Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gheestelycke dichten (1622)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gheestelycke dichten
Afbeelding van Gheestelycke dichtenToon afbeelding van titelpagina van Gheestelycke dichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.04 MB)

ebook (3.49 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gheestelycke dichten

(1622)–Willem van der Elst–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 122]
[p. 122]

XXXIX. gedicht.
Tot den boosen ende ongoddelycken mensch.

 
GEluckigh is den mens die niet en heeft sijn' voeten
 
Geset tot in de baen daer sondaers diep in wroeten:
 
Ga naar margenoot+Noch ooc te verr' gevolght met herten boos en quaet:
 
Der boosen vals vertoogh of hunnen quaden raet.
 
Geluckigh is met hem, die niet en heeft geseten
 
Een Leeraer in de stoel om quaet te laten weten:
 
Die niemandt van de deught tot sonden heeft gekeert,
 
Ga naar margenoot+Of averechte leer' sijn naesten oynt geleert.
 
Want sulcken boos gedrocht sal nimmermeer verfraeyen:
 
Maer, als het licht gestof, tot alle sond' verwaeyen:
 
En, op het alderlest met ongeluck vergaen,
 
Als een rechtveerdigh mens blijft vast in deughden staen.
 
Ga naar margenoot+En, als den grooten Godt sal kommen oordeel geven
 
Van dat de werelt door werdt goet, of quaet, bedreven,
 
Den boosen dan en sal verrijsen tot de vreught,
 
Gelijck een ander mens die hem in 't goet verheught.
 
Want in des Heeren huys komt niemant hem vertoonen
 
Om inder eeuwigheyt dat blijd'lijck te bewoonen,
 
Als sijn verkoren volck. Den quaden hy versmaet,
 
En verre stoot van hem die sijn gebodt verlaet.
 
Ga naar margenoot+Hy haet toch boven al de boosheyt met den boosen
 
Die stout de boosheyt doet: en hem tot vele poosen
 
Moetwillens daer toe set: die niet soo luttel acht,
 
Als oock de meeste sond' die valt in sijn gedacht.
 
Die hem soo verr' vergeet, soo wijct van rechte reden,
 
Tot dat hy in het diepst der sonden is getreden,
 
Ga naar margenoot+Noch meer op Godt en past: maer met een vry gemoet,
 
Veel liever als de deught, de meeste boosheyt doet.
 
Den desen dan verblint in al' sijn wegen wandelt:
 
Sijn leven en sijn' siel in al sijn doen mishandelt:
 
Ga naar margenoot+En is gelijck den mens die in een dool-hof staet,
 
En niet en weet den keer hoe hy daer recht uyt gaet:
[pagina 123]
[p. 123]
 
Maer loopt hem moe' en laf in menighte van wegen,
 
(Die door seer konstigh werck daer inne zijn gelegen)
 
Tot dat hy seer vermoeyt, en niet te wel gesint,
 
Genoegh bemerckt dat hy den uytganck niet en vint.
 
Alleens sal toch op 't lest den boosen mens beklagen
 
Dat hy sijn' jonghe jeught, en altemael sijn' dagen,Ga naar margenoot+
 
In boosheyt, en in sond', soo over heeft gebrocht,
 
En, als een god'loos mens geleeft in dese locht.
 
Want, soo de straffe Gods beginnen sal te naken,
 
En 't geen' hy heeft gevreest, sijn' lendenen komt raken
 
Met grouwel, ende schrick, dan sal hy voor gewis,
 
Beklagen dat hy oynt van mo'er geboren is.
 
Niet selden toch geschiet, dat naer veel groote sonden,
 
Oock plagen wonder groot zijn onder 't volck gevonden.
 
Telt eens van onder op, en merct het eerst verdriet
 
Dat binnen Noës tijt de werelt is geschiet:Ga naar margenoot+
 
Want, soo des menschens quaet ten hooghste was geklommen,
 
Zijn uyt des hemels vloet de wateren gekommen
 
Beneden op het landt, en hieffen hen soo hoogh,
 
Dat oock den hooghsten bergh niet meer en stont in 't droogh.
 
Alsoo dat alle vlees dat leven had ontfanghen,
 
Oock binnen korten tijt moest 't selve weder langhen:
 
En sterven door den vloet. Alleen'lijck wiert gespaert
 
Al wat in d'Arcke was by Noë wel gepaert.
 
Daer naer moest Sodoma met and're Koninghrijcken,
 
Door solfer, vier, en peck, verbranden, en beswijcken.
 
D'onkuysheyt was soo groot, soo leelijck boven maet,Ga naar margenoot+
 
Dat Godt twee Eng'len sandt tot straffe van dat quaet.
 
Den Koningh Pharao versteent in all' sijn' wercken,
 
Heeft in Egypten oock veel plagen moeten mercken;
 
Tot dat hy achter-naer met al sijn volck verdranck,
 
En in de roode zee tot in het diepste sanck.Ga naar margenoot+
 
Doen Core met de sijn', socht wonder groote listen,
 
En, midden van het volck ginck tegen Moysen twisten,Ga naar margenoot+
 
De aerde haer begaf met een' seer groote scheur;
 
En hy met sijnen hoop viel in de hel daer deur.
 
Antiochus is oock om alle sijn' booshedenGa naar margenoot+
 
In 'tlijf geweest geplaeght van boven tot beneden:
 
De luysen, het gewormt' (door goddelijcke straff')
 
Sijn vleesch tot aen 't gebeent' seer gulsigh aten af.
[pagina 124]
[p. 124]
 
Dees plagen wonder groot, ter deught ons moesten stichten:
 
Tot schouwingh van het quaet ons' duyster' sinnen lichten.
 
Geluckigh is hy toch die door een-anders leedt,
 
Om wel te doen hem maect van stonden aen bereedt.
 
Het leven is toch kort, noch hebben geenen morgen,
 
Indien ons Godt den Heer niet langher schict te borgen,
 
Dus moeten vroegh, en laet met vrees, met groot ontsagh,
 
Verwachten Godes komst, en onsen lesten dagh.
 
Zy verre dan van ons, of boosheyt te bedrijven,
 
Of in 't bedreven quaet moetwillens te verstijven.
 
Het blijct toch klaer genoegh, hoe Godt de sond' mishaeght,
 
Als hy, hem die se doet, daerom soo straft, en plaeght.
margenoot+
Psalm. 1.
margenoot+
Ibidem.
margenoot+
Ibidem.
margenoot+
Sap. 14.
Prov. 15.
margenoot+
Prov. 18.
margenoot+
Psalm. 11.
margenoot+
Sap. 5.
margenoot+
Gen. 7.
margenoot+
Gen. 19.
margenoot+
Exod. 14.
margenoot+
Num. 6.
margenoot+
2. Mach. 9.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken