Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De veroordeelde (1857)

Informatie terzijde

Titelpagina van De veroordeelde
Afbeelding van De veroordeeldeToon afbeelding van titelpagina van De veroordeelde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.52 MB)

ebook (2.81 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De veroordeelde

(1857)–Emmanuel van Driessche–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 61]
[p. 61]

XII.
Wat er dan verder gebeurde.

Daegs na het voorval op het werkhuis, wachtte ik Johan te vergeefs met de aenteekeningen op zyn dagboekjen.

Den tweeden dag zond ik om inlichtingen naer den timmermansbaes; men had Johan daegs te voren niet gezien en dien dag nog was hy op zyn werk niet.

Ik had juist besloten naer het kosthuis Johan te gaen bezoeken; hy moest ziek wezen; - andere veronderstellingen kon ik dan toch niet maken - toen ik uit het dorp eenen brief ontving, waerin de herder my meldde in wat akeligen toestand de veroordeelde zich ginder bevond.

Van een aengevangen werk, by eene eerste hinderpael afzien, valt geenszins in myn charakter.

Er rees nu evenwel een zekere twyfel in my op; maer die twyfel zelf spoorde my onwederstaenbaer aen om dadelyk naer den ongelukkigen toe te reizen, ten einde de geringste aengelegenheden van het gebeurde na te zoeken, en te overwegen waeraen eigenlyk zulke grove afwyking kon toegeschreven worden.

[pagina 62]
[p. 62]

Toen ik op het dorp aenkwam was het reeds in den vooravond van den tweeden dag. Regtstreeks begaf ik my naer het huisken, waer de ongelukkige opgenomen was, en toen ik binnentrad lag hy nog roerloos op het bed uitgestrekt.

Naer men my dadelyk verhaelde, had hy reeds verscheidene malen verwilderd de oogen opengespard; maer hy erkende niemand.

De heer doktor oordeelde dat, hoe langer de bedwelming duerde, hoe minder gevaerlyk de gevolgen zouden wezen.

Er was dus geen kwaed by, dat hy niet vroeger tot zich zelven kwam.

Toen ik omtrent eene uer by de sponde met den geneesheer en den herder des dorps over den ongelukkigen had gesproken, bemerkten wy dat de lyder hevige bewegingen begon te maken? en met de handen rond zich begon te tasten.

- De crisis loopt op haer einde, zeide de doktor; nogthans, myne heeren, vervolgde hy, zich tot den herder en tot my wendende, zullen wy maetregelen hoeven te nemen; het zicht der vrouw, die hy vroeger beminde, en die hem nu op eene zoo wonderbare wyze redde, zou eenen tweeden aenval kunnen verwekken, die wel zeker gevaerlyker zou wezen dan de eerste.

- Maria zal intusschen met hare kinderen ten mynent blyven, myne pligten roepen my nog ter kerke.

Dit zeggende, nam de brave herder de twee oudste knaepjens, die al goed te been waren, by de hand en ging er mêe de straet op. Maria droeg haer jongste bloeiken op den arm.

Haer man was naer de herberg; het voorval dat in zyn huis plaets greep, scheen hem al te gering om daervoor na te laten zyne gewoone maet bier te gaen drinken.

[pagina 63]
[p. 63]

De vader van Johan was tot merkelyke beternis gekomen, maer men verborg hem zorgvuldig in welke gesteldheid zich zyn zoon daer op het dorp bevond. Hy vroeg ook geene uitleggingen nopens de verdwyning des ongelukkigen. Hy had hem - met woorden - op aendringing des herders vergeving geschonken, maer van die liefde, welke het vaderhart voor het kind doet kloppen, was er by hem nog geen enkel sprankjen ontvlamd. Zynen haet tegen den ongelukkigen zoon had hy afgezworen, dit verligte zyne ziel; maer gerustelyk aen zyn rampzalig kind denken, dit kon hy nog niet.

Nauwelyks had de herder Maria met hare kinderen weggebragt, of Johan begon teekens van bewustzyn te geven; hy deed geweld om zich op te rigten en opende nu heldere oogen.

- Wees onbekommerd, blyf gerust liggen, sprak hem de doktor toe.

En zonder op 's geneesheers woorden acht te geven, rigtte hy zich op zynen huik, sloeg zyne twee handen aen het hoofd en bleef zoo strak het voeteinde der sponde bestaren. Ten minste een kwartier uers bleef hy in die houding.

Hoe afgryslyk was die aenblik!... Hoe schrikkelyk verwilderd zag er die mensch uit!... Voor my, ik die hem drie dagen te voren gezien had, was hy byna onkennelyk geworden!...

Eindelyk wierp hy zyne blikken rond de armoedige kamer, waer hy zich bevond, vatte krampachtig de hand des doktors in de zyne, en vroeg:

- Waer bevind ik my hier?

- By brave lieden, die u helpen willen; wees kalm, antwoordde de doktor.

- Is myn vader dood? vroeg hy, strak voor zich heen ziende.

[pagina 64]
[p. 64]

- Hy is beter, veel beter, hervatte de doktor.

- Hy is veel beter!... herhaelde Johan met een onuitlegbaren glimlach op de lippen.

- Weet gy dat wel zeker? sprak hy eene korte poos nadien.

- Heel zeker, bevestigde de doktor, ik zelf heb hem de noodige hulp toegediend.

- Ik dank u, heer doktor, sprak hy nu kalmer, en terwyl hy de oogen naer den geneesheer wendde, zag hy my aen het voeteinde der bedstede staen.

Een snerpe gil ontvloog zynen gorgel. Hy wilde zich in de bedlakens verbergen, maer ik nam hem dadelyk by de hand en sprak hem op luiden en gebiedenden toon aen:

- Nu, Johan! geene zwakheden meer! Man moet gy zyn!...

Hy beefde als een poppelblad. Hy poogde te spreken, maer kon niet. Eindelyk barst hy in eenen vloed van tranen los.

Wy lieten hem vry weenen; dit moest zyn herte lucht geven.

Toen zyne tranen eenigzins gestelpt waren, stamelde hy herhaelde malen:

- Vergeving!... vergeving!...

Ik poogde hem gerust te stellen, en myne woorden schenen hem eene buitengewoone kracht in te spreken.

De doktor verklaerde dat de lyder nu zonder gevaer kon verplaetst worden en die arme lieden niet langer hinderen moest. Ik zag dadelyk naer nachtverblyf uit voor Johan en voor my; in de naburige herberg konden wy zulks vinden. Ondertusschen had de doktor Maria met hare kinderen terug laten roepen. Zy trad de kamer binnen toen Johan reeds het bed uit was en op eenen

[pagina 65]
[p. 65]

stoel zat; tot dan toe wist de ongelukkige niet dat hy zich in de wooning zyner vroegere geliefde bevond.

Die samenkomst had een geheel ander uitwerksel dan wy wel verwacht hadden.

Maria bleef met eene uitdrukking van medelyden op het aengezicht, voor hem staen. Zy had haer klein kind op den arm, de twee andere hielden haer by den rok vast.

- Johan!... sprak zy hem weemoedig toe, en geene andere woorden wilden over hare lippen.

- Maria!... stamelde de ongelukkige, terwyl hy haer met verwondering aenzag, - ik dank u, vervolgde hy na eene poos en met diep ontroerde stem, ik dank u, voor de schuilplaets... welke gy den ellendeling, die u en zichzelven ongelukkig heeft gemaekt, heden hebt verleend!... En hy deed zich geweld aen om op te staen, als kon hy niet langer in de tegenwoordigheid der vrouw blyven, die hem nu nog het hart zoo diep ontroerde.

- God wees u genadig, Johan, wenschte hem nog Maria toe, toen de ongelukkige het huis verliet, waer hem de lucht van schaemte scheen te stikken.

- En u, Maria, schenke hy een heilryk lot! sprak haer Johan toe, terwyl hy den voet over den drempel zette.

In dit gansch onderhoud ligt niets buitengewoons; maer wie de vooraengehaelde woorden hoorde uitspreken, voelde zich het hart onder deszelfs indruk verweeken, zooveel smart, zoo eene zielsontroering lag er in den toon, waerop zy uitgesproken werden.

De doktor diende den lyder nog eenige zenuwstillende medecyn toe, die hem den ganschen nacht rusten liet, en 's anderdaegs was hy merkelyk beter.

Den volgenden morgend, na maetregelen genomen te hebben om myne zaek ten goede te leiden, het is te zeggen, om Johan en zyne familie te redden, liet ik den

[pagina 66]
[p. 66]

ongelukkigen, die, ofschoon nog zeer zwak, toch reeds krachten genoeg herwonnen had om de reis te ondernemen, in een rytuig brengen, ten einde hem zoo gauw mogelyk te verwyderen van het oord waer zyne tegenwoordigheid eenen zoo nadeeligen invloed uitoefende.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken