Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gheestelycke dichten (1622)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gheestelycke dichten
Afbeelding van Gheestelycke dichtenToon afbeelding van titelpagina van Gheestelycke dichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.04 MB)

ebook (3.49 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gheestelycke dichten

(1622)–Willem van der Elst–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 85]
[p. 85]

XX. ghedicht.
Tot den Kinderen, Ende van hunne ghehoorsaemheyt tot Vader ende Moeder.

 
DE Kinderen die hen volkomelijck beghevenGa naar margenoot+
 
Tot dienst van Va'er en Mo'er, heeft Godt belooft langh leven
 
Hier op dees aerdsche pleyn: maer namaels meerder goet,
 
Hem, die dit allesins, uyt jonst en liefde doet.
 
Dus, die dees schoone vrucht, van ouderdom, wilt plucken,
 
In 't diepste van sijn hert van joncks moet dit in-drucken;
 
En dincken, want hy soect te hebben hayren grijs,
 
Dat hy eerst en voor al moet winnen desen prijs.
 
Het leven is seer soet: sijn' daghen te vermeeren,
 
Soect ygelijck te doen; ons' ouders laet dan eeren,
 
Soo winnen wy den lof, en werden 'tliefste kint:
 
Van Vader en van Mo'er, en van Godt self bemint.
 
Dus sal een deughtsaem kint sijn vader hert'lijck toeven:Ga naar margenoot+
 
Een roeckeloos, en sot, sijn' moeder sal bedroeven.
 
Het een, als wijs bedacht, sijn vader eert, en prijst:Ga naar voetnoot+
 
Het ander, quaet van aert, sijn' mo'er met ving'ren wijst.
 
Een onderschil seer groot. Maer, soo hy werdt gepresen,
 
Die va'er en moeder eert; soo werdt hy oock verwesen,
 
Die tegen hen misdoet: en, na het groot misdaet,
 
Sal komen over hem een onversienigh quaet.
 
Want, die sijn' moeder vliet, veel schanden sal beërven:Ga naar margenoot+
 
Die leedt doet aen sijn va'er, onsaligh sal hy sterven.
 
Eens op sijn onversiens, in 't midden van den nacht,Ga naar margenoot+
 
Sal vallen in de straff' daer hy niet op en dacht.
 
De raven sonder fout haer sullen oock verslicken,Ga naar margenoot+
 
Met d'oogen van een boef te gulsigh uyt te picken
 
Die sijnen va'er bespot, en doet sijn' mo'er verwijt
 
Dat sy hem heeft gebaert met aerbeyt, en gekrijt.
 
Iae sullen haere maegh op-vullen tot verwalgen,
 
Soo langh als sulcke vlees sal hanghen aen de galghen:
[pagina 86]
[p. 86]
 
Noch daer van houden op, hoe't wappert ofte draeyt,
 
Tot dat oock het gheremt is gheten en verwaeyt.
 
Oock is van quade faem, die wetens sijnen vader
 
Ga naar margenoot+Wt hooveerdij' verlaet, noch hem wilt kommen nader.
 
Vermaledijt met hem die stout sijn' mo'er verstoort,
 
En houdt met haer de spot, en doet dat niet behoort.
 
Ga naar margenoot+Wee Kind'ren kleyn en groot, die va'er en mo'er vervloecken:
 
Of door een' quade schaemt' versteken in de hoecken,
 
En setten in een' plaets van droefheyt, en verdriet,
 
Daer niemant hen en kent, noch spreect, noch hoort, noch siet:
 
Maer blijven daer versmaet, verstooten, en vergeten,
 
Met luttel spijs en dranck gants onversien van eten:
 
En als den hongher praemt, hen werpen naer den mont
 
Het geen' daer stont bewaert voor katten of voor hont.
 
O aldermeeste smaet die ymant kan gedincken!
 
O sonde, die den mens doet levende versincken
 
Tot op het alder-leeghst! Der hellen meeste pijn,
 
Tot inder eeuwigheyt voor sulck een kindt sal zijn.
 
O wonderlijcke saeck! dat 't kindt hem set tot hinder
 
Van d'Ouders, daer't moest zijn de hulp en eerst' beminder:
 
Ga naar margenoot+En dincken (soo't oock is) dat sonder mo'er en va'er,
 
Hier noynt en had geweest, noch immermeer en waer.
 
Ga naar margenoot+En, hoe'ter gaet of niet, het kint staet toe te haelen
 
Sijn' eer uyt sijnen va'er, als uyt sijn' rechte paelen.
 
De schande toch van 't kint, is, vader sonder eer:
 
Beschaemet dan den va'er, het doet sijn selven seer.
 
Maer 't kint dat sijn va'er eert, sal in sijn' kind'ren mercken
 
Ga naar margenoot+Een' blijschap sonder endt, en daer in hem verstercken.
 
Oock sal den Heer van verr' aenhooren sijn gebet,
 
En geven hem in deught een goet en vast beset.
margenoot+
Exod. 20.
Eccli. 3.
Ephes. 6.
margenoot+
Prov. 1.
voetnoot+
Prov. 15.
margenoot+
Prov. 29.
margenoot+
Prov. 20.
margenoot+
Prov. 30.
margenoot+
Eccl. 3.
margenoot+
Exod. 21.
margenoot+
Eccl. 7.
margenoot+
Eccli. 3.
margenoot+
Eccli. 3.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken