Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De ontmoeting (1958)

Informatie terzijde

Titelpagina van De ontmoeting
Afbeelding van De ontmoetingToon afbeelding van titelpagina van De ontmoeting

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

Scans (9.03 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De ontmoeting

(1958)–Pierre H. Dubois–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 111]
[p. 111]

VIII

‘Ton air pur qui nous enivre.’
G. de Nerval

Het is geen overdrijving, wanneer ik zeg dat de ontdekking van Guardi voor mij veel meer is geweest dan de ontdekking van een subliem schilder alleen. Zijn werk dat mij van de eerste kennismaking af is gaan boeien als maar zelden iets mij geboeid heeft, interesseerde mij natuurlijk niet door zijn onderwerpen in de eerste plaats. Guardi heeft een groot deel van zijn werk gewijd aan de uitbeelding van Venetië, het schilderen van stadsgezichten, waterpartijen, architectuur. Ik kende Venetië destijds niet en er bestond geen enkele reden, waarom ik liever ‘gezichten op Venetië’ zou hebben gezien dan bijvoorbeeld op Amsterdam dat ik goed kende en waarvan ik veel hield, of Madrid dat ik evenmin ooit had gezien.

Daarbij komt nog dat ik van Venetië het denkbeeld had van een stad verpest door de toeristen, en waarschijnlijk daardoor zonder veel aantrekkelijkheid, aanmerkelijk minder in elk geval dan de reputatie ervan, in hoofdzaak bestaande bij de burgerman, zou kunnen doen geloven. Neen, ofschoon het geen rol speelde in mijn waardering zou ik Guardi toch eerder ondanks dan dank zij Venetië bewonderd hebben. Het lijkt mijzelf een beetje belachelijk, nu ik Venetië ken en van Guardi veel heb gezien, dit zo domweg te beweren. Feitelijk wil ik er alleen maar mee zeggen dat ik in Guardi getroffen ben door zijn kijk op het leven, de wereld, de mens.

Reeds op de eerste tentoonstelling die ik van hem zag, maak-

[pagina 112]
[p. 112]

te ik ook met ander werk kennis dan de geliefde stadsgezichten, met tekeningen als het met gewassen inkt geaquarelleerde Corte del Ridotto, waarin de menselijke houdingen en bewegingen werkelijk zijn neergeschréven, als de fantastische landschappen, als de brand in het stadskwartier van San Marcuolo met het wankel perspectief, de onverhoedse bewegingen van de massa, half in de schaduw, half in het licht, met de huizen, omspeeld door de vlammen, omsidderd, zelf al sidderend en krakend, waarvan men de gloeiende splinters meent te horen wegschieten, als het huwelijk van de Hertog de Polignac in aquareltinten, bruin; geel, grijs, groen, rood, rose, speels en levendig.

Ik had er schilderijen gezien als zijn bewonderenswaardige jeugdwerk ‘De Spreekkamer van de Nonnen’, zijn ‘Ridotto’, de speelzaal met de ongemaskerde adel en het gemaskerde volk, en een paar van de prachtige Capricci uit zijn later leven, waarin hij misschien meer van zijn innerlijk onthult dan in zijn fraaiste uitbeeldingen van Venetië.

Niet zijn onderwerpen dus, maar de manier waarop hij de dingen zag, passioneerde mij. Deze heldere, onbezwaarde visie, waaruit alle gepieker, alle vernietigende zelfontleding geweerd is en waarin ik toch onophoudelijk getroffen ben door een subtiele maar sterke ironie, een superieure afstandigheid, waarin alles geobserveerd wordt en ondergeschikt gemaakt aan een meesterschap dat door de verschijningsvorm van de dingen heen ziet, die visie heeft mij sinds de kennismaking geïntrigeerd. Ik heb veel nagedacht over de vraag waarom? Ik geloof dat het is omdat die visie beantwoordt aan iets in mij dat dieper ligt dan die ironie, die distantie, die waarneming.

Er is in Guardi geen boosaardigheid, geen wrok, er is een

[pagina 113]
[p. 113]

sceptische glimlach, waarvan men de betekenis eigenlijk moeilijk verwoorden kan omdat die in de glimlach zelf ligt opgesloten. Guardi weet waar al die beweeglijkheid, al die drukte en die opwinding, die pracht en praal toe leiden. Hij ziet een boom met de grilligheid van stam en tak, ergens op een heuvel, hij ziet de regatta met wapperende vaandels voorbijglijden in het Canale Grande, hij ziet een oud huis met grauwe, verweerde muren, hij ziet het dansen en feesten en de grilligheid van de mens, niet anders dan die van boom, van wolk en pilaar. Hij ziet en hij heeft begrepen. Onnodig er nog iets aan toe te voegen. Hij voelt zich niet terneergeslagen, integendeel, hij blijft het leven liefhebben en bewonderen, hij glimlacht met iets van weemoed misschien, maar die verdringt hij zo snel mogelijk. Zo is het leven, zo is de tijd. Men kan niet anders doen dan leven, men kan niet anders doen tenslotte dan sterven zonder hoop en zonder spijt, in het voorbijgaan niet meer dan boomtak, wolk, instortende pilaar. Het spreekt vanzelf dat er over Guardi zo weinig gegevens te vinden zijn. Men kent zijn stamboom. Zijn vader schilderde, zijn broers en een van zijn zoons. Hij had een zuster, Cecilia, tien jaar ouder dan hij, die trouwde toen hij zeven of acht jaar was met de beroemde Tiepolo, maar ze was aan het spel verslaafd en ze dobbelde, om haar huis, om Tiepolo's tekeningen en fresco's. Francesco had zelf ook nog een dochter, al is het niet bekend wanneer ze werd geboren, maar zij was, net als zijn zuster een beetje vreemd, grillig, een avonturierster die wegliep met een Ier.

Francesco huwde pas laat, vermoedelijk tussen zijn veertigste en zijn vijftigste jaar en hij kreeg behalve zijn dochter nog drie zoons. Veel succes heeft hij niet gehad. Hij is de enige grote schilder uit die tijd, die in de Venetiaanse schildersboe-

[pagina 114]
[p. 114]

ken van toen niet voorkomt. Hij leerde het vak bij Canale, in wiens schaduw hij bijna steeds onzichtbaar is gebleven. Toch heeft ook hij zijn uur van bekendheid gehad, maar het kwam laat, pas omstreeks 1765 en vóór 1780 was het alweer voorbij. Toen hij óók eens zo gelukkig was wat werk aan de Engelsen te verkopen, aarzelde hij niet, al liep hij tegen de vijftig, het werk - zoals de jongmaatjes het deden - tentoon te stellen op de Piazza San Marco. Wellicht gaf dit hem de moed op zijn oude dag op hetzelfde plein rond te lopen om te proberen wat tekeningen kwijt te raken aan vreemdelingen en zo in zijn onderhoud te voorzien, al geloof ik dat het hem onverschillig liet, omdat hij er eigenlijk maar zo weinig zelf bij betrokken was. Hij stierf op nieuwjaarsdag 1793, tachtig jaaroud. Ik heb dit alles gevonden bij Simonson die in 1904 het eerste boek over hem publiceerde en die latere belangstellenden weinig hoop geeft nog veel meer over zijn leven te ontdekken. Maar voor mij was het ruimschoots voldoende. Meer leek mij werkelijk niet nodig. Ik wist toch al dat zijn werk mij de rest zeggen moest. Dat werk wilde ik zien. Ik kreeg een onbedwingbare behoefte om steeds meer van zijn werk te vinden en in mij op te nemen, om er als het ware mijn leven door te leren verdragen, de wijsheid te vinden die de hopeloosheid met het leven verzoent. Ik wist dat, sinds hij aan het begin van deze eeuw is herontdekt en zelfs al daarvóór, een deel van het werk, dat hij slechts zelden signeerde, naar Amerika en Engeland verkocht is. Maar de tentoonstelling in Lausanne had mij duidelijk gemaakt dat een groot deel zich toch in Europa, voornamelijk in Italië en Venetië bevinden moest. Het lag ook wel een beetje voor de hand bij een schilder die, voor zover hij al bekend zijn mocht, als een minor pictor stond aangeschreven, hoezeer ook ten onrechte.

[pagina 115]
[p. 115]

In Parijs zag ik, in de Italiaanse galerij van het Louvre - dezelfde galerij waar de onuitstaanbare wezenloze Mona Lisa altijd maar weer de zwermen toeristen die haar komen aanbidden tegemoet lacht - de acht prachtige Guardi's waar zelden iemand voor blijft stilstaan en die tot het allermooiste behoren van dit laatste deel der galerij. En nog weer later zag ik elders werken van hem, waaronder ook het onvergetelijke ‘Galaconcert in de Sala dei Filarmonici’ in de Weense Pinakotheek dat een van mijn onvergetelijke herinneringen is geworden, een werk dat mij veel omtrent de schilder heeft geleerd.

Maar het verlangen naar Venetië werd steeds sterker en naarmate ik meer met Guardi's werk vertrouwd raakte, was het mij of ook de stad zelf tot mij begon te spreken, mij langzamerhand ging verleiden. Als door een magneet werd ik ertoe aangetrokken en ik begon mij te verbeelden dat ik hier eindelijk de rust en de verzoening met mijzelf zou vinden. Ik heb aan deze verleiding niet lang weerstand kunnen bieden en ben over Bazel en Milaan algereisd naar de Lagunenstad, waar ik dit thans schrijf.

 

Ik logeer in een hotel aan het eind van het Canale Grande tegenover de S. Maria della Salute daar waar het Canale Grande samenvloeit met het Canale della Guidecca. Ik heb een uitzicht op het water en zie onophoudelijk gondels en motorvaartuigen voorbij varen. Een Amerikaans oorlogsschip, grijs en herkenbaar aan de vlag, ligt bij de samenvloeiing voor anker. Ik sta vaak voor het open venster en kijk naar de aanlegsteiger beneden, waar heel de dag door gondels en motoscaffi aanleggen om reizigers naar het hotel te brengen of af te halen. Ik ben er snel aan gewend dat hier geen auto's te zien zijn

[pagina 116]
[p. 116]

en geen fietsen. In de stad geeft het een zekere rust ondanks de drukte. Op het water maakt het nauwelijks verschil, het is er even rumoerig en beweeglijk als in elke andere stad. Maar het décor is prachtig, onvergetelijk en afwisselend.

De ochtend, de middag, de avond, de nacht, steeds verandert het uitzicht onder de wisselende belichting en steeds weer blijft de aanblik verrassend van de paleizen met hun marmeren treden die afdalen in het water, van de gevlekte huizen met hun talrijke vensters, hun smeedijzeren balkons, de schepen, de tuinen, de eilanden. Niet zonder vergeefse moeite en dwaalwegen zoek ik mijn weg door de eindeloos variërende, steeds weer eender lijkende calli, onder portieken en poortjes door en na tal van omzwervingen eensklaps belandend bij het water of op een plek waar ik al eerder was.

De eerste twee weken hier bracht ik bijna aanhoudend door in het Museo Correr met kleine wandelingen in de uren die mij overbleven. Ik verdiepte mij ernstig in het werk van Guardi, dat mij meer belang inboezemde naarmate ik er beter mee kennis maakte, waarbij ik tenslotte mijn aanvankelijke opzet geheel uit het oog verloor en een bijna zuiver kunsthistorische studie ervan begon te maken. Ik ontdekte er dat hij wel veel met Canaletto moest hebben samengewerkt, maar dat hij toch een heel andere aard heeft gehad. Wat een verschil is er niet bijvoorbeeld tussen de gefantaseerde capriccio's van Canaletto, die zich veelal beperken tot het bij elkaar brengen van heterogene elementen of tot het volkomen gefingeerd samenvoegen van verschillende bestaande gebouwen in één compositie, en die van Guardi die werkelijk op de zuivere verbeelding berusten en daarom vaak zo onthullend zijn? ... Veel minder dan zijn vriend en leermeester bleek hij gebonden aan de gegeven materie, aan de aarde. Guardi ziet die niet

[pagina 117]
[p. 117]

minder scherp, maar wordt er niet door vastgehouden, hij is in zijn fantasie en zijn wijze van tekenen onaards, vrijer, onafhankelijker. Bij al zijn liefde voor de waarneembare schoonheid blijft hij in veel grotere mate autonoom. Het heeft iets van de grootse vrijgevige onverschilligheid, die geen liefdeloosheid is, maar onthechting. Ik kon het ook aan andere kleinigheden waarnemen, aan de aard van de lijn, de streek, die soms een pennestreek is en dan weer die van de steel van een borstel, aan het papier dat nu eens voor het doel bestemd is, dan weer de achterkant van een brief of zelfs het omhulsel van een pakje tabak. Wijze onthechting, misschien is het dat nog wat mij het meeste trof. Eigenlijk bleek mij zijn manier van tekenen en schilderen, wanneer hij zich niet met nadruk zet tot het uitbeelden van stadsgezichten, schepen of historische gebeurtenissen - en zelfs dan! - niets anders dan dat. Een enkele toets, een gedachtenstreep, bijna werktuigelijk neergezet, wekt de suggestie, volmaakt en afdoende. Men is verrukt, maar er is méér dan dat. Ik geloof niet dat ik er in mijn aantekeningen in geslaagd ben het te formuleren. Maar dat doet er nu niet toe. Wat ik thans neerschrijf is niet het resultaat van mijn studie over Guardi en ik wil niet afdwalen van wat ik hier wil zeggen.

Mijn dagelijkse studie in de bibliotheek van het Museo Correr had mij de aandacht doen trekken van de bibliothecaris, doctor Vincenzo Valeri. Hij bleek, zonder zich speciaal in Guardi te hebben verdiept, zeer met het werk vertrouwd te zijn en het kwam steeds vaker voor, wanneer ik een inlichting zocht of om een detail verlegen zat, dat ik met hem in gesprek raakte. Behalve een deskundig en kunstgevoelig man, wat ik moeilijk anders verwachten kon, was hij ook uiterst behulpzaam en vriendelijk. Hij was het type van een kamergeleerde,

[pagina 118]
[p. 118]

een beetje bedeesd, voorkomend maar ook onhandig, maar van de andere kant zeer intelligent. Ik herinner mij menige opmerking van hem, gemaakt met een zachte, besliste stem, waarbij hij mij over een gouden bril met scherpe oogjes opnam. Zij waren doorgaans zeer pertinent en verrassend en hij bleek zich in de loop der jaren een eigen oordeel over het werk te hebben gevormd. ‘Guardi,’ zei hij mij eens, ‘was een eenzame, meneer Cascol, maar hij leed er niet onder, ofschoon hij het wist. Hij was vijftig eer hij wat bekendheid kreeg en altijd werd hij gedomineerd door Canaletto, wiens mindere hij niet was. Maar hij verdroeg het gemakkelijk, hij aarzelde niet eens om herhaaldelijk zijn oorspronkelijkheid prijs te geven en de ander te copiëren. Noem het bescheidenheid, maar het was toch ook een beetje gemakzucht! Hij was volgens mij stellig een van die mensen, u kent ze wel, die bij zichzelf denken: wat komt het er eigenlijk allemaal op aan! ... En toch kon hij het niet laten, toch werd hij ontroerd, onophoudelijk, door wat hij zag, door de schoonheid van deze wonderschone stad, mag ik toch wel zeggen, nietwaar? ... door het water, de lucht, en vóór alles natuurlijk door het leven. Alles wat hij tekende of schilderde werd onder zijn handen levend, het ademt, het trilt en het blijft in ons doortrillen. Als ik u mijn mening mag zeggen, dan is Guardi voor mij niet in de eerste plaats de schilder van Venetië, maar de schilder van het leven.’

Ik vat hier enigszins beknopt samen wat de opinie van de bibliothecaris was en ik doe het omdat zijn visie op de schilder erg dicht bij de mijne in de buurt komt. Wat er mij zo goed in beviel, was dat Guardi werkelijk blijkt te bezitten wat ik bij hem zoek: een natuurlijke vitaliteit, naast, ondanks en misschien dank zij zijn doorzicht in de ijdelheid en de zinloosheid.

[pagina 119]
[p. 119]

Een volmaakte illusie scheppen zonder tot dupe te maken, ja, dat is het toch eigenlijk wat de kunstenaar die niet bedriegen en eerlijk zijn wil en toch met de schoonheid leven, alleen maar proberen kan te doen, dacht ik.

 

‘Het is u toch bekend,’ zei il dottore Vincenzo Valeri op een ochtend tegen mij, terwijl hij naast mijn tafel kwam staan en een tekening bekeek die voor mij lag, ‘het is u toch bekend dat er in Venetië nog heel wat meer van Guardi te zien is dan wat het Museo Correr herbergt? Eigenlijk hebben we hier alleen maar tekeningen, ongetwijfeld slechts een klein deel - al is het de grootste bestaande collectie - van wat hij maakte en niet altijd de beste specimina. Die zijn zo'n beetje over heel voegde hij er welwillend aan toe. ‘Maar ander werk van hem voegde hij er welwillend aan toe. Maar ander werk van hem valt er in Venetië ook te zien, schilderingen die u maar zelden op tentoonstellingen tegen zult komen en verder nog wat fresco's en stukken in kerken. U moet zeker naar het Palazzo Rezzonico gaan en naar het Palazzo Labia en naar de kerk van de Aartsengel Rafaël.’

Ik verzekerde hem dat ik de aanwezigheid van deze werken uit de verschillende boeken kende en dat ik er niet over dacht Venetië te verlaten alvorens alles omtrent en van Guardi te hebben gezien. ‘Al is het hier vaak moeilijk zoeken,’ liet ik er glimlachend op volgen. ‘Venetië, dat zoveel toeristen en vreemdelingen ontvangt, is bepaald niet voor vreemdelingen gebouwd. Je hebt de grootste moeite de weg te vinden, zodra je je even verwijdert van algemeen bekende punten of straatjes.’ Valeri lachte vrolijk en een beetje meesmuilend en zei toen nadenkend: ‘Misschien kan ik u daarbij wel een beetje behulpzaam zijn, als u dat wenst. Er werkt hier in de bibliotheek

[pagina 120]
[p. 120]

een jongedame als volontaire, de dochter van een vriend van onze directeur. Het is een intelligent meisje, zij heeft gestudeerd en wat gereisd en weet, geloof ik, niet zo erg goed wat ze wil. Ik denk niet dat ze hier zal blijven, al heeft ze wel belangstelling. Maar ze is te ongedurig. In elk geval is ze heel geschikt en ik kan haar gemakkelijk een tijdje afstaan...’

Om de waarheid te zeggen voelde ik er maar heel weinig voor. Het zou zijn of ik op mijn vrijheid beslag liet leggen en het vooruitzicht mij in Guardi te moeten verdiepen in tegenwoordigheid van een gezelschapsdame trok mij maar matig aan. Wie zei mij dat ze, zoveel belangstelling als ze dan hebben mocht, er net zoveel zou hebben als ik en nog wel voor datgene wat mij interesseerde? En als het haar verveelde, zou ze het natuurlijk laten merken, desnoods door zich zo onopvallend mogelijk te vervelen. En wat dan? Haar beleefd naar huis sturen en te kennen geven dat ik van haar diensten verder geen gebruik wenste te maken? Of nog beleefder mijn eigen interesse opbergen en het nette gezelschap van mijn gezelschapsdame worden, om dan eventueel met veel subtiele listen en uitvluchten te proberen zònder haar nog zoveel mogelijk te zien? En bovendien, veronderstel dat het een onaantrekkelijke jongedame zijn zou, onaantrekkelijk genoeg misschien om aan Valeri de gedachte in te geven zich voor een tijdje van haar te ontdoen? ... Dit alles schoot gelijktijdig en verward door mij heen, maar toch niet zo verward of het leek mij veiliger om zijn aanbod van de hand te wijzen.

‘Ik vind het erg aardig van u, signore dottore,’ zei ik, ‘maar ik geloof dat ik van uw vriendelijk aanbod toch geen gebruik kan maken. Ik zal soms urenlang met het bekijken en bestuderen van een enkel werk bezig zijn en misschien nog op een beetje grillige manier,’ voegde ik er onheilspellend aan toe; ‘werkelijk

[pagina 121]
[p. 121]

ik geloof oprecht dat ik dit iemand anders niet mag aandoen.’ Valeri keek mij even wantrouwend aan en haalde dan lichtelijk teleurgesteld de schouders op. ‘U moet het zelf weten,’ zei hij neutraal, ‘ik doe u dit voorstel om u te helpen, maar als u er liever niet op ingaat, is het mij ook goed... Kom, ik laat u weer aan uw werk,’ besloot hij alsof het onderhoud hem nu ook ineens te lang duurde en hij plotseling haast had. Hij verliet de zaal door de hoge en zware dubbele deuren, die telkens weer een diepe indruk op mij maakten. Ik was bang dat ik hem gekwetst kon hebben, maar dacht er niet lang over na. Een uur later, toen ik met een kleine moeilijkheid zat - een Italiaanse tekst die mij niet helemaal duidelijk was - besloot ik hem van mijn goede wil te overtuigen door gewoon zijn hulp in te roepen. Toen ik de monumentale deur geopend had, die tot het vertrek toegang gaf waar zijn bureau stond, zag ik hem in gesprek met een meisje van een jaar of twintig, tweeëntwintig, tamelijk klein van gestalte, elegant en met een opmerkelijk gezicht dat zij, evenals Valeri, naar mij toekeerde toen ik de zaal binnenkwam. Ik bleef wachten in de veronderstelling dat zij bezig waren iets te bespreken, maar de bibliothecaris wenkte mij: ‘Komt u maar hier, signore Cascol.’ ‘Ik ben bang dat ik stoor.’ ‘Helemaal niet,’ zei hij, ‘ik ben er tenslotte voor de bezoekers. Mag ik u even voorstellen,’ ging hij voort, ziende dat ik naar het meisje keek, ‘Signorina Boretti, die mij gedurende enige tijd assisteert.’ Wij gaven elkaar een hand en van dichtbij werd ik getroffen door het glanzen van haar gitzwarte haren en haar felle, niet minder zwarte ogen. Dit was dus de jongedame die Valeri mij als begeleidster had aangeboden. Ik moest toegeven dat zij mij bepaald meeviel, onaantrekkelijk kon zij in elk geval niet genoemd worden.

[pagina 122]
[p. 122]

‘Waarmee kan ik u van dienst zijn?’ vroeg de bibliothecaris, mijn gedachten onderbrekend. Ik legde hem de tekst voor die hij in het Frans begon te vertalen. Ik luisterde maar half en toen hij klaar was, was ik laf genoeg om te zeggen: ‘O ja, om op uw voorstel terug te komen, als u het mij tenminste nog toestaat, achteraf heb ik overwogen dat er voor mij ondanks alles voordelen aan vastzitten, al was het alleen maar voor het lezen van sommige teksten of het vertalen van commentaren van een gids of iets dergelijks. En eigenlijk wil ik er dus toch wel graag gebruik van maken.’ Valeri wierp mij een enigszins terughoudende blik toe alsof hij zich verbaasde over mijn veranderde houding en er zelfs spijt van had mij dit voorstel gedaan te hebben. Maar blijkbaar vergiste ik mij in de betekenis van zijn blik, want hij zei rustig: ‘Natuurlijk, kan dat. Een ogenblikje.’ Hij liep naar zijn assistente toe die inmiddels achter een ander bureau had plaatsgenomen. Zij fluisterden een ogenblik en samen kwamen zij bij mij.

‘Signorina Boretti is graag bereid u van dienst te zijn,’ zei Valeri, ‘u kunt daar dus wat mij betreft gebruik van maken in de uren waarin de bibliotheek geopend is. Daar buiten kan juffrouw Boretti natuurlijk over haar eigen tijd beschikken. Daar heb ik niets mee te maken.’ Ik dankte hem en sprak met de assistente af dat zij mij 's avonds in mijn hotel zou komen opzoeken om een en ander nader te bespreken.

Die avond wachtte Gina, zoals ze bleek te heten, mij in de hall van mijn hotel op. Wij maakten een wandeling over de Piazza, waar de laatste zonnestralen de kleuren in het mozaïek van de gevel van San Marco deden schitteren, over de Piazetta, die Guardi zo vaak geschilderd en getekend heeft, en waar het Moorse dogenpaleis tot een levend en reëel décor werd, langs de Riva degli Schiavoni naar de Giardinetti waar wij al pra-

[pagina 123]
[p. 123]

tend over het water bleven uitkijken. Tenslotte liepen wij terug en gingen wat zitten bij Florian. Gina was in tegenstelling tot de indruk die men van veel Italiaanse meisjes krijgt allerminst verlegen of schuchter. Zij sprak uitbundig en ongeremd, in een wel niet helemaal foutloos Frans, maar toch bijna zonder accent. Zij sprak over alles en nog wat, behalve over zichzelf, bedacht ik later op de avond, toen wij afscheid genomen hadden op de binnenplaats van mijn hotel, waarheen ze mij ondanks mijn protest begeleid had. ‘Ik wil niet thuisgebracht worden,’ zei ze; ‘zoals alle andere meisjes. Ik heb er een hekel aan, dat is misschien kinderachtig, maar ik hoop dat u die kinderachtigheden zult respecteren.’ Ik kon moeilijk anders doen bij deze eerste manifestatie van een opstandigheid die ik later beter zou leren kennen.

Neen, zij sprak die avond niet over zichzelf en ik verweet mij dat ik daaraan dacht, alsof ik er iets mee te maken wilde hebben. En ik moet toegeven dat Gina Boretti, de opstandige, zoals ik haar van dat moment af beschouwde, mij sinds de eerste avond dat ik met haar sprak heeft geïntrigeerd. Het is geen overdrijving wanneer ik vaststel dat ik toen al vaag voorvoelde dat mijn verblijf in Italië een andere zin zou krijgen dan die welke ik er zelf aan had willen geven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken