Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De veroordeelde (1857)

Informatie terzijde

Titelpagina van De veroordeelde
Afbeelding van De veroordeeldeToon afbeelding van titelpagina van De veroordeelde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.52 MB)

ebook (2.81 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De veroordeelde

(1857)–Emmanuel van Driessche–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 96]
[p. 96]

XVIII.
Onderstand aen de arme weduwe.

De heeren pastor en doktor hadden hunne menschlievende pligten jegens Johans familie en jegens de arme Maria onafgebroken voortgezet.

De herder had, door evangelisch geduld en christelyke volharding, het gemoed des ouden vaders tot dus verre besproken, dat de man de hoop in zyne verdorde ziel voelde herleven, en de hoop gaf zynen ligchame kracht.

De kindsche moeder beterde langzamerhand; zy was reeds met stonden goed by haer verstand, en dan vroeg zy hoe of het haer zoon Johan stelde.

De geheele familie kwam tot het werkelyke leven terug, naer mate Johan zyne schande door blyken van deugd uitwischte.

Het spreekt van zelfs, dat ik alles, wat er met Johan gebeurde, mynen medehelperen - pastor en doktor - getrouwelyk overmaekte, en dat zy telkens het goede nieuws als balzem op het hart der bedrukten deden dienen.

De vader wist nu ook dat zyn zoon, al wat hem van

[pagina 97]
[p. 97]

zyne winst, boven zyn karig onderhoud, overbleef, maendelyks, door tusschenkomst van den doktor aen de arme Maria zond, om haer en hare kinderkens in hunne diepe ellende te helpen.

Maria zelve was evenwel tot alsdan onbewust gebleven dat haer die onderstand van Johan kwam. De arme moeder was nu, God dank, tot de gezondheid weèrgekomen; maer haer handwerk bragt zoo weinig op, dat zy, zonder de vyf-en-twintig of dertig franken, die zy maendelyks van eene onbekende hand ontving, hare kinderkens niet hadde kunnen van het schrale noodige voorzien.

 

Het was op eenen kouden winteravond.

Maria zat by het ziekbed van haer oudste manneken te bidden en te weenen. Het bloeiken had de typhuskoorts, en lag daer bewusteloos en lydend op zyn beddeken neder.

- O myn God! - zoo bad de moeder - uwe Alwysheid beproeft my wel hard!... O, laet toch myn arm kind tot de gezondheid weder keeren!... nog eenige jaren en hy zal voor zyne zwakke moeder werken!... op hem berust al myne aerdsche hoop!... o myn God! laet toch alras myn kind genezen!... want de aelmoes is zoo vernederend!...

En zy dacht aen den onbekende, die haer, sinds omtrent vier jaren, onderstand vergunde, zonder te weten wie hy was, en om welke reden zy zulke byzondere goedheid mogte verdiend hebben.

Na eene poos doof gesnik hernam zy:

- O eeuwige regtvaerdigheid! zegen de voetstappen van hem, die, met het leed der arme weduwe bewogen, haer eene helpende hand in de ellende toereikt!...

Het getrappel van voetstappen aen de voordeur, deed

[pagina 98]
[p. 98]

haer na lang en pynlyk weenen nu uit hare neêrslagtigheid ontwaken.

Zy opende de deur; de doktor trad binnen.

- O, heer doktor! stamelde zy, myn kind is zoo slecht! help toch myn arm kind!...

- Ik hoop dat het niet kwalyk gaen zal, Maria, troostte de doktor. - Ziet hier, vervolgde hy, eene dubbele gift van uwen weldoener.

En hy stopte haer vyftig franken in de hand.

- Maer, neen! snikte zy, terwyl zy hare reeds uitgereikte hand introk, ik mag niet langer dien onderstand ontvangen... zonder te weten van wien!... - Zeg my, heer doktor, welke is de engelachtige ziel, die zich om my en myne arme kinderkens erbarmt!... Zeg my, heer doktor, wie?...

De doktor onderbrak haer:

- Neem vry aen, Maria, bekommer u daer zoo niet om; de hand, die zich over u zoo pulpryk uitstrekt, wil u voor althans onbekend blyven. Maer welligt komt nog eens een dag, waerop gy die hand drukken zult, en die met uwe tranen van dankbaerheid zult besproeijen.

De doktor plaetste het geld op de tafel en ging naer het ziekbed om het manneken te onderzoeken.

De moeder wachtte in angst de uitspraek des geneesheers af.

De doktor onderzocht het kind en daer hy bemerkte dat de ontsteking zich reeds door de huid vertoonde en diensvolgens het binnenste verzachtte, sprak hy de moeder troostend toe:

- Maria, uw kind zal gered wezen!... Zie, zyn buiksken is reeds vol brand gekomen, nu zal de koorts afnemen en het manneken zal weldra genezen zyn.

De moeder knielde in ootmoed neêr, en bad:

‘Dank! o dank, myn God!...’

[pagina 99]
[p. 99]

- Nu, Maria, tot morgen, sprak de doktor, morgen, hoop ik, zullen wy reeds merkelyke beternis bespeuren. Houd u maer kloek, troostte hy verder, ‘de Heer slaet en zalft.’

- O wat zyt gy goed, heer doktor, stamelde dankbaer de arme moeder, terwyl de geneesheer het huisjen verliet, en zich vervolgens tot haer kind wendende gilde zy vol hoop: - O, myn kind, gy zult dan nog genezen!..

En zy zoende met warme tranen het lydende schepsel.

Korts daerna vielen hare oogen op het geld dat de doktor op de tafel gelaten had.

Maer, vroeg zy zich zelzen af, van wie toch mag ik dien onderstand erlangen?.... Nu reeds zoo veel!.... wat aenzienlyke som heb ik al ontvangen!....

Zy dacht na en vervolgde na eene poos:

- Wie mag de engel wezen, die zyne beschermvleugelen over myn arm huisgezin uitspreidt!... Zou het niet de heer doktor zelf.... maer neen... hy ook is niet ryk... en hy heeft een talryk huisgezin te onderhouden... en immers, hy doet reeds zoo veel voor ons!... De heer pastor?... hy ook, welke reden zou hy hebben om zyne milddadigheid te verbergen? Waerom zou hy zelf zyne giften niet doen?... Ha, hernam zy als hadde zy, gevonden wat zy zocht, de heer doktor heeft wel eens gezegd, toen hy my de gewoone gift bragt: ‘de post is zooeven aengekomen, ziehier...’ Die onderstand moet dus van eene andere plaets, moet dus verre van hier komen!... O myn God!... zou hy!... maer neen!... waerom zou hy!...

Zy dacht aen Johan; en schoon zy zich niet overtuigen kon dat haer weldoener, die zelfde man zou wezen, die vroeger haer echtgenoot moest worden, en sinds dien zoo schandelyk gevallen was, bleef zy tot diep in den nacht in biddende houding zitten en herinnerde zich Johan, den geliefden harer jeugd!....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken