Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De veroordeelde (1857)

Informatie terzijde

Titelpagina van De veroordeelde
Afbeelding van De veroordeeldeToon afbeelding van titelpagina van De veroordeelde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.52 MB)

ebook (2.81 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De veroordeelde

(1857)–Emmanuel van Driessche–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 31]
[p. 31]

VII.
Maetschappelyk vooroordeel.

Omtrent eene geheele maend verliep zonder eenig byzonder voorval; Johan werkte yverig, kwam my des avonds bezoeken, met my over aengelegenheden betrekkelyk zynen toestand spreken en ging vervolgens naer zyne slaepkamer.

Eene zekere gemeenzaemheid had zich reeds tusschen ons ontwikkeld, en, ik heb het vroeger gezegd, de schoonste zyde van Johans charakter was de openhartigheid; hy kon niet veinzen.

Ik had hem meermaels van Pythagoras gesproken, en hem uitgelegd hoe die geleerde man in gulden verzen zynen leerlingen gedragsregelen voorschreef; en ten einde zich die zoo nuttige leerwyze te kunnen toeëigenen, had ik hem onder andere de volgende verzen van den ouden wysgeer vertaeld:

 
‘Vóór dat by 't nachtlyk uer, de slaep u streelen mag,
 
Werpt eerst een' strengen blik op d'afgeloopen dag;
[pagina 32]
[p. 32]
 
't Geheugen van uw kwaed verbetert uw gemoed,
 
't Geheugen van uw' deugd versterkt uw hart tot goed;
 
Ja, stel u zelv' als regter op u zelven aen,
 
Gy zult gewis meer goed en minder kwaed begaen.’

Ook had ik hem een handboekjen van Franklyn leeren opstellen.

Men weet dat die hoogberoemde man, om, zoo verre mogelyk de volmaektheid der deugd te bereiken, zich een hand- of dagboekjen opstelde, waerin hy, dag voor dag, in daertoe bestemde kolommen voor elken dag der week, aenschreef, in welke gebreken hy vervallen was; en zoo doende trachtte hy al zyne zwakheden te overwinnen, zyne ondeugden in deugden te herscheppen en aldus tot eene volmaekte kennis van zich zelven te komen.

Johan schreef, zonder de minste bewimpeling, zyne daden, ja zelfs, zyne gevoelens aen.

De aenteekeningen van neiging naer het kwaed waren reeds aenmerkelyk verminderd, toen hy op zekeren avond met buitengewoone opgewondenheid van geest my zyn boekjen voorlegde.

Ik las in de kolom van den dag:

‘Gramschap!.... Vertwyfeling!....’

- Ik ben verraden! riep hy uit - myne werkgezellen kennen my!.... zy spreken my niet meer aen!.... Zy fluisteren onder elkanderen smaedwoorden tegen my! en schynen my te schuwen!....

- Bedaer, Johan, zet u, sprak ik hem op zeer kalmen toon aen.

Johan plaetste zich voor my; maer hy verkeerde in eenen toestand van buitengewoone aendoening.

- Zeg my omstandiglyk, en vooral, met bedaerdheid, wat er gebeurd is, vervolgde ik.

[pagina 33]
[p. 33]

Hy sprak op wederhouden, doch diep ontroerden toon:

- Dezen morgend, toen ik naer het werkhuis ging, ontmoette ik een' man, die met my in de gevangenis heeft gezeten; by herkende my dadelyk, schoon ik my zooveel mogelyk afwendde; hy trad gezwind naer my toe, drukte my de hand eer ik die had kunnen wegtrekken, en wilde my met alle geweld in een geneverhuis hebben om met hem te drinken. Ik wendde voor dat ik zou te laet op myn werk komen. Hy hield stevig aen. Ik weigerde stellig. - Kom dan dezen avond, sloeg hy my dan voor in de herberg den Haen, in de B....straet; daer vergaderen zich dagelyks een aental oude vrienden.

Ik rukte my, zonder bescheid, van hem los, en ging mynen weg, toen juist eenige leerjongens van den winkel aenkwamen en hy hun spottend zegde:

- Ziedaer die mynheer, een oud kameraed van het goed jongens Collegie, die nu te fier geworden is om met my eenen druppel te drinken!

De leerjongens zyn onmiddelyk achter my op het werkhuis gekomen en op minder dan vyf minuten tyds was het gefluister van bank tot bank rond, en iedereen weet nu dat ik een veroordeelde dief ben!....

Eene krampachtige zenuwtrekking overviel hem, toen ik my verhaestte hem te zeggen:

- Wat gebeurd is, moest onvermydelyk gebeuren; ik verwachtte my daer alle dagen op. En gy hebt zeer wel gedaen met den drinker in het geneverhuis niet te volgen. Na eene korte poos vroeg ik hem:

- Maer waerom hebt gy het woord ‘gramschap’ op uw boekjen aengeteekend?

- Ho, mynheer, sprak hy met klem, ik ben een oogenblik op het punt geweest om de leerjongens, die zoo op eens myne dagelyks aengroeijende rust vernietigden, met mynen beitel het hoofd te klieven!

[pagina 34]
[p. 34]

- Welnu, legde ik hem uit, dan zyt gy op dit oogenblik weêr de grootste vyand van u zelven geweest.

En ‘vertwyfeling’ dan! wat beduidt dit? vroeg ik hem.

- Mynheer, antwoordde hy eenigzins verlegen, gy zult toch wel begrypen dat ik voortaen niet dagelyks het voorwerp van spotterny eq verachting myner gezellen wezen kan!.... ik zou liever....

Hy sprak niet verder. Hy deed zeer wel, want het bloed steeg hem weêr naer het hoofd, en als men aldus opgewonden is, spreekt men zelden verstandig.

De gansche oorzaek zyner handelwyze was alleen zyner fiere geäerdheid toe te schryven. Zyne fierheid, die hem op het woord ‘verachting’ den blik deed verheffen en glinsteren; zyn natuerlyk eergevoel dat hem by elke miskenning de ziel schokte, was hier alleen de dryfveer zyner aendoening geweest. Wat my in al andere gevallen een verzekerend standpunt had toegeschenen, kwam my hier nu als een wezenlyk kwaed voor.

- Keer tot u zelven terug, sprak ik hem op zachteren toon toe. Het voorgevallene moest toch eens of morgen gebeuren; nu of later, men moest toch eindigen met uw vorig leven te kennen. Er zal door dit voorval niets in uwen toestand veranderd wezen; gy zult voortwerken. Tot nu toe waert gy van uwe werkgezellen geacht en bemind; zy weten nu dat gy eens gevallen zyt en het vooroordeel dwingt hen zich, voor althans, een weinig van u te verwyderen; maer de regtvaerdigheid overwint alligt het vooroordeel; het vooroordeel is maer eene menschelyke zwakheid en de regtvaerdigheid is eene eeuwige onverganklyke zuile; volhard in uwe brave handelingen; laet uwen gezellen zien, dat gy uw ongeluk wezenlyk betreurt en uit al uwe wilskracht wenscht te herstellen, en zy zullen u langzamerhand hunne achting, hun vertrouwen weêr schenken!...

[pagina 35]
[p. 35]

Johan schudde het hoofd en scheen nog te twyfelen.

- Niets moet u in hun gedrag verwonderen, ging ik na eene poos voort, zy aenzien u voor een losgelatene gevangene, en dit zyt gy; zy weten dat gy voeger kwaed hebt gedaen, maer zy weten niet dat gy zulks nu niet meer zoudet doen; dit moet gy hun nu eerst toonen, door u zoo braef en deftig te gedragen als zy, en dan zult gy hunne vriendschap voor immer verworven hebben.

- Uwe woorden, mynheer, sprak hy, terwyl hy als uit eene pynlyke bedwelming opschoot, uwe woorden zyn wel de woorden der waerheid; zy oefenen als eene tooverkracht op my uit; ik voel dat de waerheid den mensch onweêrstaenbaer medesleept, en nogthans.... nogthans is er iets!....

- Iets dat u belet den ganschen invloed der waerheid tot uwe ziel te laten doordringen, onderbrak ik hem; welnu, dit iets, vervolgde ik, dit iets is uwe fierheid, dit iets is een gevoel dat u eigen is, een gevoel dat uwe zielskracht overmeesterd, en waeraen gy uwe redding zult te danken hebben; maer die fierheid moet eigenwaerde worden! En zy zal in eigenwaerde verkanderen, naermate gy u zelven zult kennen leeren; eens dat die eigenwaerde de eenige dryfveer uwer handelingen zal geworden zyn, zult gy gered wezen!...

- En dan zal ik toch nog immer voor de oogen der menschen een dief zyn!... zuchtte hy op smartelyken toon, terwyl hy het hoofd moedeloos op de borst liet zinken.

Ik wilde hem in die gemoedsstemming laten; die neêrslagtigheid was by hem een nieuw verschynsel en moest eenen heilzamen invloed uitoefenen.

Enkel wilde ik hem nog den noodigen moed inspreken om hem des anderdaegs morgends naer zyn gewoon werk te doen gaen.

[pagina 36]
[p. 36]

Ik, zegde hem:

- Johan, moed heeft er u nooit ontbroken; gy hebt eene krachtige ziel; bewerkstellig die gunst van de natuer; herdenk by de kalmte des nachts wat ik u gezegd heb, en beloof my dat gy morgenvroeg, als naer gewoonte, zult gaen werken. Ik zal uwen meester verwittige{ n opdat hy zyne andere werklieden ten uwen opzichte in de palen der welvoegelykheid houde.

Johan zweeg.

- Welnu, vroeg ik hem, eenigzins stuersch, zult gy mynen raed volgen, of stelt gy geen betrouwen in my?

En hy antwoordde op beraden toon:

- Ik zal gaen, mynheer!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken