Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De jacht op de spiegel (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van De jacht op de spiegel
Afbeelding van De jacht op de spiegelToon afbeelding van titelpagina van De jacht op de spiegel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

Scans (28.60 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De jacht op de spiegel

(1952)–HenriĆ«tte van Eyk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 50]
[p. 50]

VIII

De kijkjonkers gluurden ongerust naar de boze haan. Je kon nooit weten of het waar was wat hij kraaide... Stel je voor, dat hij wérkelijk alles kon... Stel je voor, dat hij wérkelijk iets gevaarlijks deed met de maan... Ze hadden met vuur gespeeld door zo'n invloedrijk iemand als een haan te laten blijken, dat ze hem niet op zijn woord geloofden...

‘Dan hébben jullie je spiegel!’ riep de haan nog eens. En toen liet hij er met innige verachting op volgen: ‘Kouwedruktemakers!’

Katrienus besloot te doen alsof hij die laatste onaardige opmerking niet had gehoord. ‘Maar we wíllen helemaal geen spiegel hebben, meneer de Haan,’ zei hij sussend. Hij was van zijn stoel gestapt en leunde nu losjes tegen het wijdopen gezwaaide hekje van de ren. ‘Ik zal het u uitleggen... We willen die ene, uit de rose kartonnen doos, alleen maar stuk slaan. We moeten er zeker van zijn, dat de koning hem nooit in handen krijgt. Want áls de koning die spiegel in handen krijgt, zullen er geen kijkjonkers meer nodig zijn in het paleis. En dan raken wij onze betrekking kwijt, en staan op straat...’

‘Het kan heel aardig zijn op straat...’ mompelde de goudpelhen.

De haan gaf nog een laatste venijnige schop tegen het schelpgruis, en keek toen, wat argwanend, naar de Opperkijkjonker, die in zijn prachtige kleren als een figuur uit de duizend-en-een-nacht naast het kippenhok stond. Eigenlijk was hij een beetje

[pagina 51]
[p. 51]

onthutst door Katrienus' plotselinge vertrouwelijkheid.

‘O juist...’ zei hij. ‘U wilt de spiegel stuk slaan...’ En toen liet hij er - kennelijk met leedvermaak - op volgen: ‘Maar dáár zult u de kans wel niet toe krijgen. Dolle Dorus heeft hem meegenomen! Naar de Kale Bergen...’

Door de kijkjonkersgelederen ging een zacht gemurmel van ontzetting. Dit avontuur zou iets anders worden dan een parade-mars naar het kippenhok! Het moest een levensgevaarlijke onderneming zijn een dolle roverhoofdman te gaan opzoeken in zijn hol...

Katrienus was zeegroen geworden. ‘En ik kan niet meer terug...’ dacht hij in paniek. ‘Al de anderen zouden me uitlachen als ik zei, dat ik bang ben voor Dolle Dorus en de Kale Bergen...’ en al de anderen dachten, ieder voor zich - ook in paniek - ‘En ik kan niet meer terug... Al de anderen zouden me uitlachen als ik zei, dat ik bang ben...’, en toen maakte de moed der wanhoop zich meester van het gezelschap, dat als één man begon aan het volkslied, na welks laatste couplet Katrienus iedereen met schrille zenuwstem opriep tot de heldendood, welke oproep het moreel der garde niet ten goede kwam, aangezien deze niet kon weten, dat haar aanvoerder meende haar te hebben opgeroepen tot de heldendáád.

‘We móeten de spiegel hebben, en we zúllen de spiegel hebben!’ gilde Katrienus, helemaal roekeloos van angst. ‘Te wapen! Op naar de Kale Bergen!’, maar toen scheen hij zich plotseling te bezinnen en vroeg, wat ontnuchterd: ‘Waar zíjn de Kale Bergen?’

Marlotje trad uit de schaduw te voorschijn.

[pagina 52]
[p. 52]

‘Ik ben de vrouw, die al dertig jaar lang uw sokken stopt,’ zei ze. ‘U wilt naar de Kale Bergen? Dan moet u het tuinpoortje uitgaan en het achterpaadje tussen de huizen aflopen naar rechts. Dan slaat u linksaf, en daarna rechtsaf, dan een half uur doorlopen in dezelfde richting. Dan een stenen trappetje op, een houten bruggetje over, en een weiland met witte koeien door. En dán bent u er.’

‘Het is heel vriendelijk van je ons dat allemaal te vertellen, sokkenvrouwtje,’ riep Katrienus. ‘De hemel zal je er voor belonen!’

‘Dank u wel, meneer,’ zei Marlotje beleefd.

‘Niet te danken...’ Katrienus liep een beetje zwaaierig het tuinpad af, hief zijn sabel op en gaf met overslaande stem het bevel tot vertrek. ‘Voorwaarts, mannen!’ En toen marcheerde hij, met alle kijkjonkers op bibberbenen achter zich aan, het tuinpoortje uit.

‘Ze doen maar...’ gaapte de haan. Met veel omhaal deed hij het kippenhokdeurtje op slot, en verdween in het donkere hoekje achter de bak met maïspitjes.

‘Van die kijkjonkers zullen we voorlopig geen last meer hebben,’ knikte Marlotje tevreden, terwijl ze de verbaasde jongen door de - nu heel stille - tuin meetrok naar een bank bij het perk met de blauwwitte rozen. ‘Als ze het achterpaadje aflopen naar rechts, en linksaf slaan, en rechtsaf slaan; als ze het stenen trappetje op, het houten bruggetje over, en het weiland met de witte koeien door zijn gegaan, staan ze niet bij de Kale Bergen, maar bij het voetbalveld van Blauw-Rood...’

Jock leefde ineens helemaal op. ‘U hebt ze op een

[pagina 53]
[p. 53]

verkeerd spoor gebracht!’ riep hij stralend. ‘Ze lopen er lelijk in! Wat zijn die mannen dom!’

‘Misschien zijn ze meer raar dan dom...’ zei Marlotje peinzend. ‘Ze leiden een heel vreemd bestaan, moet je denken. Ze hebben jarenlang almaar naar de koning gekeken, en dat gaat iemand niet in zijn kouwe kleren zitten. En dan, als je alleen maar eens zou willen uitrekenen hoeveel buigingen ze in hun leven al hebben gemaakt... Hun herens moeten toch altijd maar mee buigen. Ga eens na, wat een slijtage...’

Jock steunde zijn hoofd in zijn handen en tuurde over het bloemperk. De blauw-witte rozen roken niet naar rozen, maar naar wierook en nootmuskaat.

‘De rozen op de maan ruiken naar rozen...’ zei hij. Toen dacht hij weer aan de kijkjonkers en glimlachte. Bij dat voetbalveld zouden ze de doos met de spiegel in ieder geval niet vinden. De Kale Bergen waren daar niet... Toen hij even later aan Marlotje vroeg waar die Kale Bergen dan wél waren, moest het vrouwtje bekennen, dat ze dat niet wist...

Vroeger had ze het wel geweten, meende ze. Maar ze had de eigenschap om iets naars snel te vergeten. En de Kale Bergen wáren iets naars; het wemelde er van rovers en spoken en belastingmannen en wolven... Ach, en dan: bergen! Waarom zou je nog aan gewone bergen denken, als je tussen de lathyrus in je eigen dakgoot, als op een wit-en-rose alpentop, naar de wolken kon kijken!

‘We zullen terug gaan naar de Boendertjessteeg,’ zei ze. ‘Kleine Geertje heeft me laatste een oude atlas gegeven. Daarin zullen we de Kale Bergen opzoeken.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken