Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vriendin der kinderen, of tafereelen voor jonge lieden van elf tot veertien jaren (1827)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vriendin der kinderen, of tafereelen voor jonge lieden van elf tot veertien jaren
Afbeelding van De vriendin der kinderen, of tafereelen voor jonge lieden van elf tot veertien jarenToon afbeelding van titelpagina van De vriendin der kinderen, of tafereelen voor jonge lieden van elf tot veertien jaren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.61 MB)

ebook (4.09 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vriendin der kinderen, of tafereelen voor jonge lieden van elf tot veertien jaren

(1827)–Catharina Maria Dóll Egges–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 38]
[p. 38]

Praatzucht en traagheid.

In de naburige stad L*** woonde eene brave, ongehuwde vrouw, welke door rijkdom mild was gezegend. De poging van deze vrouw, welke agatha was geheeten, strekte steeds daarhenen, om anderen behulpzaam en van nut te zijn. Immer opgeruimd en dankbaar voor haar geluk, was zij de lust en de troost harer vrienden. Zoodra iemand raad behoefde, was agatha terstond bereid hen van dienst te wezen. Opbeurend en bemoedigend herhaalde zij dan telkens:

‘Er zijn nog ongelukkiger menschen, dan gij zijt. De ouden van dagen, die hulp behoeven, dewijl zij zich zelve niet meer kunnen helpen, en niets meer bezitten, om zich eenige verademing te schenken; zij, die met kwalen bezocht, hun leven in ellende verkwijnen, niemand tot troost hebben, dan hunnen Hemelschen Vader, Wien zij, in hunnen verlaten toestand, het einde van dat kwijnend leven af-

[pagina 39]
[p. 39]

bidden: deze zijn diep ongelukkig. Maar hij, die nog arbeiden, en dus door eigene vlijt zijn dagelijksch brood verdienen kan, is, ofschoon rampspoed hem voor een oogenblik treft, nog niet geheel ongelukkig, ten minste, indien hij den moed niet laat zinken, en steeds denkt: dat de hand, die ter nederslaat, ons ook, na eene wijl beproevens, kan opheffen.’

Menschen, welke geenen lust tot den arbeid betoonden, of door morsigheid hun ligchaam verwaarloosden, konden bij agatha noch op hulp noch op aanbeveling hopen; alsdan was haar antwoord:

‘Gij verdient geen' bijstand; als de glansrijke zon lang hare legerstede verlaten heeft, ligt gij nog te bed.’

Als zucht tot snoepen oorzaak van hunnen vervallen staat was, dan gaf agatha steeds ten antwoord:

‘Zij, die borgen en leenen, om daardoor hunnen trek tot lekkernijen te voldoen, zijn verachtelijk en kweeken geene eerlijke noch edele beginselen.’

Een winkelier, die slechts een klein crediet had,

[pagina 40]
[p. 40]

en voor vrouw en kinderen vlijtig arbeidde, werd door agatha geld geschoten, zonder interest. Was hij hierdoor gelukkig in zijnen handel, dan verheugde zij zich opregt, en moedigde hem aan.

Eene der dienstboden van agatha had eene zuster, die gehuwd was en vele kinderen had. De oudste dochter, keetje genaamd, was reeds achttien jaren oud en had nog niets kunnen leeren, hetgeen eenmaal haar bestaan konde verzekeren. Dit bedroefde hare moeder zeer. De moeder overleed en de jonge kinderen werden in een weeshuis opgenomen en onderwezen. Cornelia, de dienstmaagd van agatha, kwam treurig van het sterfhuis terug, stortte haar hart uit bij hare deelnemende meesteres; zij betuigde niet te weten, wat men met het oudste meisje beginnen moest.

‘Wees welgemoed, cornelia!’ zeide hare mevrouw. ‘Gij moet keetje bij eene brave, zuinige vrouw besteden, die haar alles moet leeren, om als dienstbode haar brood te winnen. Ik zal zulks betalen. Berust in den wil der Voorzienigheid, en dank Hem, dat gij nog overig blijft, om door

[pagina 41]
[p. 41]

een goed gedrag deze hulp van mij te verdienen.’

Cornelia, dankbaar voor de edelmoedigheid harer meesteres, zocht terstond eene ordelijke vrouw tot haar oogmerk geschikt, die voor eenen matigen prijs keetje leerde en over haar gedrag waakte.

Gedurende de eerste veertien dagen volgde het meisje alles naauwkeurig op, wat de arbeidzame en zindelijke vrouw haar gelastte; doch weldra toonde keetje de noodlottigste gebreken. Zij arbeidde ongaarne, voldeed traag aan haar opgelegde taak, in één woord, zij verried luiheid; en als hare moei vraagde, hoe hare nicht vorderde, ontving zij geen gunstig antwoord.

Cornelia werd hierover moedeloos en durfde hare meesteres dit niet mededeelen. Eindelijk vraagde mevrouw ernstig naar haar gedrag, en de dankbare dienstbode moest met innig leedwezen verklaren, dat de vrouw over het meisje in het geheel niet tevreden was.

Agatha, na zich een oogenblik bedacht te hebben, zeide: ‘ik heb vast besloten, mijne hulp aan het

[pagina 42]
[p. 42]

meisje niet te onttrekken; mijn derde meid gaat binnen drie maanden trouwen; keetje is bijna negentien jaren oud; zij heeft eene knappe, werkzame moeder gehad, wij zullen het met haar eens beproeven en haar in huis nemen. Onder mijn eigen oog en door u voorgegaan, zullen wij spoedig zien, wat er van haar worden kan.’

Hoe dankbaar cornelia was, vreesde zij echter, dat deze proef de gebreken van keetje nog meer zoude aan den dag brengen, maar zij durfde dit hartelijk aanbod niet van de hand wijzen. Welk eene gelukkige toekomst lachte het meisje aan, dat door zulk eene brave vrouw in hare bescherming werd genomen!

Keetje werd ontboden, en agatha gaf haar het voornemen te kennen, dat zij had besloten, haar in huis te nemen. Het meisje betuigde hare dankbaarheid, en beloofde alle moeite te zullen doen, om de goedheid van mevrouw te beantwoorden.

Op den eersten dag, toen zij in hare dienst trad, was cornelia reeds zeer bekommerd, echter deed het meisje gedurende dien tijd haar aangewezen

[pagina 43]
[p. 43]

werk behoorlijk af; en daar het huisgezin in weinig personen bestond en de arbeid vroegtijdig werd begonnen, zoo had elk des namiddags ook vroegtijdig gedaan, en cornelia mogt hare nicht dan onderrigten.

Dit duurde echter niet lang; weldra openbaarden zich de gebreken bij het meisje, waarover de vrouw, alwaar zij had geleerd, zich beklaagd had. Elken morgen, als de andere dienstboden reeds aan hun werk waren, kwam keetje eerst geeuwende het bed uit. Hare moei hierover zeer misnoegd zijnde, was juist bezig haar te bestraffen, toen mevrouw reeds geheel gekleed uit hare kamer trad. Zij hoorde de vermaning; maar hield zich, alsof zij die niet had vernomen.

Des avonds eer mevrouw naar hare slaapkamer ging, gelastte zij keetje, om des morgens te zeven ure op hare kamer te komen, alwaar zij iets voor haar te verrigten had. Keetje verzekerde op haren tijd aldaar te zullen zijn. Hare moei, angstvallig, dat keetje niet op haren tijd zoude passen, herinnerde het haar nog eens, alvorens zij des avonds insliep,

[pagina 44]
[p. 44]

om vooral op den bepaalden tijd, behoorlijk gekleed, bij mevrouw te verschijnen.

Des morgens sloeg de klok zeven, en agatha, naar gewoonte vroegtijdig opgestaan, verwachtte, dat aan haar bevel zoude worden voldaan, maar te vergeefs. Zij schelde en vraagde, waarom keetje haar deed wachten. Eindelijk kwam het trage meisje in haar nachtgewaad, half geeuwende en nog zoodanig door den slaap als bedwelmd, dat zij niet behoorlijk konde spreken.

Hoezeer was agatha teleurgesteld! Mevrouw bezag haar oplettend en zeide: ‘een aldus slordig, vadzig meisje, mag in mijne kamer niet arbeiden. Ga, spoedig, kleed u ordelijk en kom oogenblikkelijk weder terug.’

Keetje ging naar boven, kleedde zich, en verscheen weder bij hare meesteresse. Deze gaf haar eenig werk te verrigten, en sloeg haar naauwkeurig gade; maar naauwelijks had het meisje een half uur bezig geweest, of zij sliep weder in.

‘Indien gij zoo voortgaat,’ zeide mevrouw, ‘zult gij uwe moei veel verdriet aandoen; want een

[pagina 45]
[p. 45]

lui en slordig meisje zal nooit mijne genegenheid behouden. Sta op, en ga deze boodschappen doen.’

Keetje ging uit; doch na twee uren tijds was zij nog niet terug. Eindelijk te huis komende, zag men aan haar antwoord, dat zij de helft hetgeen haar belast was, niet had begrepen. Hare meesteresse zond haar nu tegenover haar huis om iets te koopen, en hield haar in het oog. Nadat keetje de boodschap had gedaan, leunde zij met den rug tegen den muur, en praatte een half uur lang met den winkelier; daarna keerde zij, na zich aan den stoep te hebben vastgehouden, eindelijk naar huis; doch toen eene buurvrouw haar ontmoette, sprak zij dezelve aan, en praatte nog een kwartier uurs, alvorens terug te komen.

Mevrouw vraagde: of zij niet had begrepen, dat men op haar wachtte. ‘Denkt gij niet, traag meisje!’ vervolgde zij, ‘dat iemand, die niet gewoon is werkeloos den tijd door te brengen, dit talmen en uitblijven verveelt? Gij zijt een lui meisje, dat geenen lust heeft noch uwe meesteresse,

[pagina 46]
[p. 46]

noch uwe moei te willen voldoen. Ik zal het nog acht dagen met u beproeven; maar als gij u in dien tijd niet beter gedraagt, kunt gij bij mij niet blijven, zelfs niet voor het geringste werk.’

De volgende dagen waren als de vorigen. Het meisje legde elk uur hare slordigheid, luiheid en praatzucht aan den dag. ‘Cornelia!’ zeide mevrouw, ‘het doet mij hartelijk leed. Ik heb uwe nicht op alle wijzen beproefd; maar gij zult nimmer eer met haar inleggen. Ik kan geen lui en slordig mensch bij mij dulden, zij moet dus vertrekken. Zij staat laat op, is den halven dag slordig gekleed, en nooit op haren tijd aan den arbeid. Was zij begeerig om haren pligt te doen, dan zoude zij zich verbeteren, om u en mij genoegen te verschaffen. Eindelijk bleef voor het slordige, trage en onverschillige meisje niets overig, als het werk van de straat te schrobben, waartoe zij nogtans altoos te laat en zoo haveloos gekleed verscheen, dat hare werkzame en zindelijke moei zich schaamde.’

Keetje begreep, dat mevrouw grillig was, en

[pagina 47]
[p. 47]

hare moei te veel van een jong mensch vergde; doch jaren daarna had zij berouw over de ondankbaarheid, waarmede zij zoo vele pogingen had teleurgesteld om oppassend te worden.

Hoe verschilde dit meisje bij haren broeder frans! Deze knaap werd ook door agatha verzorgd, op hare kosten onderwezen, en bij het schrijnwerken gedaan.

Elken zondag kwam frans, na ter kerk te zijn geweest, bij zijne weldoenster. Zindelijk gekleed, beleefd en bescheiden gaf hij rekenschap van zijnen besteeden tijd. De jongeling werd dan minzaam behandeld, en hij mogt bij zijne moei den dag blijven doorbrengen.

‘Cornelia,’ zeide mevrouw, ‘gij zult op gevorderde jaren veel genoegen van uwen neef beleven.’

Toen frans twintig jaren oud was, verbond hij zich met eenen schrijnwerker, en ontving daartoe eene kleine som gelds van agatha. Hij huwde kort daarna een braaf, burger meisje, bleef een' vlijtig' werkman, geacht bij alle brave lieden; en

[pagina 48]
[p. 48]

toen cornelia oud werd, en na den dood harer brave meesteres, stil konde leven, vond zij eene aangename huisselijke rust in de woning van haren neef frans.

Keetje werd bij geringe lieden buiten de stad besteed, doch was gedurende haren verderen leeftijd niet gelukkig.

 

Hoe veel, mijne jongere lezeressen, kan het treurig voorbeeld van keetje aan velen geven!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken