Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Paulus de hulpsinterklaas (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Paulus de hulpsinterklaas
Afbeelding van Paulus de hulpsinterklaasToon afbeelding van titelpagina van Paulus de hulpsinterklaas

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.62 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Paulus de hulpsinterklaas

(1992)–Jean Dulieu–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 65]
[p. 65]

Hoofdstuk zes
Sinterklaasavond

O, wat had die dag lang geduurd. Wel honderd keer was Paulus gaan kijken of de mantel er nog wel was en de staf en de baard. Ook voor de dieren scheen er aan deze dag geen einde te komen. Vanaf de vroege morgen hadden ze lopen prevelen, steeds maar weer opnieuw de moeilijke woorden herhalend van de klaasliedjes.

De vogels hadden er nog de minste last mee, die waren gewend om te zingen. Maar voor de konijnen en mollen, voor de dassen en egels en muizen en eekhoorns was het een heel zware opgave, te meer omdat ze van de woorden geen steek begrepen. Niemand had Sint Nicolaas ooit gezien. Ze konden zich van deze raadselachtige mens geen voorstelling maken. Wat een mijter was en wat een staf, wisten ze geen van allen.

En dan was iedereen doodsbang voor het paard. Ze vreesden dat het beest toch mee zou komen, ondanks de verzekeringen van Oehoeboeroe dat Paulus op het paard zou passen. Die angst voor de goede Schimmel had Salomo op zijn geweten. In de vroege morgen had de raaf alle dieren bezoekjes gebracht en overal allervreselijkst door zijn snavel geschetterd, waarbij hij beweerde dat het paard van Sinterklaas zulke geluiden maakte.

Het was voor de dieren dan ook eigenlijk een grote opluchting toen ze hoorden dat Paulus de hele dag door niemand gezien was.

[pagina 66]
[p. 66]

Daaruit konden ze opmaken dat Paulus inderdaad naar het paard was gegaan om erop te passen. Aan de andere kant vonden ze het natuurlijk heel jammer dat het boskaboutertje nu het bezoek van Sint Nicolaas zou mislopen, vooral omdat het feest in zijn eigen boom zou plaatsvinden.

En in die boom beende Paulus ongeduldig heen en weer. Buiten durfde hij zich niet te vertonen. Iedereen moest geloven dat hij er niet was. Hij brandde van verlangen om zijn gewichtige rol te gaan spelen. Toch durfde hij de klaaskleren niet meer aan te trekken voor het donker was, want het bleef altijd nog mogelijk dat er iemand op bezoek zou komen.

Bij het ondergaan van de zon kon Paulus echter niet langer wachten. Nu was het zo ver, eindelijk! Hij begon met de pruik op te zetten - voor de spiegel natuurlijk, want het kwam er op aan de pruik te dragen alsof hij zijn hele leven met zulke lange witte haren had rondgelopen. Toen volgde de baard. Oei, zijn eigen kabouterbaardje zat toch wel danig in de weg. Paulus probeerde het zoveel mogelijk glad te strijken, maar dat wilde niet best lukken. Zijn baardje bleef wippen en dan wipte de klazebaard mee. Als hij er flink aan trok, ging het nog wel, maar zo gauw hij hem losliet, deed de baard wip. Dat was bijzonder vervelend.

Als ik nu maar niet vergeet om die baard vast te houden, dacht Paulus bezorgd. Met al dat baardengeharrewar was de tijd omgevlogen en plotseling vernam Paulus in de verte opgewonden stemmen. Dat moesten de dieren al zijn. En hij was nog niet eens klaar met verkleden! Als een haas schoot Paulus in de tabberd. Toen viel zijn oog op zijn schoentjes. Dat was waar ook, hij had Oehoeboeroe beloofd ze onder de schoorsteen klaar te zetten. Gauw trok hij

[pagina 67]
[p. 67]

ze uit en zette ze voor zijn vuurtje. Op hetzelfde ogenblik drong het tot hem door hoe verschrikkelijk dom het was geweest om zoiets te beloven. Want nu had Paulus zelf immers geen schoentjes om aan te trekken. Het was zijn enige paar!

‘Dan maar op kousevoeten. Niets aan te doen,’ mompelde hij in zijn twee baarden. Hij hoorde de dierenstemmen naderen. Ze waren al veel dichterbij. Er viel geen tijd te verliezen, hij moest naar buiten om zich in de struiken te verstoppen. Daar miste hij de zak met de geschenken en het lekkers. Ook dat nog! Als de wind stormde hij zijn laddertje op, griste de zak uit zijn voorraadkamertje en toen hij zich omdraaide om haastig weer naar beneden te klauteren, trapte hij natuurlijk op zijn lange mantel.

Boemeldebommeldebang! In een ommezientje was Paulus weer beneden. Vlugger kon het al niet. Gelukkig viel hij bovenop de grote zak en deed zich geen pijn. Hij pakte de mijter van de tafel, greep naar de staf en holde hals over kop zijn boom uit en regelrecht de struiken in. Juist toen de eerste dieren in het gezicht kwamen, verdween de hulpsinterklaas buiten adem uit het gezicht. Pas toen hij zich goed en wel had teruggetrokken achter een wirwar van takken, ontdekte Paulus tot zijn grote ontsteltenis dat hij in de haast niet de staf, maar een doodgewone hark had meegenomen...

Daar zat de hulpsinterklaas nu uit te hijgen op het mos. Met een hark in de hand en op kousevoetjes. De baard was hem door het harde lopen over de schouder geslagen.

Van alle kanten kwamen de dieren aanlopen. De eksters, die nooit te laat kwamen als er wat te halen viel. Salomo in al zijn ravewaardigheid, met vier brillen op zijn snavel en een hoge hoed op het hoofd. Toen een hele tijd niets. Daarna schommelden de egel-

[pagina 68]
[p. 68]


illustratie

[pagina 69]
[p. 69]

tjes naderbij en toen kwam er weer een hele tijd niets. Dat de egelfamilie zo eenzaam aan kwam wandelen had een goede reden. Niemand voelde ervoor om in het donker tegen een egel op te botsen, want dat zou een pijnlijke ervaring zijn. Daarom bleven alle dieren een flink eind uit de buurt van de egels.

Intussen was Paulus weer een beetje op adem gekomen. Hij lette verder niet meer op de konijnen en de mollen en de muizen, die achter elkaar zijn boom binnenstapten, doch besteedde al zijn aandacht aan zijn baard, die hij nu zonder spiegel weer recht moest zien te krijgen. Het was maar goed dat hij verscheidene keren geoefend had, anders zou er helemaal niets van terecht gekomen zijn. Nu lukte het vrij aardig. Weliswaar had de baard eerst mooier gezeten, minder springerig, maar Paulus was al lang blij dat het knoopje achterop zijn bolletje niet was losgeraakt. Als hij nu maar niet vergat om het ding stevig in bedwang te houden, dan zou hij zijn rol heel goed kunnen spelen. Maar die hark hè, dat was wel erg... en die kousevoeten...

‘Niet meer aan denken,’ bromde Paulus tegen zichzelf. ‘Dat helpt niet. Met een beetje geluk heeft geen dier het in de gaten.’

Als laatste van alle dieren was nu Oehoeboeroe naar binnen gegaan. Hij deelde links en rechts waarschuwingen uit om niet te dringen, geen ruzie te maken en zich in het algemeen uiterst netjes te gedragen. Als een veldheer liet Oehoeboeroe zijn donkere uileblik over de gelederen gaan en telde na of alle bosbewoners er wel waren. Door het gedrang was het echter niet goed mogelijk om precies te tellen en daarom riep Oehoeboeroe:

‘Is iemand er nog niet?’ Er kwam geen antwoord.

‘Dan zijn we er dus allemaal,’ zei Oehoeboeroe tevreden.

[pagina 70]
[p. 70]

‘Behalve Sint Nicolaas,’ fluisterde een bedeesd konijntje.

‘Natuurlijk, behalve Sint Nicolaas,’ gaf Oehoeboeroe toe. ‘Maar die komt straks...’

‘En dat paard is er ook niet,’ riep Salomo hard.

Iedereen werd er onrustig van. Men kreeg trilpoten en knipperogen.

‘Salomo,’ sprak Oehoeboeroe bestraffend, ‘praat niet over dat paard. Het paard is er niet en het paard komt ook niet. Ik stel voor om nu alvast te beginnen met het zingen van een klaasliedje, dan zal Sint Nicolaas vast wel gauw verschijnen.’

Meteen begonnen alle dieren tegelijk te zingen, alle liedjes die ze geleerd hadden en allemaal door elkaar. Het was een oorverdovend lawaai.

Voor Paulus was dit het teken dat het grote ogenblik was aangebroken. Hij werd opeens verschrikkelijk zenuwachtig. Het was heel moeilijk om zonder kleerscheuren uit de struiken te komen en dan nog wel met een mijter op het hoofd. Zijn baard zat om een tak geslagen en hij meende te voelen dat zijn pruik weer scheef was gezakt.

‘Ooooooo,’ steunde Paulus, ‘het valt toch helemaal niet mee. Het is nog veel moeilijker dan ik gedacht had. Maar ik moet toch gaan, want ze rekenen er allemaal op.’

Behoedzaam werkte Paulus zich los uit de grijperige takken. De grote zak trok hij achter zich aan. Nog even stond hij stil om na te gaan of alles wel redelijk zat en toen stak hij een bibberend handje uit en klopte driemaal op de deur van zijn eigen boom.

Dadelijk verstomde het gezang. Het werd muisstil in de kabouterboom. De dieren hielden hun adem in, hun ogen werden groot

[pagina 71]
[p. 71]

van verwachting. Vol spanning tuurden ze allemaal naar de deur, waardoor de heilige bisschop nu binnen zou treden. Gregorius veegde nog gauw een paar zweetdroppeltjes van zijn dasseneus en ging van pure opwinding op de hoge hoed van Salomo zitten, die met een puffend geluid in elkaar zakte.

Oehoeboeroe deed langzaam de deur open en toen schreed Sint Nicolaas statig binnen.

Een gemompel van bewondering steeg op uit de rijen der dieren. Nog nooit hadden ze zoiets moois gezien. Wat een prachtige baard had me die bisschop. Daarbij vergeleken was het baardje van Paulus niets bijzonders. En dan die schitterende muts! Tot nu toe had iedereen gedacht dat de hoge hoed van Salomo het mooiste hoofddeksel was op de hele wereld. Dat had Salomo zelf ook gedacht.

Die lange witte lokken, dat leek wel sneeuw. En die rode mantel. Wie had er ooit zo'n mantel aanschouwd? Mooier dan het rood van de ondergaande zon, dacht Rosa en toen gaf ze Gregorius een por, omdat hij alweer met zijn ogen dicht stond te dommelen.

En dan die prachtige schoenen van Sint Nicolaas! O nee, dat zagen ze toch verkeerd. Sint Nicolaas had helemaal geen schoenen aan, maar liep op doorgestopte kaboutersokjes. Nou ja, het hoorde vermoedelijk bij zijn waardigheid. Bij goedheiligmannen wist je zulke dingen nooit precies. Hij was er hun nog dierbaarder om, want zijzelf hadden immers ook nooit schoenen aan? En niet te vergeten: die glinsterende staf van puur goud! Ja, die staf was haast nog wel het mooist van alles. Oppervlakkig gezien leek hij wel wat op een doodgewone hark, maar als je goed keek, zag je toch duidelijk dat het een echt gouden staf was, versierd met kostbare edelstenen, die flonkerden bij iedere beweging.

[pagina 72]
[p. 72]


illustratie

[pagina 73]
[p. 73]

Sint Nicolaas schreed dus door het kamertje. Hij struikelde zo statig mogelijk over zijn lange mantel, gaf gauw een mep tegen de mijter, die natuurlijk alweer scheef stond, maar die door de mep nog schever kwam te staan en probeerde toen heel waardig naar de dieren te kijken, die in een grote kring zaten en een en al bewondering waren. Het was een hele geruststelling dat niemand Paulus herkende. Alles was bijna in orde. Alleen met de staf moest nog iets gebeuren.

Paulus besloot dat meteen maar te doen. Kordaat stapte hij naar de hoek waar zijn schoffels en scheppen en harken stonden, rommelde wat rond tussen al dat gereedschap en verwisselde toen handig zijn hark met de echte staf. Het viel eigenlijk nauwelijks op. Hoogstens meenden de dieren dat de staf nu nog mooier was geworden.

‘Hè hè,’ zei de hulpsinterklaas, ‘dat is gelukt.’

Toen stapte hij waardig naar zijn vuurtje, waarvoor zijn lekkere stoel al klaarstond.

Op dat ogenblik ontdekten de dieren pas dat Sint Nicolaas een grote zak achter zich aan sleurde. Meteen kwamen alle neuzen weer in beweging en niemand had in de gaten dat de Sint van de gelegenheid gebruik maakte om zijn snor op te trekken.

Heel kalm zette de goede heilige zich nu in het stoeltje van Paulus, waar hij precies in paste. Hij wierp een schuinse blik op de twee kabouterschoentjes, die keurig naast elkaar voor de haard stonden. Met een onopvallende beweging sloeg hij toen zijn tabberd om zijn knietjes, zodat zijn kousevoetjes er helemaal onder verdwenen. Toen wilde hij iets gaan zeggen en... wip deed de baard, die hij even had moeten loslaten.

[pagina 74]
[p. 74]

Haastig greep Sint Nicolaas zijn baard beet, trok hem stevig naar beneden en sprak: ‘Het doet mij genoegen...’ Toen zweeg de Sint en er kwam een verschrikte uitdrukking in zijn oogjes. Wat was namelijk het geval? Paulus had wel al ondervonden dat de klazebaard bij het praten onbehoorlijk kon opwippen, hij had ook wel binnensmonds een aantal mooie volzinnen uitgesproken voor de spiegel, maar echt hardop praten, met de mond goed open, dat had hij natuurlijk niet kunnen proberen. Wanneer hij nu iets zei, dan bewogen zijn kin en zijn baardje, daar was niets aan te doen. En dan wipte de klazebaard erger dan ooit!

Vasthouden, dacht Paulus, goed strak houden, dat is het enige.

‘Beste dieren,’ begon hij weer. ‘Het doet mij genoegen jullie allemaal goed vast te houden. Hola, zo bedoel ik het niet. Ik zal proberen... hm... genoegen zei ik, heel groot genoegen, ooooo, wat kriebelt die snor. Dat hoort er niet bij, hoor. Ik wou maar zeggen: wie wil er nu eens een mooi klaasliedje voor mij zingen?’

Paulus had een rood hoofd gekregen van verlegenheid. De baard was zonder twijfel losser gaan zitten. Hij moest het ding met één hand vasthouden, terwijl hij met de andere hand plechtige klaasgebaren maakte.

Sommige dieren keken wat bevreemd.

Oehoeboeroe keek bepaald achterdochtig.

‘Een klaasliedje,’ herhaalde Paulus benepen.

‘O juist,’ zei Oehoeboeroe, en hij schoof met zijn grote vleugel een bedeesde merel naar voren. Die merel was verreweg de beste zanger van het gezelschap en daarom had Oehoeboeroe hem uitgekozen.

Het leidde de aandacht een beetje van Sinterklaas af. Iedereen keek naar de merel en Paulus herademde.

[pagina 75]
[p. 75]

‘Wat moet ik voor u zingen, Sint Nicolaas?’ vroeg de merel benauwd.

De heilige greep stevig in zijn baard en zei: ‘Zing maar wat je wilt, merel, het zal zeker mooi zijn.’

Toen begon de merel te zingen, zó mooi, dat alle neuzen er stil van werden. Zelfs Gregorius hield op met zijn kleine snurkjes en kwam overeind om de merel beter te kunnen zien. Met een puffend geluid kwam toen ook de hoge hoed van Salomo weer overeind. Salomo merkte nu pas wat er met zijn hoge hoed gebeurd was. Hij wilde al gaan schreeuwen maar bedwong zijn woede, om het mooie moment niet te verstoren.

Wat Sint Nicolaas betrof, de goede heilige was zo onder de indruk van de merelzang, dat hij overal in zijn tabberd naar een zakdoek begon te zoeken, om de tranen uit zijn ogen te kunnen vegen. Toen hij bemerkte dat hij helemaal vergeten had een zakdoek bij zich te steken, haalde hij zo hard zijn neus op dat er een snorpunt naar binnen schoot. Sint moest toen natuurlijk geweldig niezen en dat gaf even enige verwarring. Salomo wilde toeschieten om te helpen, maar de Sint weerde hem dadelijk af. Hij wuifde met beide handen en zei: ‘Nee, nee!’ en toen wipte de baard weer en Sint Nicolaas kreeg opeens een vuurrode kleur. Weer greep hij die lastige baard beet, gaf er een flinke ruk aan met de woorden: ‘En nou zitten blijven!’ en... had wel door de grond willen zinken. Achter zijn oortjes knapte iets. Het touwtje natuurlijk! De baard ging opeens heel erg los zitten. Wanneer Paulus hem nu losliet, zou hij de klazebaard helemaal verliezen!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken