Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Det dank'tich d'n duvel (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Det dank'tich d'n duvel
Afbeelding van Det dank'tich d'n duvelToon afbeelding van titelpagina van Det dank'tich d'n duvel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.71 MB)

Scans (9.92 MB)

ebook (11.57 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rob Vlaanderen



Genre

proza

Subgenre

verhalen
limburg


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Det dank'tich d'n duvel

(1977)–Graad Engels–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Volksverhalen tussen Peel en Maas


Vorige Volgende
[pagina 50]
[p. 50]

spookdieren

Een broer van mijn eigen grootvader van moederszijde was getrouwd met een vrouw, afkomstig uit ‘Kessels Broek’. Toen hij daar in zijn jonge jaren heen ging vrijen, en dat in die tijd nog te voet, nam hij de kortste weg. Dat was de zandweg dwars van ‘Helden-Eijndt’ naar het ‘Kesselse Broek’, genoemd ‘het Spokenstraatje’. Hij moet wel een taaie doorzetter zijn geweest, want angst en vreze was zijn deel. Kwam hij bij, nacht en ontij door dat eenzame en donkere bos huiswaarts, dan werd hij herhaaldelijk op de voet gevolgd door een wezen dat met zware ploffen door de hoefslag van de karreweg volgde, en wel op zulk een korte afstand dat hij de adem uit de neusgaten van het dier in zijn nek kon voelen. Eerst bleef hij beangst staan luisteren, maar dan bleef het stil. Ging hij voorwaarts, dan hoorde en voelde hij het stille dier weer. Zelfs hard lopen was vergeefs, want het dier paste zich aan het tempo aan. Op een waarschijnlijk minder donkere avond had hij ontdekt dat het dier een zwaar type Belgisch paard was, een donkergrijze schimmel. Overdag zag hij hem nooit. Buurlui die hij van het verschijnsel op de hoogte had gesteld hielden hem aardig voor de gek, maar hij bleef volhouden dat het echt waar was; en niet alleen zijn verhaal maar óók zijn vrijerij, want zo'n verhouding kon in die tijd lang geheim blijven.

Ook het volgende verhaal speelt in het gehucht ‘Eijndt’. Hier woonde een boertje van blerickse afkomst ‘Iezeren

[pagina 51]
[p. 51]

Henneske’ genoemd. Hij was een hartstochtelijk jager en stille stroper. Op een maanlichte nacht was hij met zijn geweer in het veld. Tegen de maanlichte lucht zag hij een haas die over de kam van een heuvel loerde. Hij schoot ogenblikkelijk, maar de haas verdween met een buiteling achterwaarts uit 't gezicht. Met een vloek herlaadde hij eerst zijn geweer, doch tegen de heuvel oplopend zag hij weer een haas op de kam. ‘Kijk,’ dacht hij, ‘wil die me nog eens terugzien?’ Hij schoot en wéér buitelde de haas uit 't zicht. Toen hij boven op de kam kwam, bleek hij twee hazen neergelegd te hebben.

Op een andere keer ging hij er met zijn geweer op uit in de nacht van zaterdag op zondag. Hij bedacht dat dit in strijd was, niet alleen met de wet maar ook met de zondagsplicht. Hij kreeg een haas in het vizier en schoot hem aan. Op een holletje liep hij achter hem aan. De haas, die wel slecht kon lopen, bleef hem voor. Eindelijk naderde hij hem zo dicht, dat hij dacht hem te kunnen grijpen. Hij verkneukelde zich al in de buit. ‘Ich zal dich wel kriegen!’ De haas keerde zich om en riep: ‘Doe hees mich nog neet!’ Van schrik door dit onverwachte antwoord koos Henneske het hazenpad. Hij stroopte nooit meer op zondag.

Een verhaal uit Kessel.

Een dagloner ging in de winter in de vroege morgen op een grote boerderij dorsen en ging dan 's avonds laat over een paadje door de winterse velden huiswaarts. Iedere keer trof hij daar een zwarte hond aan die dwars over zijn pad lag te slapen. Aanvankelijk liet hij het dier met rust en liep er omheen. Op den duur ergerde hij zich en riep: ‘Pak dich wèg!’ Toen de hond niet vlug opschoot,

[pagina 52]
[p. 52]

sloeg hij hem met zijn dorsvlegel. De hond was op slag verdwenen. De volgende keer bleek de hond langs het pad te liggen en de man ging gewoon langs. De hond riep nu: ‘Slaon mich nog eine kier!’ ‘Nae,’ antwoordde de man, ‘asse mich neet hinjers, hob ich dao gin raeje veur.’ De hond was opeens verdwenen en hij zag hem nooit meer terug.

De grootvader van een verteller uit Maasbree, een man uit Horst die men daar de bijnaam ‘de Kniepert’ gaf, ging eens een keer op jacht. Hij schoot een haas en stopte hem blij in zijn weitas. Vrijwel direct daarna kreeg hij een tweede haas op de korrel, doch hij schoot mis en moest opnieuw laden. De haas was zó brutaal, dat hij vóór hem ging zitten. Hij vroeg met luide stem: ‘Lankoer, woe zits te?’ Uit de weitas klonk een stem: ‘Ich zit in de Kniepert zie zékske.’ Grootvader zei tegen zijn kleinzoon: ‘Ik zegk et oe, det ich um d'r oet schudde.’

Een boer uit Helden was op koehandel in ‘'t Rooth’ onder Maasbree. Hij liep aan bij een huis en vroeg de vrouw of ze geen koe te koop hadden. Dat was niet het geval, maar de vrouw, bezig met koken, hield hem wat aan de praat in de keuken. Het viel de man op dat de stamper van de boterkarn op en neer stiet zonder hulp van handen of mechaniek. Gebiologeerd stond hij te kijken. Opeens stopte de stoter. De vrouw keerde zich in de richting van de kam en riep: ‘Vlokker, mien bieëstje.’ De man zag even een muis onder de kam uitloeren en verdwijnen. Daarop begon de stoter weer op en neer te gaan. De man ging haastig weg. Hij wist van horen zeggen dat deze vrouw de toverkunst beoefende.

Tenslotte nog een verhaaltje uit Maasbree.

[pagina 53]
[p. 53]

In mijn jeugd werd verteld dat het in het gehucht ‘'t Rooth’ in Maasbree niet pluis was omdat het daar veel spookte. De slager Zweipfennig uit Venlo trok iedere week voor het kopen van slachtvee de boer op. Hij kwam in ‘'t Rooth’ binnen op een boerderij en kon op zijn roepen in de keuken geen gehoor krijgen. Er was geen mens te bekennen. Rondkijkend ontdekte hij beweging in de boterkarn. De stoter schoof namelijk op en neer terwijl er niemand een hand uitstak. Boven op de steel hing een klomp, die telkens mee op en neer wipte. Zweipfennig maakte schielijk rechtsomkeer!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken