Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De veroordeelde (1857)

Informatie terzijde

Titelpagina van De veroordeelde
Afbeelding van De veroordeeldeToon afbeelding van titelpagina van De veroordeelde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.52 MB)

ebook (2.81 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De veroordeelde

(1857)–Emmanuel van Driessche–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 100]
[p. 100]

XIX.
De man die zyne brieventasch verloren had.

Ik had zooeven eenen brief uit het dorp ontvangen, waerop ik antwoordde:

‘Het goede nieuws, dat gy my heden meldt, verheugt my uit der mate. De oude vader stemt er in toe zynen zoon weêr te zien; het is maer alleen “het menschelyk opzicht” dat hem belet den zoo diep beproefden zoon opentlyk aen zyn hart te drukken.’

‘Nu, nog wat moed en geduld en wy zullen ook dit menschelyk opzicht, dit monster van dwaesheid, wel uit onzen weg ruimen. Tot dan zullen wy uitstellen Johan op het dorp te laten verschynen.’

‘Een sluikbezoek des avonds, zoo als de vader verlangt, zou nogmaels den bekeerden boeteling vernederen.’

‘Weet gy wel, myne vrienden, dat Johan voor zich zelven, voor my, en voor al die hem nu goed kennen, in den vollen zin des woords, een deftig man geworden is, en dat hy dus, voor zich zelven, het volle regt heeft zich

[pagina 101]
[p. 101]

voortaen zooveel mogelyk de vernederingen te sparen. De byeenkomst blyft dus, ik hoop dat gy van myn gevoelen wezen zult, voor althans nog eene uitgestelde zaek.’

‘Maria is nu welvarend, zegt gy, hare kindertjens groeijen goed op; zy gaen reeds naer de school en beginnen goed te leeren; dit is regt verheugend.

Er verloopen weinige dagen, of Johan spreekt my van haer, van hare kinderkens. Zou zy wel zorgen, vroeg hy my over eenigen tyd, dat het hart dier schepseltjens tot het goede ontwikkeld worde, dat de kiemen van de deugd de kiemen van ondeugd in hunne jonge ziel overwassen; zou zy wel behoorlyk aen hunne opvoeding denken; want, voegde hy er met belangstelling by, is het aen my en aen zoo vele andere niet gebleken dat onderwys alleen niet voldoende is; opvoeding, leiding van het jonge gemoed, is wel veel noodzakelyker.’

‘Ik stelde hem des wegens gerust.’

‘Zoo, vrienden, volvoert uwe edele zending by de lyders ten uwent, ik zal hier voor mynen pleegbroeder zorgen.’ -

Ik was juist op het punt mynen brief te sluiten en weg te zenden, toen my, onder den naem van baron de B..., een man werd aengemeld, die met een rytuig voor myne deur was stil gebleven en my verlangde te spreken.

Een fatsoenlyk heer, van vromen lichaemsbouw, omtrent de vyftig jaren oud, trad met hofsche beleefdheid binnen, en vroeg my, zonder omweg, of hy wel weten mogt, wie de man was, die dagelyks ten mynen huize kwam en een werkman scheen te wezen.

Die onvoorbereide vraeg klonk my al zonderling in de ooren. Ik bezag den heer baron. My docht dat ik dien man nog voorheen ergens had aengetroffen.... maer, wat mogt hy met Johan te maken hebben? Het was toch wel Johan, dien hy bedoelde.

[pagina 102]
[p. 102]

De vertraging in myn antwoorden scheen hem myne verwondering te kennen te geven, en hy voorkwam myne verlegenheid om hem naer de reden zyner opzoeking te vragen.

- Hoor, mynheer, hernam hy, hoor, wat er gebeurd is.

Dezen namiddag moest ik, in myne hoedanigheid van zaekgelastigde by het staetsbestuer van W.... eene aenzienelyke som en belangryke papieren naer het postbestuer brengen; en, waerschynlyk by het instappen myns rytuigs, is my myne brieventasch ontvallen; toen ik aen den post kwam, stond ik gansch verslagen myne papieren te missen. Ik was er een geruïneerd man by.... en in allerhaest reed ik weêr naer myn hotel om te zien of ik somwylen de brieventasch niet op de tafel in myn kabinet had gelaten, maer, toen ik daer kwam, stond myn kamerknecht aen de deur met den schat in de hand.

- Mynheer, sprak hy my toe, zonder my tyd te laten naer uitlegging te vragen, een man heeft daer zooeven uwe brieventasch op straet gevonden en ze my besteld!

- En wie was die man? sprak ik met aendoening en vreugde.

- Ik heb hem herhaelde malen naer zynen naem gevraegd en hem verzocht naer zyne verdiende belooning te wachten, tot dat mynheer zou terug wezen; waerop hy my kortweg heeft geantwoord ‘het is onnoodig’ - en hy is snel voortgegaen.

Ha! berispte ik den knecht, en hoe zullen wy nu den man, die zonder zelfs myne brieventasch open te maken, op enkele aenduiding van den naem, die er van buiten opstaet, myne schatten weêrbrengt, zeg, hoe zullen wy dien braven man nu beloonen!...

- Mynheer, sprak myn knecht eenigzins onthutst, het moet een werkman zyn, ik heb hem meermaels ontmoet, maer waer?... waer?...

[pagina 103]
[p. 103]

En na lang nadenken heeft myn knecht in zyn geheugen hervonden dat hy denzelfden persoon, die heden eene zoo schoone daed heeft verrigt, meer dan eens ten uwent heeft zien binnentreden.

Zoudt gy my nu willen zeggen wie hy is, waer ik hem vinden kan om zyne regtschapenheid naer waerde te beloonen?

Ik voelde myn hart van genoegen opspringen; nog eene schoone daed van Johan!...

Ik wilde den heer baron op zyne vraeg regtstreeks antwoorden, toen ik juist iemand hoorde binnen treden.

Het was Johan.

Heer baron, sprak ik nu, de man dien gy zoekt is hier.

De baron reikte in verrukking Johan de hand en zegde hem op luiden toon:

- Gy zyt een regtschapen kerel! Gy verdient eene goede belooning!

Johan trok schroomvol zyne hand terug, deinsde achteruit, bezag den baron, terwyl deze nu als verslagen Johan aenstaerde.

Na eene poos elkander strak bezien te hebben, stamelde de heer baron:

- Maer zyt gy de man niet.. die... te Aken!....

Nu viel het my eerst in dat ik den heer baron in het speelhuis had gezien en dat hy de heer was, die na zyne fortuin verloren te hebben, zich wilde door het hoofd schieten.

Toen de baron nu eenigzins uit zyne verslagenheid was opgekomen, vloog hy naer Johan, drukte hem hartstogtelyk aen de borst, terwyl hy met dankbaerheid gilde:

- Gy hebt my tweemael gered!...

Hy zoude Johan omhelsd hebben, hadde deze zich niet terug getrokken en ootmoediglyk geantwoord:

[pagina 104]
[p. 104]

- Mynheer, als ik gelukkig genoeg was u tweemael mynen dienst te bewyzen, zoo heb ik tweemael myne pligt vervuld... Ziedaer alles.

- Ho! voerde de baron voort, gy zult u aen myne weldaden niet ontrekken! Eene geldelyke belooning is te weinig voor zulke daden! Gy zult myn vriend wezen; ik wil u gelukkig maken!... ik zal u...

En hy wilde nogmaels Johan in zyne armen drukken; maer Johan trok zich achteruit.

Maer gilde de heer baron met verwondering, gy schynt my te schuwen! Wat beduidt!...

Johan antwoordde niet, maer bloosde; een groot man, een staetsman wilde zyn vriend wezen!... en hy dacht aen zyne misdaed! aen zyne veroordeeling!...

Ik had intusschen beiden verzocht neêr te zitten, en ik verhaelde den heer baron de geheele geschiedenis van Johan.

Toen ik geëindigd had, sprak de staetsman op vasten toon, zich tot Johan wendende:

- Ik schaem het my niet u de hand te drukken; gy hebt my, uit pligt zegt gy, tweemael gered; welnu, ik zal u, ook uit pligt, éénmael redden; dan zal ik u nog éénmael verschuldigd blyven. Ziedaer!

En hy wierp eenige bankbiljetten op de tafel, terwyl hy zich tot my wendde en zegde:

- Gy zult my veroorlooven, mynheer, hier ten uwent nog weder te keeren. Heden nog zal ik aenvangen myne pligt te kwyten!...

De heer baron groette ons, stapte in zyn rytuig, en liet ons alleen.

Toen de heer baron vertrokken was, liet ik Johan verstaen dat die man, grooten invloed by het staetsbestuer hebbende, hem welligt een onvergeldbaer goed kon doen bekomen.

[pagina 105]
[p. 105]

- Zou het mogelyk wezen!... vroeg Johan, die begreep wat ik bedoelde.

- Ja, verzekerde ik hem, het is meermaels gebeurd dat men aen veroordeelden de eerherstelling vergunde, en gewis heeft niemand die nooit beter dan gy verdiend.

Als uitzinnig sprong hy op, terwyl hy met fierheid uitriep:

- En ik zou dan het hoofd mogen verheffen! voor myne ouders, familie en vrienden mogen verschynen zonder blozen!... en ik zou Maria by elks wete mogen helpen! voor hare kinderen mogen werken!

Zy moet een zonderling gevoel in den mensch verwekken de zekerheid van geluk, als men nooit heeft mogen hopen gelukkig te wezen!...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken