Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Karakters uit den aanzienlijken en burgerstand (1830)

Informatie terzijde

Titelpagina van 	Karakters uit den aanzienlijken en burgerstand
Afbeelding van 	Karakters uit den aanzienlijken en burgerstandToon afbeelding van titelpagina van Karakters uit den aanzienlijken en burgerstand

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.35 MB)

ebook (3.09 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Karakters uit den aanzienlijken en burgerstand

(1830)–Catharina Maria Dóll Egges–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 82]
[p. 82]

Twee en twintigste brief.

Mejufvrouw Reisstad aan hare nicht Emma.

Het plotseling overlijden van Mevrouw zonhof, en de noodlottige oorzaak van haren dood, hebben mij sterk getroffen. De omstandigheden die hiermede gepaard gingen, zijn treffende leeringen voor vele vrouwen, die, even dwaas als zij, hare dwaling volgen.

De hand der Voorzienigheid is klaarblijkelijk hierbij op te merken; de spoedige dood, die op hare roekelooze vermetelheid volgde, is eigenlijk voor niemand ongelukkig.

Deugd en godsdienst sieren den herfst van het leven, en door het betrachten derzelve heeft een naderende ouderdom aanspraak op de bescherming en achting van elk. Zij, die geene naauwe betrekkingen overhielden, zoeken elders hunne medemenschen nuttig te zijn, en stellen zich daardoor schadeloos.

Ongelukkige vrouw! over uwen dood zullen geene tranen dan van mededoogen vloeijen. Uwe legerstede, waarop gij den laatsten adem uitbliest, werd door niemand omringd, die een liefdevol oog op u sloeg, of om de verlenging van uw leven bad!

Hoe behaagt mij de ijver, dien de Predikant te haren opzigte heeft betoond. Zijne poging heeft

[pagina 83]
[p. 83]

ontwijfelbaar veel goeds uitgewerkt, om haar hart te troosten, en hare ziel op te voeren tot Hem, die Heer over leven en dood is.

De pracht bij hare begrafenis geschiedde alleen, om de levenden; de laatste beschikkingen der overledene, doen haar hart eer aan, en bewijzen dat zij den Predikant meer werd genegen, toen zij hem op haar ziekbed bedaard leerde kennen.

Akelig moet thans het schoone Digtbosch zijn; eenzaam, dewijl geene maagschap overig bleef. De weelde en overvloed zullen er nogtans zigtbaar wezen; en, hoewel ik het pligtmatig vond, dat gij u tot de zieke spoeddet, is het mij echter welgevallig, dat gij te laat aan het sterfbed kwaamt, dewijl door uw gevoelig karakter, in dergelijke omstandigheden, uw gestel te veel zoude hebben moeten lijden; de bedaardheid van den Predikant was hiertoe beter berekend.

Gisteren was ik bij onze vriendin, Mevrouw opregt. Getroffen door den inhoud uws briefs, deelde ik haar denzelven mede. Gij weet, mijn kind! dat zij niet eene der vrouwen is, die liefdeloos veroordeelt, en elke dwaling harer sekse meêdoogenloos vergroot. Niet zonder aandoening luisterde zij naar de omstandigheden, die de laatste uren van Mevrouw zonhof vergezelden; maar, na eenige oogenblikken sprak zij aldus:

‘Jufvrouw reisstad! ik pleit zoo veel mogelijk voor Mevrouw zonhof, wanneer ik mij bij hare vijanden bevind; hare verwaarloosde

[pagina 84]
[p. 84]

opvoeding, haar vurig temperament, de gewoonte, om ongestraft hare driften op te volgen, dit alles .... maar laat ons deze zonderlinge vrouw eens in hare betrekking met de maatschappij beschouwen. Mevrouw zonhof schonk hare hand aan eenen man, dien zij niet beminde; zij deed dit echter uit vrije keuze; alleen omdat zijn rijkdom haar de gelegenheid gaf, om alle hare neigingen op te volgen. De jonge man, een zoo onrustig leven ongewoon, waarin zijne jonge vrouw echter veel behagen schiep, overleed weinig jaren na hun huwelijk, en liet haar meesteresse van zijn aanzienlijk vermogen. Hare schoonheid had hem op haar verliefd gemaakt; hij was ongelukkig. De zucht om te behagen, deed de jonge weduwe zoo verre afdwalen, dat het haar onverschillig werd, of zij hare overwinning behaalde ten koste van het geluk van anderen. Menig voornemen van standvastige liefde, van onveranderlijke trouw werd verijdeld, als Mevrouw zonhof verscheen. Geen meisje, geene jonge vrouw vereenigde zoo vele schitterende gaven der natuur met zulke voortreffelijke geestvermogens; en, zoo lang de frischheid der jeugd haar bijbleef, deed zij menig vrouw heimelijk tranen storten, menig lief meisje zuchten, wanneer het gevaarlijk vermogen van Mevrouw zonhof op den man of jongeling harer liefde zegevierde.’

‘Het alles overwinnende vermogen der jaren

[pagina 85]
[p. 85]

begon eindelijk deze gevaarlijke vrouw te overtuigen, dat schoonheid eindelijk verwelkt. Nu moest zij de kunst van het toilet inroepen, om nog zegevierend te blijven.’

‘Niet bij alle mannen stelden hare kunde en haar vernuft haar schadeloos voor het verwelken harer voorheen bloeijende jeugd. Zij gevoelde nu de smart van ontrouwe minnaars; en, in menig schitterend gezelschap, vergeleek men fluisterend jonge dames, met den blos der onschuld en jeugd op het gelaat, tegen haar kunstmatig toilet.’

‘“Mevrouw zonhof,” zeide de mannen, “verstaat die kunst uitnemend;” doch boven andere dames willende schitteren, hoorde Mevrouw zonhof zeggen: “De natuur overtreft de kunst.” Sedert dien tijd vermeed zij de gelegenheid, om met anderen te worden vergeleken. Zij vertoonde zich niet zoo dikwijls in groote gezelschappen, begaf zich vroegtijdig naar buiten, en keerde niet naar de stad terug, voordat de jagttijd voorbij was. Ook reisde zij nu elk jaar naar Parijs, of bezocht zij de baden. Ik geloof niet, dat men deze veelvermogende, en voor het oog der wereld belangrijke vrouw, immer een ernstig voorstel tot een tweede huwelijk heeft gedaan.’

‘Twee maanden voor haren dood leerde zij eenen jongeling kennen, die haar ongemeen behaagde. In weerwil harer jaren, werd ook zij gevaarlijk voor hem, want die niet door haar

[pagina 86]
[p. 86]

wilde getroffen worden, moest haar ontwijken; zelfs de toon harer stem had iets wegslepends. Deze jongeling bezat grondbeginselen die onverzetbaar waren. Hij kende haar karakter, alvorens haar bevallig uiterlijke hem konde verrukken. Zij trachtte hem te beproeven.’

‘De verachtelijke gevoelens: “Het huwelijk is het graf der liefde; de echt is eene drukkende keten, enz.” deze woorden, uit den mond eener vrouw, deden hem haar verachten; zijne oogen waren nog niet door haar vernuft, door hare wegslependheid verblind; hij zag door de kunstenarijen henen, en haar ligtzinnig karakter werd hem verachtelijk. Nu scheen zij hem nog hartstogtelijker te beminnen, dewijl zij aan vleijerij was gewoon. Hij beproefde zelfs om haar te mishagen, en ontweek haar. Tot zijn behoud leerde hij een braaf meisje kennen, en vergeleek de eigenlijke waarde van Mevrouw zonhof met die van hetzelve; nu besliste zijn hart.’

‘Hij verklaarde aan de dwaze vrouw, dat hij op het punt was zich in het huwelijk te begeven, en weigerde bij haar te komen logeren. Deze weigering, deze teleurstelling ontstaken haren wrevel, en ontvonkten haren minnenijd. Zij gevoelde te gelijker tijd dat zij zich op haar zes en vijftigste jaar belagchelijk gemaakt had. Hoe ongelukkig was zij op gevorderde jaren geworden; wrevel en spijt hadden haar ondragelijk voor de zamenleving gemaakt; en de vriendschap had

[pagina 87]
[p. 87]

haar nooit schadeloos kunnen stellen voor het zinnelijk genot van den vroegeren leeftijd.’

 

‘Laat elk jong meisje uit haar voorbeeld leeren, dat zucht om te behagen ons diep ongelukkig kan maken. Men moet Mevrouw zonhof beklagen; haar voorbeeld strekke alleen, om haar niet na te volgen.’

 

Hier eindigde Mevrouw opregt; en ik beken, dat haar oordeel een bewijs was van hare menschenkennis.

 

Hartelijk verlang ik u weder bij mij te zien. Ook heb ik heden morgen eenen brief van frederik ontvangen, waarin hij mijne voorspraak verzoekt. Uwe treurige stemming, bij de laatste ontmoeting, heeft zijn gevoel nog meerder opgewekt. Gij moet den jongeling niet lang in onzekerheid laten; ik weet dat gij hem bemint. Waarom te veinzen tegen eenen jongeling, die braaf en opregt is, en u van harte bemint. Zijn openhartig gelaat draagt geen blijk van veinzerij. Zijne beginselen en gedrag zijn voorbeeldig, en de stand van Regtsgeleerde is niet te verachten. Behalve dat, lieve emma! verlang ik voor mijnen dood u aan eenen braven jongeling gehuwd te zien. Mogt dit geschieden, dan zal ik rustig mijne laatste dagen doorbrengen. Gij weet dus mijnen wensch.

Laat geene verkeerde schaamte u den schijn van

[pagina 88]
[p. 88]

veinzerij in het oog onzer achtingwaardige vrienden geven. Beslis, zoo als uw hart gevoelt, en keer spoedig tot haar, welke u als eene dochter hartelijk lief heeft.

 

Verzeker den Predikant en zijne echtgenoote van mijne hoogachting, en kus de lieve kinderen.

Ik blijf

 

uwe liefhebbende tante,

 

reisstad.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken