vrouwen uit een verschillende wereld. Denkt zij dat ik nog maagd ben, een meisje, zoals men dat vroeger eufemistisch noemde, en niet een al vrouw geworden vrouw, die zich afvraagt of zij hetzelfde heeft gevoeld als ik, - of nooit iets?
‘Waarheen gaan jullie het eerst, als jullie in Brussel zijn aangekomen? Gent, Brugge, Oostende?’
‘We blijven eerst een paar dagen in Brussel; daarna weten we het nog niet. Direct naar zee of eerst naar die oude stadjes, die zo mooi schijnen te zijn...’
De oudere vrouw beweegt haar hand langs haar voorhoofd als om haar haren weg te strijken, maar er liggen geen haren over haar voorhoofd en het gebaar is zonder doel, vaag, als tastend naar een herinnering. Wonderlijk genoeg is er een herinnering in dit onbewogen gezicht, waarvan de blik langs het meisje wegdwaalt.
‘Ik ben in België geweest. In 1942 met groot verlof, vóór je vader werd overgeplaatst naar het Russische front.’
‘Tijdens de bezetting van Europa?’
Het grijze hoofd knikt, één keer, haast onmerkbaar.
‘Tijdens de bezetting... Het was in de zomer. Het groen van de bomen was vermoeid en stoffig en de mensen, de mensen... We hadden een grote kamer in een goed hotel, dat uitzag over een plein...’
‘Gereserveerd voor militairen?’
Opnieuw een onmerkbare beweging met het hoofd, nauwelijks geïrriteerd.
‘Alleen voor militairen natuurlijk, er waren geen andere gasten dan hun vrouwen.’