Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gheestelycke dichten (1622)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gheestelycke dichten
Afbeelding van Gheestelycke dichtenToon afbeelding van titelpagina van Gheestelycke dichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.04 MB)

ebook (3.49 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gheestelycke dichten

(1622)–Willem van der Elst–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 94]
[p. 94]

XXV. ghedicht.
Tot den Ootmoedigen mensch.

 
Ga naar margenoot+SOo wie hem diep verneert, sal werden hoogh verheven
 
Of hier in 's werelts baen, of in het ander leven:
 
Of hier, en naermaels oock. Te dicwijls toch geschiet,
 
Dat hy ten hooghste komt die hem verkleynt als niet.
 
De saeck toch anders gaet met opgeblasen menschen,
 
Die meynen dat sy zijn al 't gene dat sy wenschen,
 
Als met die hem verneert: want die gaen verr' van daer
 
Van dat sy volgen in, en dees daer kommen naer.
 
De hoogheyt vliedt van hem, die met een groot verlanghen,
 
Hooghmoedigh in sijn hert, dat groot is, soect te vanghen:
 
Maer, den ootmoedigen altijt volght meerder eer:
 
Want, hoe sy meer vliedt, hoe sy hem in-volght meer.
 
Den eenen die verliest, oock dat hy had verkregen,
 
En, daer sijn' sinnen all', meest waeren toe-genegen:
 
Den anderen die krijght dat hy geensins en soect,
 
Ia, dat hy in sijn' siel byna als quaet vervloect.
 
Ga naar margenoot+Den machtigen die werdt uyt sijnen stoel gesteken,
 
En die ootmoedigh is, als suyver van gebreken,
 
Daer inne werdt geset. Die hoogh sit doet den val,
 
In wiens verheven plaets die neer sit komen sal.
 
Van outs is toch gesien, dat die wilt zijn gepresen,
 
Geacht, en over-al in d'eerste plaetse wesen,
 
Dat hy in korten tijt, verr' buyten sijn gedacht,
 
Werdt voor een kael gesel vernedert en veracht.
 
En die men uyt goet gront sich selven siet verneeren:
 
Alom de leeghste plaets ootmoedelijck begeeren:
 
Versoecken dat sijn stoel geset zy buyten toogh:
 
Oock teghen sijnen danck verheven werdt seer hoogh.
 
Ga naar margenoot+Den goeden Publicaen vol van ootmoedigheden,
 
Van verr' heeft in de kerck met ootmoet Godt aenbeden,
 
Den Phariseus niet: dus was hy langh aenhoort,
 
Als noch den desen stondt in sijn gebedt verstoort.
[pagina 95]
[p. 95]
 
De Chananeusche vrou met swaerigheyt beladen,
 
d'Apostelen haer' jonst ten vollen niet verbaden:Ga naar margenoot+
 
Maer, soo sy met ootmoet verduerd' in haer gebedt,
 
Den Heere prees haer doen: den duyvel wiert verplet.
 
En, van gelijcken oock, een Hooftman van soldaeten,Ga naar margenoot+
 
Van macht, en groot gebiedt aen al sijn' ondersaeten,
 
Verwerfde voor sijn knecht gesontheyt met een woort,
 
Soo hy met sijnen eysch ootmoedelijck ginck voort.
 
Alleens quam tot sijn va'er, den soon die was verloren
 
Doen hy versocht te zijn, niet dat hy was te voren,Ga naar margenoot+
 
Maer wel den minsten slaef. Den va'er toch blij aensagh
 
Sijns soons beleden schult, sijn' kennis, sijn beklagh.
 
Soo blij wiert oock aensien, maer meest tot ons verblijden,
 
D'ootmoedigheyt der Maeght, doen sy haer ginck bereydenGa naar margenoot+
 
Te worden dat sy is: want d'alder-hooghste Bruyt
 
Van hemel, en van aerd', gaf haer voor dienstmaeght uyt.
 
En Christus onsen Heer, als hy de sijn' sagh kijven,
 
En vragen wie sou d'eerst', en wie de leste blijven;
 
Hen voor antwoorde gaf, dat hy sou d'eerste zijnGa naar margenoot+
 
Die hem houdt als een kindt in 't hert, en in den schijn.
 
En, om met klaer bescheedt, met woorden, en met wercken,
 
Ons in ootmoedigheyt noch vaster te verstercken,
 
Die Heer is boven al, die alle hoogheyt geeft,Ga naar margenoot+
 
De voeten sijnes volcks self schoon gewasschen heeft.
 
Het staet ons dan al toe, ootmoedigh van manieren,
 
In allen onsen doen malkanderen te vieren:
 
Te dincken wat wy zijn. Wat voeght hem hooveerdij
 
Wiens lichaem haest in 't graf sal stincken als een' prij?Ga naar margenoot+
margenoot+
Luc. 18.
margenoot+
Luc. 1.
margenoot+
Luc. 18.
margenoot+
Matth. 13.
margenoot+
Matth. 8.
margenoot+
Luc. 15.
margenoot+
Luc. 1.
margenoot+
Matth 18.
Marc. 9.
margenoot+
Ioan. 13.
margenoot+
Gen. 3

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken