Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De veroordeelde (1857)

Informatie terzijde

Titelpagina van De veroordeelde
Afbeelding van De veroordeeldeToon afbeelding van titelpagina van De veroordeelde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.52 MB)

ebook (2.81 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De veroordeelde

(1857)–Emmanuel van Driessche–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 67]
[p. 67]

XIII.
Een stap nader het doel.

Thans doet zich een gansch nieuw tydvak in het leven des heldes onzes verhaels voor.

De vermelde gebeurtenissen der twee vorige hoofdstukken, zyn van die slagen, welke eeuwige spooren in de ziel van den mensch na zich laten, zyn van die zedelyke omwentelingen, die aen het geheele bestaen des mans eene andere leiding kunnen geven; even als eene omdelving, of volkomene overstrooming, van den grond deszelfs natuer teenemael kan veranderen.

Gedurende verscheidene weken, bleef Johan tot allen arbeid onbekwaem.

Eenzaem en afgetrokken leven was voor hem de dood; zyne eigene denkbeelden deden hem sidderen!

Het geweten, als het luidop spreken kan, moet wel een onverbiddelyke getuige wezen, die steeds zich zelven bezwaert!...

Om zich van zyne droevige gedachten af te trekken en zynen geest door verscheidenheid der voorwerpen te boei-

[pagina 68]
[p. 68]

jen en op te helderen, ging Johan dagelyks uit. Zoo bleek als een lyk, strak voor zich heen starende, zag men hem langs de straten wandelen; telkens dat zyn blik dien eens voorbygangers trof, greep hem eene zenuwachtige rilling aen, en, hy sloeg de oogen ten gronde als wilde hy zich verbergen. Hem dacht dat iedereen hem kende; het scheen hem toe, als hy de menschen met elkander spreken zag, dat zy zyne schandelyke geschiedenis vertelden en hem als een menschelyk monster schuwden.

Zyne schande was als zyne schaduwe, hy droeg die immer en overal met zich.

Nu, sints de ongelukkige voorvallen, hield Johan weêr regelmatig zyn dagboekjen.

Ik bemerkte dat zyne neêrslagtigheid aenhoudend bleef, en dat zyne natuerlyke fierheid nu heel en al geknakt was.

Nu ook was het oogenblik gekomen om de eigenwaerde de plaets van die vermorselde fierheid te doen innemen.

In den beginne, na het groote voorval, vergenoegde ik my met Johan moed in te spreken, hem betrouwen op de toekomst en op zich zelven te geven.

Later, toen ik hem genoeg hersteld oordeelde, om hem door nieuwe ontroeringen niet al te zeer te hinderen, deed ik hem alles verhalen wat er binnen de twee noodlottige dagen gebeurd was, en wy ontleedden', met het scalpel der rede, elke afzonderlyke daed, elk byzonder feit.

Ik deed zulks meer om hem zelfskracht te geven, dan wel om eenige andere oorzaek; want het was zyne ontmoediging, zyne akelige neêrslagtigheid, die my thans de grootste vrees inboezemde. Met eene gemoedgesteldheid, zoo als die, waerin hy onophoudelyk verkeerde, kon hy niet langer leven; al de voorteekens eenerpynlyke teering deden zich reeds by hem op.

[pagina 69]
[p. 69]

De groote oorzaek zyner hervalling lag dan in zyne eerste ontmoeting met Coben, in de minachting zyner kamaraden en in zyne vernielde fierheid.

Dit alles goed ingezien, vond men de grondoorzaek in zyne zwakheid; hy kende nog niet genoeg zich zelven en betrouwde diensvolgens ook op zich zelven niet genoeg om de verachting van anderen door gewetensrust te tarten.

Zyne afwyking op den avond, toen hy met Coben was gaen drinken, mogt een wezenlyke misstap heeten.

Aen menschelyk opzicht gehoorzamen is eene klare blyk van eene verzwakte ziel. En, helaes! hoeveel kwaeds spruit daeruit voort!

Doch by hem was die verzwakking evenwel minder schuldig, dan zy het by elken anderen mensch zou geweest zyn, omdat zy by hem uit geene natuerlyke bron, maer uit zyne eigene laegheid voortvloeide.

Grootmoedigheid van ziel in eenen vernederden toestand laten blyken, behoort alleen den heldhaftigen manne!

Men mogt dus van Johan, in zynen toestand, zooveel niet vorderen.

Wat hy verders, door den drank bedwelmd, by de dievenvergadering gedaen had, was een natuerlyk gevolg van den eersten misstap.

Zyn besluit om naer zyne geboorteplaets te reizen, rustte op een vast voornemen: namelyk, zynen ouderen voor eeuwig vaerwel te zeggen en naer Amerika te vertrekken. De omstandigheden, die zich zoo noodlottig en toevallig hadden voorgedaen, waren schuld dat de gebeurtenissen zooverre buiten zyne verwachting geloopen waren; in zyne overstelping van zielelyden, in zyne overspanning van geestesaendoening, had hy de onmenschelyke gedachte gekregen zich te zelfmoorden.

[pagina 70]
[p. 70]

De zelfmoord, men zal het my niet anders doen verstaen, is eene razerny, die de zinneloosheid te boven gaet.

Hoe moest ik my nu dit schrikkelyke besluit, door Johan genomen, verklaren?

Ik meen volgender wyze:

De rampen des veroordeelden waren zoo hoog gestegen dat hy, door derzelver nevel, het bewustzyn van het goede niet meer bezat; zyne menschelyke gevoelens waren door het lyden in hem zoo zeer overstelpt dat hy zich geene rekening van de oorzaek zyns bestaens meer gaf, en daerom beschouwde hy zyn bestaen als een noodlottig ding, dat hy wilde vernietigen.

Dus was hy niet enkel zinneloos, maer razend, en razend op zich zelven, omdat de oorzaken zyner rampen in hem zelve opgesloten lagen.

Diensvolgens moest die gebeurtenis my geene ernstige vrees voor de toekomst des ongelukkigen inboezemen; want een weinig meer zielskracht, dan hy er nu bezat, was voldoende om alle voorvallen van dien aerd te voorkomen.

En dan ten slotte, was het my troostelyk te mogen aenstippen, dat gedurende zyne geheele dwaling, die als een onheilsdroom in zyn leven mag beschouwd worden, niet eens in hem de gedachte was opgerezen, te doen zoo als de ellendelingen, die hem misleid hadden; neen, niet eens had hy gedacht:

‘Mits ik nu door de menschen veracht en verstooten worde, welnu, ik zal myn schuldig leven voortzetten en my aldus op de onregtveerdige wereld wreken!....’

Neen; liever tartte hy de woede zyns vaders, liever bloosde hy voor zyne familie, liever hadde hy zyn leven in de woestynen gesleten, liever hadde hy zich zelven omgebragt!....

[pagina 71]
[p. 71]

Wy houden het voor een onwederlegbaer bewys dat, van dan af, Johan geen dief meer was.

Hy was nog een gebrekkig, nog een zwak, zelfs, als men zoo wil, nog een ondeugend mensch; maer een dief! neen, een dief was hy niet meer!....

Ware hy het nog geweest, hy zou het by deze gelegenheid laten blyken hebben!....

Immers, de eenige uitkomst, die zich voor zynen geest kon opdoen, was als dief voort te leven, mits iedereen hem voor dief aenzag, en die naem van dief hem tot elk ordentelyk beroep in de samenleving ongeschikt maekte.

Op zulke wyze redeneerde ik dan dagelyks met Johan, toen hy my des avonds zyn dagboekjen overbragt. En, schoon hy nog immer neêrslagtig en afgetrokken bleef, was het nogthans duidelyk te bespeuren, dat zyne zedelyke krachten met zyne lichamelyke sterkte terug kwamen.

Ik achtte dan het oogenblik reeds gekomen, waerop Johan weder zynen arbeid aenvangen en naer het werkhuis zyns ouden meesters terugkeeren zou.

Het verheugde my te zien hoe hy zich wapende, hoe hy zich voorbereidde en sterk maekte, om alles, wat zyne werkgezellen hem zouden kunnen zeggen, verduldig te verdragen en hoe hy berekende op welke wyze hy best hunne verachting in toegenegenheid zou doen verkeeren.

Ik was evenwel niet geheel gerust wegens zyne heraenvatting van werk. Zyne inzichten waren goed; maer hoe dikwyls had zyne natuerlyke charakterzwakheid reeds de overhand op zyne goede besluiten genomen?

Het was dus myne pligt hem hier nogmaels ter hulpe te komen.

Ik wendde my tot den meester, en deze beloofde my Johan op de werkzael te zullen geleiden, hem vriendelyk

[pagina 72]
[p. 72]

te zullen behandelen, en het vertrouwen, dat hy in hem stelde, te zullen laten blyken. Des te meer, zou hy de voornaemste werkliên aenbevelen zich welvoegelyk te gedragen jegens een man, die wel eens misdaen had, maer die nu tot een beter leven terug gekeerd was.

Die handelwyze had eenen heilzamen invloed; Johans kamaraden handelden, wel is waer, niet gemeenzaem met hem, maer zy lieten hem toch ook geene verachting meer blyken, en hy werkte met aenhoudenden moed om al diegenen, welke rond hem verkeerden, te behagen en te bevredigen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken