Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Det dank'tich d'n duvel (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Det dank'tich d'n duvel
Afbeelding van Det dank'tich d'n duvelToon afbeelding van titelpagina van Det dank'tich d'n duvel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.71 MB)

Scans (9.92 MB)

ebook (11.57 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rob Vlaanderen



Genre

proza

Subgenre

verhalen
limburg


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Det dank'tich d'n duvel

(1977)–Graad Engels–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Volksverhalen tussen Peel en Maas


Vorige Volgende
[pagina 42]
[p. 42]

de weerwolven

Er is in deze verhalen ergens beweerd dat heksen vrouwelijk waren en weerwolven mannelijk. Dit klopt nader bezien niet helemaal. Het woord ‘heksen’ is een werkwoord en kan dus niet alleen voor personen, doch ook voor handelingen en toestanden gebruikt worden, evenals bijvoorbeeld ‘toveren, tovenaar, betoverd’, enz. Ofschoon het voor ‘weerwolf’ taalkundig niet juist is, wordt in dialect dit woord ook als werkwoord gebezigd. Men zegt van een bepaald persoon dat hij een weerwolf is, doch ook wel dat hij gaat weerwolven: beter gezegd, dat hij zich als weerwolf gaat voordoen. Evenals dat voor heksen het geval was, gingen er talrijke verhalen rond over het optreden van de weerwolf. Het eerste verhaal in dit hoofdstuk werd verteld door een vrouw uit onze buurtschap in Helden.

 

Mannen die wat laat op de baan waren in donkere stormachtige nachten, werden soms door de weerwolf besprongen. Dit spookdier besloop hen van achter, sprong op hun rug en klemde zich met de voorpoten om hun nek. Zo bleven ze als een zware en adembeklemmende last hangen, totdat men ergens onder dak of thuis kon geraken. In onze buurt stond een man als weerwolf bekend. Hij had voor zijn nachtelijke omzwervingen een speciale jas. Deze bewaarde hij niet thuis, doch in 't geheim in een holle knotwilg langs de ‘Nieuwe Dijk’ in de ‘Broek-

[pagina 43]
[p. 43]

beemd’. Als hij daar die jas aantrok, veranderde hij in een weerwolf. Na zijn tocht verborg hij hem in de holle stam, trok zijn gewone jas aan en ging huiswaarts.

Buurlui die hem verdachten, hadden zijn uitstapjes in de avond waargenomen. Ze volgden hem en zagen de verkleedpartij bij de knotwilg. Om de man zijn boze streken af te leren, staken zij de droge en uitgerotte boom in brand. De man had het vuur van z'n huis uit gezien en kwam gillend om zijn jas aanlopen. De jas was niet meer te redden. De man was zo van streek, dat hij het vuur in wilde, maar hij werd vast gehouden. Toen de jas geheel versmeuld was, leek het of de man van een geheime last was bevrijd.

Mijn ouders vertelden wel dat er in vroeger tijd veel mensen waren die aan dit soort spokerij geloofden. Ze kwamen onder de indruk van de fantasierijke verhalen, gedaan door vertellers rond de haard gedurende lange winteravonden. Overdag stond men in gesprekken onbevangen en familiair tegenover die geestenwereld en spotte er mee. Zo zei men tegen elkaar als een boertje met een kleine hand-egge op zijn rug naar zijn akker ging: ‘Hij heeft de weerwolf op zijn rug’.

Een andere gebeurtenis met een weerwolf was lang voor onze tijd voorgevallen bij huis Lormans aan ‘Eijndt’. Daar was een aantrekkelijke jonge dochter. Aanbidders waren er genoeg en tot haar genoegen. Een vrijer uit de omgeving scheen wel haar favoriet te zijn. Doch de jongen kreeg last van de weerwolf. Zoals men dat uitdrukte: ‘Hij krijgt de weerwolf te dragen’. Maar doordat hij hem steeds op zijn nek kreeg, werden wolf en drager gemeenzaam met elkaar. Als de jongen dan in de avond om het

[pagina 44]
[p. 44]


illustratieuitvergroten
Dit spookdier besloop hen vanachter, sprong op hun rug en klemde zich met de voorpoten om hun nek.


[pagina 45]
[p. 45]

huis van zijn meisje zwierf om haar te ontmoeten, hing de weerwolf op zijn rug, doch als het meisje de deur voor de jongen opende, stapte de wolf af. Het huis van Lormans had in die tijd nog een voordeur, waarvan de bovenste helft apart openging. Daar kwam natuurlijk het eerste contact met de bezoeker tot stand, maar al gauw ging ook de onderdeur open. Dan stonden beide geliefden tegen de voorgevel, beschut tegen de westenwind, terwijl de weerwolf zich stil aan hun voeten vleide. Als dan, door een lichte bries de slippen van beider blauwe linnen voorschoot (ook mannen droegen destijds een voorschoot) de kop van de weerwolf raakten, zuchtte het dier uit de grond van zijn hart! Was het uit weemoed?

Nu een verhaal van de boerin op ‘d'n Ueland’ in Kessel. Op Gravenhof, de boerderij bij het kasteel aan de Maas, hield de boer een drietal knechten. Een van deze drie deed zijn werk goed, maar hij viel wat uit de toon door zijn gedrag. 's Avonds na het eten bad de boer in de kring van gezin en personeel de rozenkrans voor, maar de genoemde knecht bad nooit na en trachtte zich steeds terug te trekken. Hij bleef dan uit tot na middernacht. Men wist dan niet waar hij zich ophield. De boer spoorde zijn knechts aan hem eens te volgen toen hij weer op pad ging. Zo deden ze. De knecht liep de weg op langs de Maas, richting ‘Hout’ en ‘Oijen’. Halfweg tussen deze gehuchten klom hij in een boom op de oever. Daar ontkleedde hij zich helemaal, sprong uit de boom, schudde zich als een hond en veranderde op slag in een weerwolf. Op de boerderij werd beraadslaagd tussen de boer, de twee knechts en de kapelaan van Kessel. Er werd afgesproken dat men hem een volgende keer zou volgen om

[pagina 46]
[p. 46]

zijn kleren uit de boom te halen en mee te nemen. Beide knechts vreesden dat de weerwolf hen daarbij aan zou kunnen vallen. Maar de boer zou zelf meegaan. Om hem te beproeven stuurde hij de verdachte knecht de volgende avond met een boodschap naar Eijck. Buiten gekomen bleek de knecht het bevel niet op te volgen en zijn eigen gang te gaan. Boer, kapelaan en knechts gingen hem na en ook zij konden nu van het toneel getuige zijn.

Nadat de weerwolf verdwenen was, haalden de mannen de kleren uit de boom en bleven ergens in de buurt op de loer liggen. De weerwolf kwam, na verloop van het spookuur (12 tot 1) terug, klom in de boom en miste zijn kleren. Hij kroop op iedere tak en begon te jammeren: ‘Waar zijn toch mijn kleren? Geef mij toch mijn kleren!’ De boer kon dat niet langer aanhoren en zei: ‘Gooi maar zijn hemd in de boom.’ Toen vluchtten de mannen naar huis om hem voor te blijven. De kapelaan gelastte de veldoven gloeiend heet te stoken. Bij zijn komst werd de knecht vast gegrepen. De kapelaan zocht de zakken van de knecht na en vond daarin een klein toverboekje. Onder het bidden van bezweringsgebeden gooide de kapelaan het boekje in de oven. De knecht worstelde om los te komen en riep: ‘Mijn boekje. Geef me mijn boekje terug!’ Daarbij stak hij zijn hand in de oven en het leek er zelfs op dat hij er in wou kruipen, maar ze hielden hem stevig vast. Toen het boekje echter verbrand was verzuchtte hij: ‘Gelukkig! Nu ben ik van de betovering verlost.’ Hij leidde verder een voorbeeldig leven en diende nog lang op ‘Gravenhof’.

Een knecht op een boerderij in Kessel-Hout klaagde bij zijn boer dat hij iedere avond dat hij uitging de weerwolf

[pagina 47]
[p. 47]

te dragen kreeg. De boer zei: ‘Ik zal je het jachtgeweer meegeven. Let dan goed op voor het te laat is en schiet hem zijn gat vol hagel.’ Toen de knecht op stap ging kwam hij een hem bekende jager tegen die hem vroeg: ‘Waarom loop je in de avond met dat geweer?’ De knecht zei: ‘Om de weerwolf neer te schieten.’ ‘Laat mij dan eens zien of het goed geladen is? Hee! Je hebt er geen korrel hagel in, maar spurriezaad!’ De jager laadde het geweer opnieuw met zware hagel. De knecht ging verder, ontmoette de weerwolf, legde op tijd aan en schoot hem neer. Hij durfde niet te kijken. 's Anderendaags ging hij bij klaarlichte dag terug en zag toen dat hij zijn eigen boer doodgeschoten had.

Tenslotte nog een verhaal van een man uit Koningslust. Een boerenzoon, die aan weerwolverij deed en vaak met zijn huifkar ver van huis moest, nam zijn meisje eens mee op reis. Het werd zo laat dat ze tegen middernacht nog onderweg waren. Het was het uur van de weerwolf en de jongen voelde zich gedwongen zijn sinistere taak uit te voeren. Hij verliet de kar onder een of ander voorwendsel en zei: ‘Rij maar rustig verder. Ik ben spoedig terug.’ Hij gaf haar zijn rode zakdoek en zei: ‘Als er iemand komt en op de kar wil, moet je hem maar die zakdoek voorhouden.’ Op een zeker moment sprong er een wolf op het meisje af, tegen de kar op. Zij hield hem de zakdoek voor. De wolf hapte ernaar, rukte hem in stukken uit haar hand en verdween. Enige tijd later kwam de jongeman bij de kar terug en sprong op de bok. Toen zag het meisje opeens dat hij stukken van de zakdoek tussen zijn tanden had.

[pagina 48]
[p. 48]


illustratieuitvergroten
De weerwolf kwam na het verloop van het spookuur terug, klom in de boom en miste zijn kleren.



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken