Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gheestelycke dichten (1622)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gheestelycke dichten
Afbeelding van Gheestelycke dichtenToon afbeelding van titelpagina van Gheestelycke dichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.04 MB)

ebook (3.49 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gheestelycke dichten

(1622)–Willem van der Elst–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XXVI. gedicht.
Tot den Bermhertigen mensch.

 
TObias, weerdigh man, en heyligh in sijn leven,
 
Sijn sone voor sijn' doot een lesse heeft gegeven,
 
Bevolen dier en sterck, als 't leste testament,
 
Dat hy die in sijn hert sou houden vast geprent;Ga naar margenoot+
[pagina 96]
[p. 96]
 
En voor het best begin, dat hy altoos sou eeren
 
Den alder-hooghsten Godt, en tot het goet hem keeren:
 
Dat hy van alle sond' sou setten sijn gedacht,
 
En nimmermeer daer op sou wetens nemen acht.
 
Voorts, dat hy van sijn goet (om op ons stuck te letten)
 
Den armen na sijn' macht sou rijckelijck besetten:
 
Te doen altijt sijn best: bermhertigh en beleeft,
 
Wt-deelen vroegh en laet van 't gene dat hy heeft.
 
Want, die de milde handt (seght hy) sal kloeck uyt-recken,
 
Van hem en sal den Heer sijn aensicht oock niet trecken
 
Wanneer hy door de noot hem vinden sal gepraemt,
 
En als een sondigh mens beladen en beschaemt.
 
Ga naar margenoot+D'aelmoesse toch verlost den mensche van veel sonden,
 
En van der sielen doot: en houdt hem vast gebonden
 
Aen Godt, en aen de deught. Noch immermeer Godt sal
 
Gedoogen dat hy komm' tot eenigh groot misval.
 
Dus geeft hy hem een groot, ja wonder groot betrouwen
 
Op Godt, die die aensiet, en niet en laet verflouwen
 
Hem die s' uyt liefde doet. Want, soo het water blust
 
Het vier, soo d'aelmoess' oock der sonden boosheyt sust.
 
O menschen volght dit in! uw's naestens noot komt stelpen:
 
Doet dat ghy kont, en meught: den armen soect te helpen.
 
Ga naar margenoot+En nimmermeer en houdt de spot, of uwen geck,
 
Met ymandt die u bidt om broot, door groot gebreck:
 
Ga naar margenoot+Maer sijnen hongher blust, en geeft hem geerne t'eten,
 
Op dat u sijnen noot niet naermaels zy verweten.
 
Ga naar margenoot+Noch, seght niet, morgen komt: kont ghy hem helpen nu:
 
Maer doet uw' jonst soo haest als ghy hem siet voor u.
 
Want, die tot het gehoor der armen stopt sijn' ooren,
 
Ga naar margenoot+Wanneer hy roepen sal, sal Godt hem niet verhooren:
 
Maer die tot geven is bereedt den eersten keer,
 
Ga naar margenoot+Gebenedijt werdt hy daer door van Godt den Heer.
 
Hoe veel dat hy oock geeft, sijn goet en werdt niet minder:
 
Het geven nimmer doet den gever eenigh hinder.
 
Ga naar margenoot+Maer, die sijn' goed'ren spaert, noch arm-lien geerne siet,
 
Sijn goet sal achternaer noch kommen al op niet.
 
Dus weest in 't geven milt, het beste suldy kiesen:
 
Ga naar margenoot+Die geeft, doet winste toch, en nimmer sal verliesen.
 
Het luttel dat ghy geeft, werdt groot voor Godt vertoont.
 
Ga naar margenoot+Het koude water toch en blijft niet ongeloont.
[pagina 97]
[p. 97]
 
Aen wien oock dat m'iet geeft, sal werden soo genomen,Ga naar margenoot+
 
Al of het selve waer in Christus handt ghekomen.
 
Wilt dan ten nauste niet de gifte gade-slaen
 
Het komt toch over een aen wien sy werdt gedaen.
 
O menschen hier op let! dit voordeel wilt bedincken.
 
Die hongher heeft, geeft spijs; die dorst heeft, geeft te drincken:Ga naar margenoot+
 
Den dooden maect sijn graf: den naecten een goet kleedt:
 
En, die naer herbergh vraeght, maect hem u huys bereedt.
 
Den siecken mens besoect, hy wacht u met verlanghen:
 
En siet met goet en gelt te lossen den gevanghen.
 
V eygen vlees, en bloet, u aldernaest bestandt,
 
Na u vermogen helpt, en reyct tot hem de handt,
 
Soo sal u wel geschien: en Godt sal dese wercken
 
Versekeren met loon, en met sijn segen stercken.Ga naar margenoot+
 
Ghy sult hem roepen aen, en hy sal met een set,
 
Noch eer ghy spreken sult, aenhooren u gebedt.
 
Geluckigh zijn sy dan die met dees deught hier sterven:
 
Want sy een eeuwigh goet voor vuylen dreck beërven.
 
De deught die sy hier doen met desen aerdschen slijck
 
Maeckt inder eeuwigheyt hen in den hemel rijck.

margenoot+
Tob. 4.
margenoot+
Ibidem.
margenoot+
Eccl. 42.
margenoot+
Tob. 4.
margenoot+
Prov. 3.
margenoot+
Prov. 21.
margenoot+
Prov. 22.
margenoot+
Prov. 28.
margenoot+
2. Cor. 9.
margenoot+
Matt. 10.
margenoot+
Matth. 25.
margenoot+
Isa. 58.
margenoot+
Ibidem.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken