Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bazen knuppels knechten. IJohannes Hendrijckos (1791-1866). Een dagloner in Wijnandsrade (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bazen knuppels knechten. IJohannes Hendrijckos (1791-1866). Een dagloner in Wijnandsrade
Afbeelding van Bazen knuppels knechten. IJohannes Hendrijckos (1791-1866). Een dagloner in WijnandsradeToon afbeelding van titelpagina van Bazen knuppels knechten. IJohannes Hendrijckos (1791-1866). Een dagloner in Wijnandsrade

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.23 MB)

Scans (16.94 MB)

ebook (4.03 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bibliografie
limburg


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bazen knuppels knechten. IJohannes Hendrijckos (1791-1866). Een dagloner in Wijnandsrade

(1980)–Fons Erens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 75]
[p. 75]

Het onderwijs

IJoannes Hendrijckos kon zijn naam schrijven. Dit feit mag tot zijn eer en vooral tot eer van zijn ouders nog wel eens vermeld worden, want het was allesbehalve vanzelfsprekend. In zijn tijd kon nog geen 10% van de plattelandsbevolking lezen en schrijven. Uit de burgerlijke stand blijkt, dat de meeste mensen niet in staat waren de akten van geboorte, huwelijk en overlijden te tekenen.

De ‘gewone mensen’ waren in alle opzichten onmondig en overgeleverd aan de letter op papier. Officiële publikaties moesten zij laten voorlezen, brieven konden zij niet schrijven.

De diepere oorzaak van deze situatie lag bij de machtigen boven hen. De mensen hadden nauwelijks een keus bij de vraag: de kinderen naar school of naar de boer om te werken. Terwille van het noodzakelijk inkomen was het antwoord meestal: werken.

Al waren de mensen ongeletterd en zonder schoolopleiding, dat betekende nog niet dat zij dom waren. Het gemis aan schoolse kennis werd dikwijls vergoed door grote levenswijsheid, erfenis van generaties. Maar het was wel zo, dat die levenswijsheid paste in het gangbare denkpatroon, dat de onmachtigen onmachtig liet. Veel oude gezegden verraden een grote lijdzaamheid.

 

Voor de Franse tijd stond het schoolwezen onder toezicht van de bisschop. Vooral de contra-reformatie had een heropleving van het onderwijs tot gevolg. De kerkelijke overheid zag het onderwijs als behoedster van de katholieke leer. De hoofdopdracht voor de meester was vooral het bijbrengen van tucht, gehoorzaamheid en godsdienst. Het katechismusonderricht stond voorop. De schooldag werd geopend met deelname aan de vroegmis. De schooltijd op het platteland liep meestal van Allerheiligen (1 nov.) tot Pasen; in de zomer was er te veel landarbeid.

De pastoor had het onmiddellijk toezicht op het onderwijs. De onderwijzer (dikwijls de koster) werd met goedkeuring van het bisdom aangesteld. De pastoor moest de ouders, meestal tevergeefs, opwekken om hun kinderen naar school te sturen. De wereldlijke overheid trok zich tot de Franse tijd weinig aan van het onderwijs.

Het inkomen van de koster-onderwijzer was gering. Hij ontving naast het schoolgeld, dat hij in munt of in natura van de ouders

[pagina 76]
[p. 76]

kreeg, zijn salaris van de kerk samen met het inkomen als voorzanger en klokkenluider. Slechts enkele armenkinderen waren vrijgesteld van schoolgeld.

Er bestond geen onderwijzers-opleiding. Dikwijls ‘erfde’ de koster de nodige kennis van zijn vader of van de pastoor. Er waren families die generaties lang het ambt van onderwijzer uitoefenden.

Lezen werd meer geleerd dan schrijven, dat eigenlijk als een overbodige luxe werd beschouwd. Stok en roede waren het voornaamste schoolmeubilair! Er was een volslagen gebrek aan leermiddelen, zelfs het bord was nog onbekend.

Even erbarmelijk was het gesteld met de lesruimte, meestal één lokaal. Vaak was het een donker dompig vertrek in het gemeentehuis, soms slechts een afdak. Waar het de sakristie was boften de kinderen.

De Franse revolutionairen hadden, evenals de kerk, de hoop om de jeugd via het onderwijs voor hun ideeën te winnen. Het bleek al gauw een illusie. De eerste Franse wet die het onderwijs regelde (17 nov. 1794) schreef als leervakken voor: lezen, schrijven, verklaring van de rechten van de mens, beginselen van de republikeinse moraal en van de Franse taal, rekenen, aardrijkskunde, geschiedenis en natuurkunde. Het was wel hoog gegrepen. Maar de dorpskoster-schoolmeester wist natuurlijk geen raad met al die ‘geleerdheid’ en ging rustig verder met zijn oude vertrouwde programma en methode.

Op 5 okt. 1798 stelde de administratie van het kanton Oirsbeek, waaronder Wijnandsrade viel, voor om één gezamenlijke school in Nuth op te richten voor Nuth, Vaesrade, Hoensbroek en Wijnandsrade. Van onderwijs kwam ook daar niet veel terecht, ook al door gebrek aan Frans sprekende onderwijzers.

In december 1801 schrijft J.G. Heusch, ‘maire’ te Hoensbroek, aan de prefect in Maastricht, dat de ouders niet wensen dat hun kinderen, die vanaf hun prille jeugd wol moeten spinnen, onderwijs krijgen. Verder laat hij hem weten, dat de koster vroeger onderwijs gaf in het ‘Vlaams’ en dat geen tiende van de bevolking in staat is zijn eigen naam te schrijven.

In de Franse tijd is koster H. Coenen onderwijzer in Wijnandsrade. Dat hij niet altijd in funktie is blijkt uit een aantekening van pastoor Peters:

‘Het schoollokaal bestond tot in het begin van 1800 uit een

[pagina 77]
[p. 77]

door de gemeente gehuurde kamer. Zelfs na 1803 werd in zo'n kamer het onderwijs gegeven door een oud moedertje aan belangstellenden. In de jaren 1825-'27 werd na veel inspanning voor een doelmatig schoolvertrek gezorgd.’

In het begin van de Franse tijd waren de verwachtingen dus hoog gespannen. Commissaris Girard hoopte het onderwijs te verheffen uit zijn chaotische en vervallen toestand. Maar de kantonnale administratie was passief en de opzet faalde. De bevolking stond bovendien uiterst wantrouwend tegenover alles wat Frans was. Vooral het republikeins optreden tegen kerk en priesters was niet bevorderlijk om het gelovige volk veel vertrouwen te geven in de moraal van het Franse onderwijs.

Ook de lokale overheid bleef meestal passief. Als de Fransen de dorpsscholen onder druk zetten verdwijnen er veel. Bij de eeuwwisseling (1800) telde het kanton Oirsbeek hooguit 7 scholen in 14 gemeenten.

Onder Napoleon werd het onderwijs gecentraliseerd, zodat de gemeentebesturen hun zeggenschap over de dorpsscholen verloren. Door deze maatregel, en vooral ook doordat het konkordaat de gemoederen van het volk wat bedaard had, verbeterde het onderwijs. Mgr. Zaepffel, bisschop van Luik, waaronder het departement viel, drong er in die tijd bij de pastoors op aan te waken over het onderwijs.

De bekwaamheid van de onderwijzer bleef nog altijd gering. Een Franse onderwijzers-opleiding in de Maastrichtse Ecole Normale mislukte. In 1815 hadden de meeste schoolmeesters geen opleiding gehad, sommigen konden zelf nauwelijks behoorlijk schrijven. Dit is niet verwonderlijk, want het ambt van onderwijzer bleef onaantrekkelijk. Van het salaris kon hij niet leven en hij moest zelf zorgen voor de inning van het schoolgeld. Een schoolopziener uit 1820 schrijft, dat het onderwijsvak bij de hand wordt genomen, wanneer elk ander bedrijf of hantering mislukt is. En verder, dat het schoolbord nog onbekend is en dat alle leeftijden in één lokaal bij elkaar zitten ‘met hunne hoeden of petten op het hoofd’.

Hoofdoorzaak van het schoolverzuim blijft de armoede, die dwingt tot kinderarbeid niet alleen in spinnerijen, steenbakkerijen en fabrieken, maar ook in de landbouw.

In 1817 werden ook in Limburg jury's voor het onderwijs opgericht. Zij moesten de scholen bezoeken, de opleiding en salarië-

[pagina 78]
[p. 78]

ring van de onderwijzers verbeteren en de schoolinspekteurs laten zorgen voor de materiële kanten van het onderwijs. Geleidelijk werd de opleiding verbeterd, daarmee steeg het sociaal aanzien van de onderwijzer en... zijn salaris.

In 1822 waren in 44 Zuid-Limburgse gemeenten maar 19 dorpsscholen, die volgens de inspekteur de naam ‘school’ verdienden, o.m. in Voerendaal, Meerssen, Vaals, Heerlen en Valkenburg.



illustratie

Na 1825 wordt de situatie zeer geleidelijk aan beter. Maar van alle dienstplichtigen tussen 1846 en 1870 kon 26% nog altijd niet lezen en schrijven.

In 1848 bezocht 75% van alle kinderen een school, in 1868 was dit 90%. Eerst vanaf die tijd nam de volksontwikkeling op het platteland zienderogen toe.

Dat de situatie in 1830 nog niet veel verschilde met die van voor de Franse tijd blijkt uit het beeld, dat mevr. M.J.A. Cuypersjanssen geeft van ‘Het dorpsonderwijs in Heel en Panheel’, het boekje begint als volgt:

‘In het jaar 1830 kwam Ignatius Schram uit Maaseik naar Heel. Hij kocht er een huisje op ‘de Linj’, op de plaats waar nu het café van Huub Stoop gelegen is. Zijn beroep was onderwijzer. Ondanks zijn hoge leeftijd, vierenzestig jaar, begon hij in het schuurtje van zijn huis de kinderen van het dorp het lezen en schrijven bij te brengen.

[pagina 79]
[p. 79]

Stoelen of banken waren er niet: de kinderen zaten op de grond met de rug tegen de muur....

Meester Schram kreeg van ieder kind dat hij leerde lezen 16 centimes per maand, wat ongeveer 13 cent was. De kinderen die ook nog leerden schrijven moesten per maand 40 centimes betalen. Niet alle ouders konden zich dat permitteren, want de bevolking van Heel en Panheel, met zevenhonderd inwoners, bestond voor het grootste gedeelte uit kleine boeren en dagloners.’



illustratie

Het boekje bevat foto's van leerlingen uit 1890 en verschillende jaargangen daarna. Oude foto's worden steeds boeiender. Urenlang zou je kunnen kijken naar die merkwaardig ernstige, bijna droevige kindersnoetjes.

Je kunt het niet laten die gezichten stuk voor stuk op te nemen. Indringend kijken ze naar je. Het konden evengoed gevangenen zijn of kinderen uit een inrichting of een fabriek. Ieder gezicht draagt wel een trek van het eigen persoontje: melancholisch, verlegen, brutaal, trots, bescheiden, introvert of de hele wereld uitdagend. Maar toch is het alsof op de hele groep een kollektieve doem ligt. Op al die foto's gedurende al die jaren staat niet één kind dat lacht. Of toch? Ja, in 1913 is er een jongen die bijna glimlacht en in 1925 zijn er twee die beginnen te lachen.

Natuurlijk, de foto was toen nog een ‘gebeurtenis’. De meester en de fotograaf zullen hun instrukties gegeven hebben. Maar dat is het niet alleen. Het is die gebluste spontaniteit, die onderwor-

[pagina 80]
[p. 80]

penheid, die onvrijheid van dwangbuis en gareel, dat gemis aan kinderlijke levensblijheid, die ook zonder lach van een gezicht kan stralen.

Het is alsof over al die kinderen een dreiging hangt van angst en bittere ernst. En je vraagt je af, wat die opvoeding tot tucht, gehoorzaamheid en godsdienstzin met stok en roede, die ‘kadaverdiziplin’, betekend heeft..... in elk geval bestaat er verband tussen fascisme en dit gehoorzaamheids-katholicisme.

Eerst dacht ik dat het de pastoor was, maar het is meester Kocken die bij de kinderen van 1890 staat. Hij is dan al 47 jaar lang schoolhoofd en zal het nog tot 1905 blijven! Hij kan best een goedaardig man geweest zijn, maar afgaande op de foto zou ik niet graag bij hem in de schoolbanken gezeten hebben. Met mussoliniaans gezicht en gekruiste armen kijkt hij weerbarstig in de kamera.... in de ogen van het nageslacht.

Hoe zou een foto uit mijn eigen schooljeugd, anno 1920, er uitgezien hebben? Zonder twijfel zou ik er angstig en ernstig op gekeken hebben samen met de andere kinderen van de nonnenkostschool. En zuster Bonaventura, die stok en roede niet spaarde, zou stellig ook nors in de camera gekeken hebben. Neen, we hadden toen nog steeds niks te lachen.

Mijn ‘opvoeding’ verschilde minder met die van IJoannes Hendrijckos dan met die van mijn kleinkinderen. In technisch opzicht ging het onderwijs in de vorige eeuw sterk vooruit, maar tucht, gehoorzaamheid en godsdienst bleven met prestatie de pedagogische pijlers. Misschien slaat de opvoeding nu wat door naar de vrijheid, maar het doet goed lachende kinderen te zien, ook op foto's.

Jammer, dat er geen foto's uit de tijd van IJoannes Hendrijckos bestaan. In de laatste decennia van zijn leven was de fotografie er wel, maar de armoede werd niet gefotografeerd, hooguit geromantiseerd. Het zou nog tot de tijd van zijn kleinkinderen duren, voordat keuterboertjes en dagloners hun tijd ‘overleefden’ in de portretfoto. Onze kleinkinderen kunnen straks zien en horen, hoe wij nu leven en praten.

 

Niet alleen het gebrekkige schoolwezen maar vooral de opvoeding als zodanig hield het volk onmondig. Wat de mensen van koster en pastoor ook leerden, in geen geval verzet tegen armoede en onrecht. Wellicht wel verzet tegen die goddeloze ‘Franso-

[pagina 81]
[p. 81]

zen’. Toch wilden juist die Fransen hen bevrijden uit de volkomen feodale en klerikale afhankelijkheid. Maar het is niet altijd eenvoudig om zijn werkelijke behoeften en zijn werkelijke bevrijders te onderkennen. Dat was toen zo, dat is nu nog zo. De gevestigde orde blijft altijd bevreesd voor de vorming van mensen. Zeker wanneer die mensen daardoor de werkelijke situatie waarin zij leven beter gaan begrijpen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken