Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den kerstelicken ridder (1616)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den kerstelicken ridder
Afbeelding van Den kerstelicken ridderToon afbeelding van titelpagina van Den kerstelicken ridder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

ebook (3.27 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den kerstelicken ridder

(1616)–Desiderius Erasmus–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Een seer profijtelijck boecxken, seer nudt ende oorbaerlijck wesende voor allen Christen gheloovighe menschen


Vorige Volgende

Van den binnenste ende buytenste mensche, ende van die twee deelen des menschen, ghenomen uyt der heyliger Schriftueren.

ICk schame my vanden naem der Christen menschen, welcke dat meeste deel als stomme beesten onderdanich zijn haer begeerten, want sy en zijn niet ondersocht in dese strijdinghe ende volghen haer begeeerten also seer, dat sy geen onderscheyt en hebben tusschen die reden ende die verstroyinge, want sy meynen dat die mensch anders niet en is dan dat gheen dat sy ghevoelen, en sy meynen datter anders niet en is dan dat sy connen versinnen ende begrijpen, nochtans en isser gheen ding min dan datmen van buyten siet.

Alle dat gheen dat sy met vlijte begeeren dat meynen sy recht ende wel gedaen te wesen. Sy heeten een sekere ende droevich eygendom, vrede te wesen, als die reden aldus verduystert wesende, niet wederstaen de volcht die begeerten dit is die onsalige vrede: die Christus een maker des warachtigen vredes verstoort tusschen tween verwecken de een salige strijt tusschen den vader ende den sone, tusschen den man ende dat wijf ende onder die dingen die een boose eendracht versoent heeft: die leringe der Philosophen en waer niet veel te achten, ten waer datse over een quame metter H. Schriftueren, dat sy redelicheyt heeten dat heet Paulus somtijt een geest, somtijt die binnenste mensche, somtijt een wet des herten dat sy een begheerte heeten, dat heet Paulus somtijt dat vlesche somtij: dat lichaem, somtijt die buytenste mensche, ende somtijt een wet der leden want hy seyt. Wandelt inden geest, ende ghy en sult niet volbrengen die begeerte ws vleesch want dat vlees begeert tegen den geest ende die geest tegen dat vleesch, dese twee strijden altijt tegen malcander, op dat ghy niet alle dinck sult doen dat ghy wilt. Ende op een ander stede seyt hy. In dien dat gy levet na den vleesche soo sult ghy sterven, ende in dien dat ghy metten geest dodet de wercken des vleeschs, soo sult ghy leven. Tis sekerlic een nieuwe veranderinge der dingen, als in strijt sal ghesocht worden vrede, in die vrede strijdt, in die doot dat leven, in dat leven die doot, in die eygendom vryheyt, ende inde vryheyt eygedom. Noch schrijft Paulus, Ic quelle mijn lichaem ende ic brenget in eygendom. Hoort nu die vryheyt. Ist sake dat gy geleyt wort door den gheest, soo en zijt ghy niet onder die wet, ende wy en hebben niet weder ontfanghen den geest des eygendoms in vreese maer den geest der verkiesinge der kinderen Gods. Noch seyt hy: Ic sie een ander wet in mijnen leden teghenvechtende de wet mijns herten, ende my vanghende in die wet der sonden die daer is mijnen leven. Noch schrijft hy van die buytenste mensche die daer

[pagina 21]
[p. 21]

vergaet, ende van de binnenste die daer vernieuwet wordt van daghe te daghe. Plato heeft geset twee sielen in een mensche. Paulus die maect twee menschen in een mensch soo te samen gevoecht dat de een sonder die ander niet sal toecomende wesende inder glorien, noch in dat eewighe vier. Ende wederom zijn sy ooc so verscheyden, dat des eenen doot is, dat is des anders leven. Hier af schrijfdt Paulus totten Corinthen. Die eerste Adam is ghemaeckt in de levendighe siele, die leste Adam is een geest, die sevendich maeckt maer metten eersten nz dz geestelijc is, maer dat aertlijc is, ende daer na dat geestelijc is? Die eersten mensche van die aerde, is aertsch: die anderde mensche vanden hemel is hemels. Op datmen die verstandelicker soude mogen verstaen soo suldy weten: dat dit voorschreven niet alleen tot Christum ende tot Adam en wort verstaen: maer het behoordt oock tot ons alleen. Alsodanich als die aertsche is also zijn oock die aertschen ende alsodanich als die hemelsche is, alsodanich zijn ooc de hemelschen daerom also wy gedragen hebben dat beelde der aertschen, also sullen wy ooc dragen dat beelde des hemelschen. Dat segge ick u broerders voorwaer: Dattet vleesch ende bloet niet en sullen besitten dat rijcke Gods: noch dat verganckelijck is en sal niet besitten dat onverganckelijck is. Men leeft opentlicken dat hy op een ander plaetse dat vleesch heet te wesen die buytenste mensche die verganclijc is, dat woort hier ghenoemdt te wesen die aertsche Adam. Dit is sekerlijck dat lichaem des doots waermede sinte Paulus beswaert wesende heeft geroepen, Ic onsalige mensche: wie sal my verlossen van dat lichaem des doodts. Op een ander plaetse toont hy die vreucht des vleeschs ende des geestes aldermeest verscheyden te wesen, seggende die daer saeyt int vleesche, die sal van zijn vleesche maeyen verganckelicheydt, maer die daer saeyt in den geest, die sal van die geest maeyen dat eewige leven. Dit is die oude tweedracht der tweelinghen Jacob ende Esau, die eer dat sy geboren waren vochten noch in haer moeders lichaem wesende, ende Esau heeft den eersten wtganc vercregen. Maer Jacob heeft vercregen die benedictie. Eerst quam dz vleeschelic was maer dat geestelijc is: is beter, Die een was hert ende rou van hayr die ander was sachte. Die een onrustich ende een jager de ander was rustich ende sedich: Die een hongerich wesende, heeft vercocht dat recht des eersten gheboren ende om een snoode wellust is gevallen van zijn gehoortlijcke vryhz in eygendom der sonden. Die ander dat hem van recht niet toe en hoorde, dz heeft hy hem selven vercregen met const der gracien. Onder dese broeders hoewel dat twee eenige broeders ende tweelingen waren, nochtans en was daer geen volcomen eendracht. Want Esau haet Jacob, ende Jacob en haet hem niet weder nochtans vliet hy ende hevet altijt Esau suspeckt ghechouwen, noch en gheloofde hem niee. Jacob heeft alleen God gesien. Esau als een bloetgierich mensche heeft door den swaerde gheleeft. Ten laetsten heeft God die moeder die raet van hem begeerde, gheantwoordt: Die meeste sal dienen die minste. Ende die vader heeft oock gheseydt: Ghy sult uwen broeder dienen, en die tijt sal comen dat ghy sult mogen ontslaen ende ontbinden sijn joc van uwen hals. Godt die seyt toecomende dingen van die goede menschen. Ende die vader propheteert quaet van die quade menschen. God die bewijst wat datter geschieden moet van

[pagina 22]
[p. 22]

allen menschen, maer die vader voorseydt wat de sommighe doen sullen. Paulus wil dat een wijf onderdanich sal wesen haren man, want die boosheyt des mans is beter, dan een wijfs weldoen. Onse vleeschelijcke Eva is de begheerte, welcker oogen dat cloecke serpent alle daghe bedrieght, ende als sy ghevallen is soo comt sy om den man mede te bedrieghen. Maer wat leestmen van dat niewe wijf (dat is) die haren man niet wederspannich is. Ick sal setten vyantschap tusschen u ghy serpent, ende dat wijf, ende tusschen u zaet ende haer saet, sy sal u hooft verwryven, ende gy sult lagen leggen haren hielen. Dit serpent is neder geworpen, ende die doot Christi heeft ghebroken zijn aenvallen oft macht, maer heymelick leyt hy ons laghen. Maer nu die gratie des gheloofs, als een wijf ghekeert sy in een manlic wijf met een groote moet heeft vernielt dat fenijninghe hooft, die gratie is vermeert ende die boosheyt des vleessches is vermindert. Sara die worde vermindert by Godts ghebodt ende Abraham heeft ghewassen oft toeghenomen, ende sy en hiet hem niet meer haer man, maer sy hiete hem haer Heere: nochtans en was sy niet waerdich vrucht voort te brenghen: eer datse oudt gheworden was. Wat heeft sy ten laetsten ghebaert haren Heere Abraham doen sy out was ende onvruchtbaer, sekerlijc Isaack: dat is blijschap, des ghelijcke als die begeerten oudt worden: ende vergaen in die menschen, dan comet eerst voort die salighe vreedsaemheyt ende stilheydt des onnoselen ghemoedts ende vreedtsaemheyt des herten als een eewighe weerschap. Ende Abraham heeft quaet vermoeden ghehadt in zijn kinderen, in dat te samen spelen van Isaack ende Ismael. In die opwassinghe en wil hy niet dat die kinderen des dienstmaghet converseert met die sone des vrijen wijfs. Ende soo langhe als Isaack jonck is soo moet Ismael verre wten oogen wesen, op dat hy met zijn smekingen hem niet en brenget tot zijnen leven. Nu hoewel Abraham oudt geworden is, ende Sara een oude vrouwe is ende hevet voort ghebracht Isaack, nochtans en betroutse hem Abraham niet, ten waer sake dat die raet zijns wijfs die Godlijcke woorden gheconfirmeert hadde. Noch en gelooft hy die vrouwe niet, of hy en hoort van God die seyt. Verhoort haer stemme in alle dingen dat Sara u seyt. O salige oudtheyt der geener in welcken die aertsche mensche also is verstorven, dat die geest mach leven in grooten vrede. Ten is niet wel te weten, oft een mensche in dit leven in alle dinc mach volmaect wesen, ende by avontuer ten is ooc niet salich. Want Paulo is ghegheven die prickel des vleesch die Engel Sathan, die hem quellen soude, ende driemael den Heere biddende dattet van hem genomen soude mogen worden, heeft hy alleen dat ghehoort O Paule? Mijn gratie is u ghenoech, want die deucht wordt volmaeckt in die cranckheyt. Dit is een nieuwe maniere des verbeternis, op dat hem Paulus niet verhooveerdigen en soude, so wert hy becoort van die hooveerdicheyt, ende hy wort gedwonghen in hem selven cranc te wesen, op dat hy sterck soude wesen in Christum, want hy droech den schat der hemelscher openbaeringhe in een broosch vat op dat die hoocheyt soude wesen wt die crachte Gods ende niet wt hem dat een exempel des Apostels, vermaent ons dan veel dinghen. Ten eersten als wy becoort worden van die sonden, so salmen terstont aenroepen die God

[pagina 23]
[p. 23]

lijcke hulp met een volstandich ghebedt. Oock mede zijn die becoringen somtijdt in volmaecte menschen niet alleen periculoos maer van noode tot een bewaringe des deuchts. Ten laetsten, als wy alle dinck wel ghetemmet hebben, soo leydt ons laghe die sonde des ydelen glorien, oock int midden van onse deuchden, alsoo dat wijse van ons niet wel connen verdryven, maer stadighen arbeydt verwint alle dinck.

Als nu u herte becommert is met groote becommernisse: soo wilt met alle manieren verdrucken, bedwinghen ende verminderen uwe begeerten. Ende wilt als Jacob die Patriarche stantachtelic strijden, in die nacht also lange als die dageraet des Godlijcken hulp coemt ende licht wort, ende wilt dan seggen. Ic en sal u niet laten ten waer dat sake dat gy my gebenedijde. Wilt nu hooren wat loon dat die stercke strijtvorst ontfangen heeft. Ten 1. Heeft hy hem gebenedijt in die selve stede, want die gratie Gods wort altijt vermeert in een mensche, na dat hy verwonnen heeft die becoringhe ende hy wordt veel bet beschermt teghen die toecomende aenvechtinghe des vyants.

Daer na dz sijn die geroert is, so verdorret sijn ader, ende hy heeft begonnen te hincken met sijnen eenen voet. God die vermaledijdt, door den Propheet den genen die daer hincken met beyde voeten (dat is) die daer willen na den vleesche leven ende willen Gode behagen. Ende want sy dat beyde qualicken bearbeyden soo hintken sy met beyde voeten. Salich zijn die gene, in wien de begheerte des vleeschs alsoo gedoot is, overmits Gods raken ende tasten, dat sy mogen gaen op de rechter voet, dat is, na den geest. Ten laetsten is sijnen naem verwandelt, uyt Jacob is geworden Israel, wt een vechter is hy geworden rustich. Nu ist dat gy onderhout ende bedwinget u vleesche, met die sonden ende met die vleeschelicke begeerten, so en sal u niemant teghenstaen, ende so sal u gheschieden rusticheyt ende ledicheyt, op dattet u gebeuren sal moghen God te sien, ende dat gy smaken ende sien sult mogen dat die Heere soet is. Dit is Israel te verstaen. God en wort niet gesien int vier, noch in een wolcke, noch in een oploop der becoringhen, maer condy verwinnen die subtijlheyt ende die verwoethz des duyvels, ende blijft ghy volstandich, so sal daer na volgen die soete inblasinge des soeten weders, die geestelicke vertroostinge. Ende in dien dz de geestelicke vertroostinge u comt, so wilt neerstelic op doen u binnenste oogen, ende gy sult wesen Israel, met hem segghende. Ick heb den Heere ghesien ende mijn ziel is ghesont gheworden. Ende sult hem sien, die gheseydt heeft gheen vleesch en sal my sien. Ondersoeckt u selven, ist sake dat gy vleesch syt, soo en sult ghy den Heere niet zien. Ende en siet ghy hem niet, soo en sal uwe ziel niet behouden worden. Daerom wilt naerstich arbeyden dat ghy wordt een gheest.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken