Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gheestelycke dichten (1622)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gheestelycke dichten
Afbeelding van Gheestelycke dichtenToon afbeelding van titelpagina van Gheestelycke dichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.04 MB)

ebook (3.49 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gheestelycke dichten

(1622)–Willem van der Elst–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 137]
[p. 137]

XLVII. gedicht.
Tot den Doodt-slaegher.
Ga naar margenoot+

 
VErr' boven alle goet bemint den mens 't soet leven,
 
Het welck hem hier van Godt tot voor-deel is gegeven.
 
Niet praemt hem toch soo seer, oock in bedroefden staet,
 
Als dat hy metter tijt door ouderdom vergaet.
 
En niet den mens alleen, maer oock de wilde dieren,
 
Hoe onvolmaect sy zijn, als slecken, wormen, pieren,
 
Doen wonderbaer gewoel om hen te maken vry
 
Wanneer de bleecke doot hun' palen komt te by.
 
Het leven valt soo soet aen alle creatueren,
 
Dat sy geen dinck soo noy gelijck de doot besueren.
 
Het goet werdt groot geacht, en boven dat de eer,
 
Maer 't leven, soo men siet, een-yder acht noch meer:
 
Want wat den mens besit, sal dat om 't leven laten:
 
Ia dickwijls sijnen vrient als vyant daerom haten.
 
En soo hy in doots noot geset, noch 't leven houdt,
 
Schept eenen nieuwen moedt, noch immer heel verflout.
 
Is 't sake dat sy dan misdoen, en zijn snoo' dieven,
 
Die ymant van sijn goet door snooden vondt ontrieven,
 
En meerder dief noch is die d'eer sijns naestens stelt;
 
De meeste sond' volbringht die 't leven met gewelt
 
Een ander sto[u]t neemt af: en met geseten sinnen
 
Stort het onnosel bloedt van die hy kan verwinnen.
 
Hy neemt toch dat hy niet, hoe kloeck hy is, hoe vrom,
 
Door menschelijcke macht kan geven wederom.
 
Seer dickwijls oock geschiet, dat die sijn moedt wilt wreken
 
Op vyant, oft op vrient, de siele sal door-steken.
 
Als hy het lichaem wondt: en jaegen hem ter hel,
 
(Gestorven in sijn' sond') die hy stack door het vel.
 
Den Rechter staet het toe, en daer op wel moet schaffen,
 
Om hem die quaet bedrijft na sijn verdienst te straffen:
 
Van God heeft hy toch 't sweerdt ontfanghen: niet elc mens,
 
Om quaet met ander quaet te loonen na sijn wens.
margenoot+
Exod. 20.
Deut. 5.
Matth. 5.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken