Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Annetje Lie in het holst van de nacht (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Annetje Lie in het holst van de nacht
Afbeelding van Annetje Lie in het holst van de nachtToon afbeelding van titelpagina van Annetje Lie in het holst van de nacht

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.46 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Illustrator

Margriet Heymans



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Annetje Lie in het holst van de nacht

(1987)–Imme Dros–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 92]
[p. 92]


illustratie

16

Soms is het dag en soms is het nacht. De wolken van het vossenhol lossen op en papa is er of oma en ook wel eens de dokter met haar ronde gezicht.

‘Zeg het tegen de Maan,’ smeekt Annetje Lie.

Ze is in de macht van de vier zangers, hun gevangene, en als ze de Muizenkoning niet verraadt dan komt de Jurkenvrouw.

‘Zeg het toch tegen de Maan.’

De Vos doet heel aardig tegen haar en praat met een sussende, goedige stem, maar intussen heeft hij haar vastgebonden met het koord en haar haren een voor een aan muizenstaarten boven haar hoofd geknoopt, als ze zich maar even beweegt kan ze wel schreeuwen van de pijn.

‘Breng je ons bij de Muizenkoning, die ouwe scharrelaar?’

[pagina 93]
[p. 93]


illustratie

‘Nee nee nee.’

‘Dan halen wij je weet wel wie.’

Zo gaat het door, dag en nacht.

‘Doe je wat wij zeggen?’

‘Ik kan de Muizenkoning niet verraden.’

‘Stil, wat hoor ik nou? Nee, stil eens eventjes,’ sist de Wilde Kat. ‘Daar komt iemand aan.’

‘De Jurkenvrouw? Nu al?’ vraagt de Das een beetje boos. ‘Dat is te vroeg.’

‘Heeft de Jurkenvrouw tachtig voetjes soms?’

‘Niet dat ik weet.’

De vier zangers overleggen met elkaar. Annetje Lie hoort het nu ook, dat felle tikken van kleine voeten op de met nagels en snavels geplaveide binnenplaats van het vossenhol.

‘Geef acht!’ schreeuwt een bekende stem. Het is Muizenkoning M.G. Muizenkoning zelf, met zijn leger.

‘Dat is oneerlijk, dat is vals, veertig tegen vier!’ schreeuwt de Vos. ‘Net weer iets voor die ouwe schurk.’

‘Maak haar los, dan zijn we tenminste met vijf,’

[pagina 94]
[p. 94]


illustratie

zegt de Bunzing slim.

Annetje Lie wordt snel losgemaakt, dat is nog een heel werk.

‘Nu hoor je wél bij óns!’ waarschuwt de Vos.

Maar Annetje Lie maakt dat ze wegkomt naar het leger van de Muizenkoning.

‘Bah, het is niks anders dan een overloper,’ zegt de Das.

En de vier zetten het op een zingen, zo vals dat de Muizenkoning met de poten voor zijn oren de aftocht blaast.

‘Wat een smerige aanval,’ zucht hij als ze veilig en wel in het muizenhol aan de limonade en de kaaskorsten zitten. De satijnen trouwschoenen staan nu in de kast tussen de glazen.

‘Een ereplaats,’ legt de Muizenkoning uit, ‘het zijn de schoenen van een Trouwe Vriendin. Je hebt ons niet verraden.’

‘Hoe kom je aan die prent van Assepoester?’ vraagt Annetje Lie verbaasd. Ze ziet duidelijk de bruine vlekken van het weer, de duiven en de erwten en dan is ze niet meer in het hol van de

[pagina 95]
[p. 95]


illustratie

Koning, maar in oma's keuken. Papa draagt haar in zijn armen, de donsdeken is om haar heen gewikkeld.

‘Waar gaan we naartoe?’

‘Ik breng je naar de auto,’ zegt papa.

‘Gaan we naar huis? Naar mama?’ Ze voelt de auto gonzen en zoemen en zoeven. ‘Waar gaan we naartoe?’

Waarom is alles zo wit? Dit is niet het holst van de nacht en niet de plaats waar de maan altijd op haar wacht. Zijn ze aan de noordpool? Zijn ze in de woestijn? Is alles van zand geworden? We gingen toch naar huis, denkt ze, we waren toch in de auto.

Ze ziet het hoofd van de Muizenkoning. Zijn mond zegt: ‘Neeneeneenee, dat kan immers niet. Het huis is leeg en jij bent ziek. Als de dokter komt dan ben je ziek.’

Annetje Lie ligt in een wit bed in een witte kamer. Ze heeft een witte deken met een witte sprei. Een witte mevrouw en twee witte meneren staan bij haar. Papa is weg en oma is weg. De Muizen-

[pagina 96]
[p. 96]


illustratie

koning is weg. De donsdeken is weg.

Mijn deken... Annetje Lie kan niet praten. Nu kan ik niet meer terug naar het holst van de nacht, denkt ze, niet zonder de donsdeken.

De witte meneer doet iets met haar arm. Ze valt dwars door de bodem van het witte bed, diep diep diep.

‘Sssst,’ fluistert de Muizenkoning, ‘ik ben het, ik laat een Trouwe Vriendin niet in de steek.’

‘Waar ben ik?’

‘Waar ík ben, vanzelf,’ moppert de Muizenkoning, ‘dat is toch duidelijk.’

‘Maar waar ben jij?’

‘Bij mij,’ zegt de Maan.

‘Maan, ik zie je niet, Maan!’

‘Kijk eens goed.’

En daar middenin al dat wit, als een inktvlek op papier, is de Maan. Hij neemt Annetje Lie in zijn boot en ze zeilen weg uit de witte ruimte een zwarte tunnel in.

‘Het wordt donker!’

[pagina 97]
[p. 97]


illustratie

‘Dat klopt. Donkere Maan, het woord zegt het al.’

‘Ik zie niets meer.’

‘Zie je de sterren niet?’

‘Nee, alles is zo zwart.’

‘Het zijn ook uitgedoofde sterren. Zie je de gaten niet?’

‘Nee.’

‘Het zijn ook zwarte gaten.’

‘O Maan, ik ben bang in het donker, laten we teruggaan.’

‘Terug naar dat witte daar?’

‘Ja, terug.’

De Donkere Maan wendt de steven, ze varen de tunnel uit.

‘Zie je nu dan wat?’

‘Nee nee, alles is zo wit.’

‘Zie je dat zand niet van de duinen?’

‘Zand? Ik zie geen zand.’

‘Dat komt omdat het wit zand is. Zie je de duiven niet?’

‘Welke duiven, ik zie geen duiven.’

[pagina 98]
[p. 98]


illustratie

‘Dat komt omdat het witte duiven zijn.’

‘De duiven van Assepoester?’

Ze ziet geen duiven, maar wat is dat een lief gezicht tussen die witte muren en bedden.

‘Ben jij Assepoester?’

‘Nee, ik ben de zuster.’

‘O. En waar is de andere zuster? Er waren er toch twee?’

‘Die komt straks weer,’ zegt de ene zuster.

‘En de stiefmoeder? Ben ik in het huis van Assepoester?’

‘Ja, dit is het ziekenhuis,’ zeggen de zusters. Ze knikken en glimlachen.

‘Je bent in het ziekenhuis,’ zeggen papa en oma.

‘Dit is het ziekenhuis,’ zeggen de Maan en de Muizenkoning.

‘Ik krijg je wel in het ziekenhuis,’ zegt de Jurkenvrouw vanonder het bed.

‘Onder het bed zoekt iemand alleen maar pantoffels.’

‘Ziekenhuis ziekenhuis, witte wagens, zwarte

[pagina 99]
[p. 99]


illustratie

wagens,’ zingen de vier zangers.

Iedereen zegt dat ze in het ziekenhuis is, dan moet het waar zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken