Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gheestelycke dichten (1622)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gheestelycke dichten
Afbeelding van Gheestelycke dichtenToon afbeelding van titelpagina van Gheestelycke dichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.04 MB)

ebook (3.49 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gheestelycke dichten

(1622)–Willem van der Elst–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XXII. ghedicht.
Tot Dienaers ende Ondersaten, In 't gesagh van hunne Heeren ende Meesters.

 
DEn dienaer die hem heeft met vryen wil begeven
 
Tot dienst van sijnen Heer, om in bedwanck te leven,
 
Ga naar margenoot+Altijt moet staen bereedt, bereedt en wel gepast;
 
Om na sijns meesters wil te volgen sijnen last.
 
Met aerbeydt, en met vrees, gehoorsaem moet volbringhen
 
Het uytgesproken woort in kleyn' en groote dinghen.
 
Ga naar margenoot+En datte niet alleen uytwendigh in den toogh,
 
In 't aensien van den mens, als dienende voor d'oogh:
 
Maer uyt een recht gemoet. Volveerdigh te beherten
 
Den aengenomen last met pijnen, ende smerten,
 
Wt liefd', en geen bedwanck, voor soo veel hy vermagh:
 
Niet uyt geveynsden gront, of menschelijck ontsagh.
 
Het gheen' den knecht toch doet in 't heeten of 't verbieden,
 
Het selve moet in als uyt goeden gront geschieden:
 
Niet meer, of min, dan of hy dede het gebodt,
 
Ga naar margenoot+Niet van een sondigh mens, maer van den grooten Godt.
[pagina 89]
[p. 89]
 
Want, houdt dat voor gewis, en wilter vry op schaffen,
 
Dat Godt den boosen knecht soo grouwelijck sal straffen,
 
Die tegen sijnen Heer uyt boosheyt heeft misdaen,
 
Al of hy tegen hem soo stout had op-gestaen.
 
Want, alle macht waer door de overheyt komt pranghen
 
Den uytgelaten mens, van Godt is sy ontfanghen.Ga naar margenoot+
 
Dus, wie soo hooge macht moetwillens wederstaet,
 
Hem wapent tegen God, wiens wetten hy verslaet.
 
Een knecht sijn meester dan, moet dienen, achten, eeren:
 
Een ondersaet oock moet de Overheyt sijn' Heeren,
 
Seer vreesen, seer ontsien: en wachten hem te wel,
 
Wt krijgelheyt te doen iet tegen haer bevel.
 
't Is toch geen' kleyne saeck vermetens t'overtreden
 
De wetten, die het hooft geeft aen sijn' onder-leden:
 
Want, met het scherpe sweerdt dat hier den Rechter draeght,
 
Den goeden werdt bewaert; den quaden werdt geplaeght.
 
Na blijck van het misdaet, den armen sal men vanghen,
 
En bannen uyt het landt: den anderen haest hanghen.
 
Die goet is, en wel doet (als in dees saken wijs)
 
Altijt hem onderwerpt: en sal ontfanghen prijs.
 
De Leden staet toch toe met wijs-bedachte sinnen,
 
Gehoorsaem, ende stil, haer' Hoofden te beminnen.
 
Een knecht sijn meester oock moet lof en eere bien:
 
Sijn' lasten al voldoen: sijn' woorden al ontsien.
 
Geeft yder dan het sijn met woorden en met wercken:
 
En, wat rechtveerdigh is, wilt voor het meest bemercken.Ga naar margenoot+
 
Den hooghsten lof geeft God: u Schepper en u Heer:Ga naar margenoot+
 
De menschen oock voldoet met tol, met dienst, met eer.

Vermaen-dicht
tot synen dienaer Inghel Capo.

 
SOo ghy u hebt tot dienst begeven,
 
Sorghvuldelijck wilt hem beleven:
 
Doch, wat ghy laet, of wat ghy doet,
 
Tot onrecht noynt en set u voet.
 
Al saeght ghy 't huys vol schoone kleeren:
 
En moest het gelt met schuppen keeren;
 
Een' mijte daer van niet en raect,
 
Of eenen vingher het aen maeckt.
[pagina 90]
[p. 90]
 
Want, die hier in verdoolt eens wandelt:
 
En averecht dat recht is handelt,
 
Al is't hem naermaels leedt of lief,
 
Houdt eeuwelijck den naem van dief.
 
Dus, die wilt zijn van dienst gepresen,
 
Die hy sijn meester heeft bewesen,
 
Moet niet alleenlijck in den schijn,
 
Maer oock voor Godt rechtveerdigh zijn.
 
Hoewel noch moet met sorgen slapen,
 
Een knecht, dien niemant kan betrapen
 
In iet dat onrechtveerdigh luydt:
 
Want goeden dienst veel meer besluyt.
 
Gehoorsaemheyt en macher faelen,
 
Want, soo die manct in dese paelen,
 
Den meester isser qualijck aen,
 
En dickwijls vindt verstelt hem staen.
 
Want wilt den dienaer niet volkomen
 
Den dienst die hy heeft aengenomen,
 
Noch doen dat hem sijn Heer belast,
 
De sake gaet dan heel onvast.
 
Wat helpt toch dat hy is rechtveerdigh,
 
En meynt te zijn sijn' diensten weerdigh,
 
Doet hy niet meer dan dat hem lust,
 
En daer met al' sijn' saken sust.
 
Neen, neen, hy moettet al volbringhen,
 
Soo wel het groot, als kleyne dinghen:
 
En dincken waer hy neemt den keer,
 
Dat hy is dienaer, en geen Heer.
 
Maer, om een knecht voor 't meest te loven,
 
Besorgen moet noch daer-en-boven,
 
Dat hy met groote neerstigheyt
 
Voldoen sal datter werdt gheseyt.
 
Ia nimmermeer het woort verwachten,
 
Wanneer hy kent sijns Heers gedachten.
 
't Gebodt en isser toch van doen,
 
Kan hy sijns meesters sin bevroen.
 
Behoudens, soo hy kan doorgronden,
 
Of sekerlijcks nu heeft bevonden,
 
Dat hy wilt hebben van den knecht
 
Het ghene dat Gods wet bevecht,
[pagina 91]
[p. 91]
 
Met vryheyt sal dan klaer uyt-segghen,
 
Dat hy Godt niet en mach weerleggen,
 
Maer boven al den grooten Godt
 
Gehoorsaem zijn in sijn gebodt.
 
Wilt Inghel Capo hier op letten,
 
En soo hem in sijn' diensten setten,
 
Hy sal noch werden eens een man
 
Daer yder deught van seggen kan.
 
Hy sal noch konnen eens geraken,
 
Tot staet, die hem sal weerdigh smaken:
 
En werden meester eens voor al,
 
Die goede dienaers hebben sal.

margenoot+
Ephes. 6.
margenoot+
Tit. 2.
1. Pet. 2.
margenoot+
Ephes. 6.
margenoot+
Rom. 13.
margenoot+
Rom. 13.
margenoot+
Matth. 22.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken