Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gheestelycke dichten (1622)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gheestelycke dichten
Afbeelding van Gheestelycke dichtenToon afbeelding van titelpagina van Gheestelycke dichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.04 MB)

ebook (3.49 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gheestelycke dichten

(1622)–Willem van der Elst–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 129]
[p. 129]

XLIII. gedicht.
Tot den meyneedigen, Vloeckers, ende Sweerders.

 
EEn-ygelijck hem moet wel boven al verveeren
 
Van eeden licht te doen, en stoutelijck te sweeren:Ga naar margenoot+
 
Want soo dat niet geschiet voorsichtigh in den noot,
 
Met waerheyt, en goet recht; het is een' sonde groot'.
 
Die toch lichtveerdigh sweert, en neemt den naem des HeerenGa naar margenoot+
 
Onweerdigh in de mont, die hem staet toe te eeren,
 
Voorsichtigh, en bedacht, sijn eedt soo niet en doet:
 
Maer sondight tegen Godt, en valt hier in de boet.
 
En, die sweert buyten recht, dat is, die sweert die dinghen
 
Die hy niet sonder schand', of sond', en kan volbringhen,
 
Sweert oock niet soo't behoort: maer leelijck ende bot:
 
En overtreedt noch meer sulck sweerder Gods gebodt.
 
Maer, die hem in dit werck soo verre gaet te buyten,
 
Dat hy de waerheyt soeckt uyt sijnen eedt te sluyten,
 
Is een meyneedigh mens. Misbruyckende Gods naem
 
Tot valsheyt en bedrogh: als daer toe oock bequaem.
 
En desen dient te zijn met ijseren gesteken
 
Dweers door soo snoode tongh, die lasteringh derft spreken:
 
Of dat het scherpe sweerdt doorgae den blooten hals
 
Van die oock sijnen Godt (waer't mogelijck) maect vals.
 
Het is dan sond' en schand', 't zijn leelijcke manieren,
 
Dit strangh en groot ghebodt, van sweeren, niet te vieren.
 
Men siet toch menigh mens in 't sweeren wel soo licht,
 
Al oft het niet en waer een' sake van gewicht.
 
Het werdt toch heel gemeyn, oock om de minste reden,
 
Te doen wel grooten eedt. Men acht het overtreden
 
Van dese wet niet veel: want soo het woort is uyt,
 
Den eedt stracks volghter naer tot een volmaect besluyt.
 
Den koop-man siet eens aen, hoe dat hy sweert by hoopen,
 
Om sijn' gepresen waer wat dierder te verkoopen.
 
Sijn eerst, sijn leste woort nu is: Soo waer als Godt:
 
Waer mede hy sijn doen, en seggen sluyt in 't slot.
[pagina 130]
[p. 130]
 
Of: 't is soo, op mijn' siel: den duyvel moet my haelen
 
Is dit, of dat, niet waer. O ongeleerde taelen!
 
Den duyvel, Godt, de siel, en meer gelijcken vont,
 
Zijn nu by menigh mensch gemeyn'lijck in de mont.
 
O wonder groot misbruyck! dat wy tot onse saken
 
Gods alderhooghsten naem soo seer onweerdigh maken.
 
O saken vol van schrick! dat wy soo staen bereedt,
 
Om buyten allen noodt te doen soo grooten eedt.
 
Want, die stout sonder vrees, en sonder achterdincken,
 
Gewoonelijcken sweert, hem dickwijls sal vermincken.
 
Door dien hy toch den eedt doet vlijtigh ende ras,
 
Sweert leugens, en sweert waer: soo 't beter komt te pas.
 
Ga naar margenoot+Maer meerder quaet noch doet, die met geseten sinnen
 
Doet eenen valschen eedt om 't recht soo t'overwinnen.
 
Die stout, en onbeschaemt, getuygenisse geeft
 
Van dat soo niet en is: en daer van kennis heeft.
 
Dit is een recht rabout: meyneedigh, vol boosheden:
 
Die in den hooghsten graet de waerheyt heeft bestreden.
 
Ga naar margenoot+Onweerdigh dat hy leeft, en over voeten gaet,
 
Die midden van het volck bedrijft soo grooten quaet:
 
Den Wijseman heeft hem (als mens om't quaet te wreken)
 
Ga naar margenoot+By eenen scherpen pijl, en een scherp sweert geleken:
 
Om dat hy door sijn' tongh, die leugenen verwijt,
 
Sijns naestens hert doorschiet, en door sijn' eere snijt.
margenoot+
Iurabis in veritate, & in iudicio, & in iustitia
margenoot+
Ierem. 4.
margenoot+
Exod. 20.
margenoot+
Prov. 19.
margenoot+
Prover. 25.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken