Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Callewaert's groot Nederlandsch-Fransch en Fransch-Nederlandsch woordenboek inhoudende de woorden der gewone spreektaal (1909)

Informatie terzijde

Titelpagina van Callewaert's groot Nederlandsch-Fransch en Fransch-Nederlandsch woordenboek inhoudende de woorden der gewone spreektaal
Afbeelding van Callewaert's groot Nederlandsch-Fransch en Fransch-Nederlandsch woordenboek inhoudende de woorden der gewone spreektaalToon afbeelding van titelpagina van Callewaert's groot Nederlandsch-Fransch en Fransch-Nederlandsch woordenboek inhoudende de woorden der gewone spreektaal

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (17.64 MB)

Scans (124.91 MB)

ebook (5.97 MB)

XML (11.68 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Callewaert's groot Nederlandsch-Fransch en Fransch-Nederlandsch woordenboek inhoudende de woorden der gewone spreektaal

(1909)–Jan van Droogenbroeck, Willem Duflou–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Z

Z, m. Z, f. Être fait comme un Z, krom en scheef zijn.

Zacynthe, f. (Bot.) Wrattenkruid, n.

Zagaie, f. Werpspies, assagaai, f.

Zain, adj. m. Eenkleurig, effenklenrig.

Zani, m. (Théât.) Hansworst, zani, m.

Zanthène, f. (H.n.) Zilveroog, n. (visch).

Zèbre, m. Kaapsche ezel, zebra, m. || Zebravisch, m. Zébré, ée, adj. Gestreept. Zébrure, f. Gekleurde streping, f. || Gekleurde strepen, f. pl.

Zébu, m. (H.n.) Bultos, zebu, m.

Zée, m. (H.n.) Spiegelvisch, m.

Zélande, f. (Géogr.) Zeeland, n. Zélandais, e, adj. Zeelandsch, Zeeuwsch. || -, m. et f. Zeeuw, m., Zeeuwsche (vrouw), f.

Zélateur, trice, m. et f. IJveraar, zeloot, m.; ijveraarster, f. Zèle, m. Vlijt, ijver, iever, m., ijverig streven, n., dienstijver, m. Faire du z-, al te ijverig zijn. Mettre son z- à qc., zich in iets beijveren. Zélé, ée, adj. Vlijtig, ijverig, ieverig, vurig. || -, m. et f. IJverige, m. et f.

Zemble, (Nouvelle), f. Nova Zembla, n.

Zend, m. Verklaring f. der Avesta. || Zend, n. Zend-Avesta, m. Zendavesta, f., heilige boeken n. pl. der Oud-Perziërs.

Zénith, m. Kruinpunt, toppunt, n. || (fig.) Toppunt, n. Être au z-, het toppunt bereikt hebben. Zénithal, e, adj. Van het kruinpunt, het zenith betreffend.

Zénonique, adj. Zenonisch. Zénonisme, m. Leer f. van Zeno, Zenonismus, n. Zénoniste, m. Stoïcijn, m.

Zéolithe, m. Schuimsteen, zeoliet, m. et n.

Zéphire, zéphyr, m. Westenwind, m., aangenaam windje, liefelijk koeltje, n. || (Comm.) Zefierstot, f. || Pas de z-, zefierpas, m. Zéphyrien, enne, adj. Liefelijk als de zefier.

Zero, m. Nul, f., zero, m. || (Phys.) Nulpunt, vriespunt, n. Au-dessus de z-, boven nul. || (fig.) Nul, f.

Zest, m. (Prov.) Être entre le zist et le z-, tusschen goed en kwaad zijn, weifelen, zoo en zoo zijn, twijfelachtig zijn. || -, interj. Gekheid! praatjes! fuut! || Snel!

Zeste, m. Binnenschot, n. || Gele buitenschil, f. || (fam.) Cela ne vaut pas un z-, dat is geen oordje (of) geen sikkepitje waard. Zester, v.a. De buitenschil afsnijden.

Zététique, adj. 2 g. Vorschend, onderzoekend. || (Math.) Analytisch. || -, f. Vorschende methode, f.

Zeugme, m. (Rhét.) Zeugma, n.

Zézaiement, m. Verkeerde uitspraak f. als z. gelisp, n. Zézayer, v.n. Lispen.

● Sa fortune est réduite à zéro, zijn vermogen is tot op niets versmolten.

Zibeline, f. (H.n.) Sabel, sabelmarter, m. sabeldier, n. || (Comm.) Sabelbont, n. || -, adj Mar(tr)e z-, sabelmarter, m., sabeldier, n.

Zibet, m. (H.n.) Oostersch civetdier, n.

Zig, m. (fam.) Bon z-, vroolijke jongen, goede kameraad, m.

Zigzag, m. Zigzag, m. En z-, zigzagsgewijze, zigzagvormig. Faire des z-s, slingeren, zwijmelen. || (Jeu) Kruisschaar, f. Zigzaguer, v.n. Zich zigzagvormig bewegen, zich slingeren. || Zwijmelen.

Zinc, m. Zink, n. || (pop.) Toonbank, f. Boire un verre sur le z-, een glas drinken, terwijl men voor de toonbank staat. Zincifère, adj. 2 g. Zinkbevattend. Zincographie, f. Zinkdruk, m. Zincographier, v.a. Met zinkplaten drukken. Zingage, m. Zinkwerk, n., bekleeding f. met zink.

Zingari, m. Zigeuner, m.

Zingibéracé, ée, adj. Naar gember gelijkend. || -, f. pl. Gembersoorten, f. pl.

Zinguer, v.a. Met zink bekleeden. Zinguerie, f. Zinkhandel, m. || Zinkfabriek, f. Zingueur, m. Zinkwerker, m. Zinquer, etc. v. Zinguer, etc.

Zinzolin, e, adj. Violetrood. || -, m. Violetrood, n. Zinzoliner, v.a. Violetrood verven.

Zircon, m. Zircoon, roodgele steen, m.

Zist, m. v. Zest.

Zizanie, f. Onkruid, n., dolik, f. || (fig.) Oneenigheid, tweespalt, tweedracht, f.

Zodiacal, e, adj. Van den dierenriem. Zodiaque, m. Zodiak, dierenriem, m.

Zoïle, m. (Hist.) Zoïlus, m. || (Littér.) Nijdige beoordeelaar, afgunstige bediller, galachtige recensent, m.

Zollverein, m. Tolverbond, n.

Zona, m. (Méd.) Gordelroos, f. Zonaire, adj. 2 g. Omgordeld. Zone, f. Aardgordel, m., luchtstreek, f. Z- tempérée, gematigde luchtstreek. || Gebied, n., streek, f. || Ringvormige strook f. grond. Z- militaire, vestinggordel. Z- dangereuse, door het geschut bestreken terrein, n. || (H.n.) Ronde streep, f. Zoné, ée, adj. Met ronde strepen.

Zoochimie, f. Dierlijke scheikunde, f. Zooglyphite, m. Dierenafdruksel n. in steen. Zoographe, m. Dierenbeschrijver, m. Zoographie, f. Dierenbeschrijving, f. Zoolâtre, m. et f. Dierenaanbidder, m.; -bidster, f. Zoolâtrie, f. Dierenaanbidding, f. Zoolithe, m. Versteend dier, n. Zoologie, f. Dierkunde, f. Zoologique, adj. 2 g. Dierkundig. Jardin z-, dierentuin, m. Zoologiste, zoologue, m.

[pagina 669]
[p. 669]

Dierkenner, zoöloog, m. Zoonomie, f. Kennis f. van het dierlijk leven. Zoopathologie, f. Leer f. der dierenziekten. Zoophage, adj. 2 g. Vleeschetend. Zoophore, m. (Archit.) Kroonfries f. met dierenfiguren. Zoophyte, m. Plantdier, n., dierplant, f. Zoophytique, adj. 2 g. Plantdieren bevattend. Zoophytographie, f. Plantdierenbeschrijving, f. Zoophytologie, f. Plantdierenleer, f. Zoosperme, m. Zaaddiertje, n. Zoospore, m. Harige kiemkorrel, f. Zoothérapie, f. Dierenheelkunde, f. Zootomie, f. Dierenontleding, f.

Zorille, f. Peruaansch stinkdier, n.

Zostère, m. et f. Zeegras, n. Zostéricole, adj. 2 g. Op zeegras levend.

● Sa fortune est au zénith, zijn geluk is ten top gestegen.

Zotide, m. Zuurstofhoudend lichaam, n.

Zouave, m. (Mil.) Zouaaf, m.

Zut, interj. Fuut! daar lach ik om! dat kan mij niks schelen!

Zygène, f. (H.n.) Hamervisch, m.

Zygoma, m. (Anat.) Jukbeen, n. Zygomatique, adj. 2 g. Van het jukbeen.

Zymase, f. Oplosbare giststof, f. Zymologie, f. (Chim.) Gistingleer, f. Zymologique, adj. 2 g. De gistingleer betrettend. Zymoscope, zymosimètre, m. Gistingmeter, m. Zymotechnie, f. Toepassing f. van de gistingleer. Zymotique, adj. 2 g. De gisting betreffend (of) bevorderend. Zythogale, f. Biermelk, f.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken