Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Johannes Viator (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Johannes Viator
Afbeelding van Johannes ViatorToon afbeelding van titelpagina van Johannes Viator

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.12 MB)

Scans (10.77 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Johannes Viator

(1979)–Frederik van Eeden–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 365]
[p. 365]

XLIII.

Ik weet dat al mijn doen is trachten, dat al mijn zeggen is benaderen, dat al mijn denken is weifelen - daar niemand goed is dan Eén alleen.

In de Schoonheid zie ik de Rede niet - en in de Rede zie ik de Schoonheid niet. Beiden wil ik, maar in den mensch zullen zij elkander niet gansch bereiken.

Maar ik weet ook dat de hoogste Wijsheid en de hoogste Schoonheid is in de bewegingen des harten, in de diepe voelingen des gemoeds - daar deze het zijn die slechts zichzelven verklaren, maar waaruit al het andere verklaard wordt.

En daar ik ook in deze de allergrootste gewisheid heb gevonden van den Wil van Hem, wiens Grooten Naam ik in mijn machteloos

[pagina 366]
[p. 366]

verlangen wel oneerbiediglijk te dikwijls heb genoemd.

Zijn Wil is in ons zooals de schoonheid der bloemen en de zoetheid der vruchten is in het kleine zaad. Het is niet Doel, het is niet Oorzaak. Maar het is in ons.

Zooals de Rechtheid is in den populier. Het is niet de boom zelf.

Het is als de Richting, als de Harmonie, als het Getal.

Maar dit zijn abstractiën en dor. Doch Hij is meer dan alle schoonheid.

Zoo kunnen wij hem niet noemen, maar machteloos verlangend omzweven in gelijkenissen.

En de onzinnelijke dingen der ziel beelden wij af in het zinnelijke, de vreugden, de verlangens, de schoone voelingen, beelden wij af in geluiden en kleur, in muziek, in het woord.

En de dingen des Allerhoogsten beelden wij af in bewegingen der ziel. In vreugde, in genade, in liefde, in erbarmen. Maar ook dit is alles gelijkenis.

En tot onze kennis komt het dat het meest ongelijkbare het waarachtigste is.

[pagina 367]
[p. 367]

En wie zich kunstenaars noemen zijn de middelaars tusschen de zinnen en de ziel. En wie zich dichters noemen zijn de middelaars tusschen de ziel en het Allerhoogste.

Van het Waarachtige de in eenen schijn verbeelders, van het Tijdelooze de in tijd overdragenden, van het Ruimtelooze de in ruimte formeerenden, dienaren zijn zij allen, dienaren van Hem.

Boden zijn zij den menschen van Zijne blijde tijdingen, brengers van Zijn heil, tolken van Zijne waarheid.

Maar zij zullen dit weten, zij zullen dit wèl weten. Want ons wordt niet meer vergeven omdat wij niet weten wat wij doen.

Veel zie ik dat de menschen afwijken van het Eenige Licht, zoekende een afglans, op zijpaden verdoold en in blindheid dienende.

Zij hebben van Wetenschap een God gemaakt en van de Menschheid een God gemaakt, en van de Kunst een God gemaakt, en van het Woord een God gemaakt.

Want wij willen allen dienen en richten ons streven. Maar men kan al-zoowel dienen het

[pagina 368]
[p. 368]

geld, of het spel, of het vermaak, of den handel.

En elk meent zijnen kleinen God dienenswaard boven allen. En de aanbidders der Menschheid en der Wetenschap en der Kunst zijn wel trotsch en noemen hunnen God den eenigen.

Maar ik zeg - en ik wilde wel sterven na dit woord, als het mocht uitrollen over alle volken en neerslaan op de hoofden en zich vasthechten in de harten aller menschen - er is Eén boven deze allen, die schijngoden en afgoden zijn.

 

Ik zeg dit, daar ik ze allen gekend heb, maar Eén de meerdere bevonden, die te aanbidden, maar niet te kennen is.

De droppen van eenen stroom woelen in duizend richtingen, maar de stroom is één met ééne Richting.

Alle deelen dolen, maar het gansche gaat recht. Al onze daden zijn slecht maar het Leven is goed. Niemand is goed dan God alleen.

Wij hebben geen kennis dan van ons innerlijkste Ik. Wij hebben geen richting dan die

[pagina 369]
[p. 369]

onzer innerlijkste neigingen. Deze volgende in vrijheid en onverschrokkenheid heb ik dit gevonden. En hier was Recht en Rechter van onverwrikbare gewisheid.

Ik voel zijn Wezen in mij. Maar niet vraag ik naar Doel vóór, of Oorzaak achter, wat menschgedachten zijn, niet van Hem.

Gelaten draag ik mijne menschelijke blindheid en Zijn eeuwige onkenbaarheid. Onverschrokken doe ik wat ik Zijn wil weet, aanvaardend al mijn weten en kennen tot verst bereikbare verten, in eeuwig ontoereikend pogen tot doen samenvallen van mijnen wil met den Zijnen.

Want Hij wil den Deemoed, en de Heldhaftigheid, en het Heldere Zien.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken