Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kleine verhalen voor de lieve jeugd (1826)

Informatie terzijde

Titelpagina van 	Kleine verhalen voor de lieve jeugd
Afbeelding van 	Kleine verhalen voor de lieve jeugdToon afbeelding van titelpagina van Kleine verhalen voor de lieve jeugd

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

ebook (3.16 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kleine verhalen voor de lieve jeugd

(1826)–Catharina Maria Dóll Egges–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige
[pagina 52]
[p. 52]

De weldoenster der jeugd. of Wie zoude Mevrouw Braafhart niet beminnen?

In onze stad woonde eene Dame, Mevrouw braafhart genaamd. Bij haar bekend te zijn, was een geluk voor alle brave kinderen. Mevrouw braafhart ongehuwd zijnde, was dus zonder kinderen, maar had eene hartelijkheid en eene belangstelling voor kinderen, zoo als zeldzaam bij ongehuwde vrouwen wordt gevonden. Zij werd daarom in de buurt, alwaar zij woonde, zeer hooggeacht. -- Goede kinderen hadden haar zeer lief, en stouten, ondeugden, durfden

[pagina 53]
[p. 53]

Mevrouw braafhart niet aanzien. -- Het kleine roosje, een lief, openhartig meisje van acht jaren oud, kwam elken morgen bij Mevrouw braafhart aan het venster. Als deze haar vriendelijk gelaat dan zag, kwam zij terstond aan de deur, kuste het beminnelijk roosje, en beantwoordde al hare onschuldige vragen. Mevrouw braafhart bemerkte dan ook, hoe hartelijk het kind hare ouders beminde, en hoeveel liefde haar jeugdig hart voor hare zusjes en broertjes koesterde; vervolgens omhelsde die vriendin van alle zoete kinderen het zachtaardige roosje en schonk haar een stukje lekkers, of een stukje suiker. Vol onschuldige vreugde glinsterden hare oogjes, die, zoo lang zij Mevrouw braafhart kon zien, haar bleven toeknikken.

Zag Mevrouw braafhart lieve kinderen uit school komen, somtijds met de boekjes in de hand, dan hield zij deze in het oog. Wanneer zij na schooltijd voor de deur speelden, waren zij dan goedaardig bij hunne vrolijkheid, behandelden zij elkander niet kwaadaardig of jaloersch, dan riep Mevrouw braafhart de kinderen, en verdeelde onder hen eenen schotel met fruit of beschuitjes; maar waren zij boosaardig, of krakeelden of sloegen zij elkander, dan ontvingen zij

[pagina 54]
[p. 54]

nooit eenige gunst van haar. Vloekten de jongens, of mishandelden zij hunne kleinere broertjes of zusjes, dan zeide hunne ouders: ‘Mevrouw braafhart ziet het en let op u.’ Beschaamd zagen de kleinere dan als ter sluips naar het venster, alwaar zij gewoon waren, die brave Dame te zien, en dikwijls had zulks eenen invloed ten goede.

Op Nieuwjaarsdag kwamen, na de gewone bezoeken van dien dag, meer dan twintig kinderen uit de buurt bij Mevrouw braafhart. De kinderen van vermogende lieden werden dan vergast op een glaasje zoeten morgen wijn, en een suikerbeschuit, of op een kopje chocolade; maar de kinderen van behoeftige lieden, aan welke Mevrouw braafhart bespeurde, dat zij door de ouders met moeite zoo veel mogelijk opgeknapt waren, kregen dan een doekje of een nieuw petje; de meisjes een goedkoop hoedje, of eenen eenvoudigen omslagdoek, doch zij werden ook tevens op een kopje chocolade vergast. De oogen der kinderen glinsterden van vreugde, nadat zij zoo goed mogelijk aan Mevrouw braafhart hunne wenschen hadden uitgestort. Waren zij beschaamd, of verlegen, dan praatte Mevrouw braafhart met die kleinen. Hare minzaamheid verdreef alle

[pagina t.o. 54]
[p. t.o. 54]


illustratie
H.P. Oosterhuis del.                                W.H. Hoogkamer sculp.
Op Nieuwjaarsdag kwamen, na de gewone bezoeken van dien dag, meer dan twintig kinderen.           bl. 54.


[pagina 55]
[p. 55]

vrees. Mevrouw B.... vroeg dan, of zij hunne ouders wel lief hadden en gehoorzaam waren, of zij leerden, en welk beroep zij wel zouden willen kiezen? Als de kinderen goed konden lezen, of een Evangelisch gezang van buiten hadden geleerd, dan schonk die kindervriendin hen met een aardig boekje, dat voor hunne bevatting was geschikt; zag Mevrouw braafhart kinderen op de gracht voorbijgaan, die ordelijk, beleefd en zindelijk gekleed waren, en evenwel niet school gingen, dan sprak zij met de ouders daarover, vermaande hen minzaam, de kinderen toch het noodige voor hun toekomend bestaan te doen leeren, deed hun de gelegenheid aan de hand, om op tusschenscholen, voor zeer weinig geld, hen te doen opvoeden, en kwam het onvermogen der ouders, tot kleeding, door eene kleine toelaag van geld te hulp. Uit ontzag voor Mevrouw B.... zouden de kleinen niet uit school hebben durven blijven"

‘Zoo gij vlijtig leert, zal ik u bezigheid geven, om geld te verdienen;’ zeide zij tegen de kinderen, ‘en dan kunt gij daarvoor een nieuw jakje of boezelaartje koopen, en naderhand bij brave menschen dienstmaagd, of naaister worden.’

[pagina 56]
[p. 56]

Wanneer onder de behoeftige huisgezinnen zieken waren, zond Mevrouw B.... daar henen met eene flesch wijn, met citroenen, vleeschnat, of eenig andere verkwikking. Ook nu en dan gaf zij haren raad, om door eenvoudige huismiddelen zware krankheden voor te komen. -- Werden er werkzame meisjes gevonden, die reeds alles hadden geleerd, maar door gebrek aan behoorlijke kleeding, zich niet bij deftige lieden konden aanbieden, dan waren deze meisjes weder voorwerpen van hare zorg. Zoo zij zindelijk en vlug werkten, liet zij haar breijen, of iets naaijen, betaalde haar ruim, of gaf haar een gedragen kleedingstuk of linnen, om dit voor haar van pas te maken. - Velen, welke zich zoo veel moeite niet willen vergen, om den minderen stand op te heffen, zullen bij dit verhaal zeggen, door het ondervinden van ondankbaarheid zal zij al die pogingen weldra moede zijn geweest, en gezegd hebben, ik doe het niet weder; maar aldus dacht die godsdienstige en menschlievende vrouw niet. Zij had menschenkennis, om in de harten te lezen, en al bedroog zij zich eens, dan was die teleurstelling niet ten koste van brave rampspoedigen. De luiheid en geveinsdheid is voor het minst niet moeijelijk te herkennen, en

[pagina 57]
[p. 57]

dat men in het goede moet volharden, leert ons de Godsdienst.

Vond Mevrouw B.... meisjes loopen, die noch door arbeidzaamheid, noch door zindelijkheid, hare hulp verdienden, dan deed zij nog eene poging, door te zeggen op den nadrukkelijksten toon: ‘als ik u weder zoo lui, zoo haveloos en morsig zie voorbij kruipen, terwijl eene moeder, als eene wakkere huisvrouw werkt, moet gij nooit weder onder mijne oogen komen!’ Tegen de snoepster zeide zij: ‘als ik zie dat gij snoept, krijgt gij nooit weder iets van mij, en ik zal mij geheel aan u onttrekken; van snoepen komt stelen.’

Steeds vermaande zij naarstig ter kerk te gaan, om de pligten jegens God, hunne ouders en naasten te leeren, en om hunne harten vatbaar te maken tot gevoel van opregte dankbaarheid. Al deze gepaste vermaningen, met eenen toon van nadruk gegeven, hadden dikwijls den gunstigsten invloed. - De beide dienstboden, die eenige jaren reeds bij haar woonden, waren ouderlooze meisjes uit hare buurt geweest, die zij thans tot knappe en bekwame dienstmaagden zag gevormd, en haar dankbaar behandelden. Hare naaister

[pagina 58]
[p. 58]

was een zwak meisje, dat haar vader verloren had, dien zij tot het laatste van zijn leven getrouw had opgepast. Mevrouw B.... bezorgde haar meerdere Dames, alwaar zij wekelijks een paar dagen was, en het zindelijk en zachtaardig naatje was zeer dankbaar.

Niets buitegewoons of overdreven ligt er in de handelwijs van Mevrouw B.... opgesloten; rijk, ongehuwd, zonder broeders of zusters, wat kon zij beter, dan brave lieden aan zich verbinden; haar hoofdstuk was Menschenliefde. Tot de uitoefening van haar doel was zij zeer geschikt, dewijl zij, door vastheid van geest volhardde in hetgeen zij geloofde dat goed was. Zij verteerde voor haar zelve weinig, dewijl hare levenswijs eenvoudig was. Aandoenlijk was het te zien, als deze voortreffelijke vrouw des Zondags uit hare woning trad, om naar de kerk te gaan, hoe eerbiedig en beleefd zij van alle kinderen en ouders werd gegroet; en rigtte zij tot iemand het woord, o! dan was die daardoor vereerd. In alle omstandigheden waren alle buren terstond bereid, Mevrouw B.... ter hulp te komen. Was de edele vrouw ziek, dan was de geheele buurt deelnemend en bekommerd; begon zij te herstellen,

[pagina 59]
[p. 59]

dan zag elk naar het venster; alwaar men gewoon was haar te zien, en zat zij weder aldaar, dan blonk de blijdschap op aller aangezigt.

Mogten de kinderen die weldaden, hetzij hunner ouders, bloedverwanten of vrienden ontvangen, daarbij denken, dat zij jegens hunne weldoeners steeds dankbaar moeten wezen; en, dat deze dankbaarheid nooit beter kan worden uitgedrukt, dan door opregtheid, gehoorzaamheid, liefde, in één woord door zulke hoedanigheden, welke de kinderen in het oog van God behagelijk maken.

Mogten alle rijken handelen als Mevrouw braafhart! Hoe vele kinderen zouden werkzame en brave leden der Maatschappij worden, en hunne weldoeners zegenen!


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken