Vaarwel, waarde tante!
altoos uwe liefhebbende
emma. |
|