Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De jacht op de spiegel (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van De jacht op de spiegel
Afbeelding van De jacht op de spiegelToon afbeelding van titelpagina van De jacht op de spiegel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

Scans (28.60 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De jacht op de spiegel

(1952)–HenriĆ«tte van Eyk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 60]
[p. 60]

X

‘Hoe is de naam van je grote broer, Jock?’ vroeg Marlotje.

De jongen bleef naar de zwartblauwe hemel turen en beantwoordde verstrooid de vraag van het oude vrouwtje.

‘Mijn grote broer heeft een erge lange naam, eentje van vijf minuten. Maar we noemen hem Nikkelglim...’ Toen zwaaide hij opeens wild met allebei zijn armen. ‘Daar is ie! Dáár!’

‘Allemenselijk!’ Marlotje greep zich met trillende handen vast aan het lathyrushek, terwijl haar ogen knipperend van verbazing omhoog keken.

Het oude vrouwtje had in haar leven al heel wat keren de maan bespied; ze had hem gezien in al zijn kwartieren, tussen drijvende wolken, in een nevelkrans of rossig verduisterd. Ze had hem gezien als een zilveren sikkeltje, als een dun plakje komkommer, als een wit soepbord, als een spichtig kaaskorstje, als een grote gele lampion... ‘Maar,’ had ze eens tegen de goochelaar uit de steeg gezegd, ‘best mogelijk, dat jíj hem al die keren ánders hebt gezien. We kunnen nu eenmaal niet met elkaars ogen kijken.’ Zelfs wat de maanbewoners over hun hemellichaam zouden vertellen, leek haar van weinig belang. Haar eigen dakgoot zag zij toch ook niet zoals hij wás, maar alleen zoals zij hem zág. Een willekeurige bezoeker zag hem waarschijnlijk anders, en de koning - die er soms uit verveling met zijn verrekijker naar zat te loeren - zag hem wéér anders... Iedereen had zijn eigen wereldje

[pagina 61]
[p. 61]

en zijn eigen maan, en daar moest je je maar bij neer leggen. Maar háár maan, die daarnet nog heel gewoon tussen de sterren had gehangen, was nu plotseling wel héél vreemd geworden: hij had een hoofd...

Op zo'n ogenblik zou je een medemens willen vragen: ‘Ziet u dat ook?’ maar toch vraag je het niet, uit angst dat hij zal zeggen: ‘Ik begrijp niet wat u bedoelt. Ik zie niets...’ Marlotje zweeg dus en zette haar bril op om het verschijnsel beter te kunnen waarnemen. En toen zag ze dat het zo was: Aan één kant, om de rand van de maan, gluurde een ronde witte jongenskop met een kuif van zilveren piekharen en met ogen, die glinsterden als de diamantjes in grootmoeders ring...

‘Nikkelglim!’ riep Jock. ‘Kun je de Kale Bergen zien?’

Het vrouwtje haalde verlicht adem; ze begreep, dat er met haar of haar maan niets bijzonders gaande was. Het was alleen maar Jock's grote broer, die naar ze stond te kijken.

Het hoofd knikte. Nikkelglim zág dus de Kale Bergen.

‘Welke kant moeten we op?’ schreeuwde Jock. ‘Kun je me verstaan? Waar zijn de Kale Bergen?’

Er kwam nu ook een arm in een wit-zilver gestreepte pyamamouw te voorschijn, en een hand wees...: ‘De Boendertjessteeg uitlopen naar rechts...’

Het was of een stem zong door de antenne-draden op het buurdak.

Door antenne-draden zwiepen vaak de gekste geluiden. Soms denk je dat het 't gieren is van de wind.

[pagina 62]
[p. 62]

Soms meen je dat een paar mussen tegen elkaar zitten te tsjilpen. Dit keer was het of een vreemde, ijle stem zong boven de huizen.

‘De Boendertjessteeg uitlopen naar rechts. Langs het ouwedameshuisje-met-de-jasmijn, en dan aldoor maar rechtuit, in de richting van de plek waar 's morgens de zon opgaat.’

Het hoofd en de arm verdwenen.

‘De plek waar 's morgens de zon opgaat?’ Jock keek een beetje verward. ‘Waar gaat 's morgens de zon op, oud vrouwtje?’

Marlotje gaf niet dadelijk antwoord. De zon ging op in het Oosten en in het Oosten was het - volgens sommigen - niet helemaal pluis... De mensen, die aan spoken geloofden, meenden dat daar - op een plaats tussen hoge paarse rotswanden - indertijd vreemde dingen waren gebeurd. ‘Die en die heeft het zelf gezien...’ fluisterden ze. ‘Hij reisde in Oostelijke richting en kwam tegen middernacht in de Amethysten Vallei...’

Je wist niet wat je van die verhalen moest geloven. In elk geval kon je niet met zo'n jong kind in het holst van de nacht naar het Oosten gaan.

‘Waar 's morgens de zon opgaat?’ vroeg ze toen de jongen zijn vraag herhaalde. ‘Gek hè,’ nu ben ik zó oud, maar dat weet ik niet... Ik word altijd pas wakker als hij er al is... We zullen moeten wachten tot de vroege morgen, dan zien we hem wel aankomen.’

‘Het is laat,’ liet ze er onmiddellijk op volgen. ‘We doen beter nu maar eerst te gaan slapen.’

[pagina 63]
[p. 63]

Jock was teleurgesteld; hij had de jacht meteen maar willen beginnen. Maar Marlotje hield voet bij stuk, en aangezien zijn ogen bijna dichtvielen, stapte hij tenslotte achter haar aan over de vensterbank in het kamertje, waar de petroleumlamp nog steeds brandde.

‘In de hoek is het laddertje naar de vliering,’ wees het vrouwtje. ‘Er ligt daar een stromatras voor je. En je kunt je toedekken met een oud gordijn. En boven je hoofd is een glazen dakpan, waardoor je de hemel kunt zien. Pas op, stoot je niet.’

Jock klauterde gehoorzaam naar boven. Op de vliering aangekomen stak hij nog even zijn hoofd door het luik omdat hij wilde vragen of hij de volgende morgen vroeg geroepen kon worden. Maar in plaats van wat te vragen, bleef hij verbaasd kijken naar het oude vrouwtje, dat stil voor zich uit stond te staren bij de tafel met sokken.

Om de halfvergane gele zijde van de lampekap zwierden weer - evenals in het begin van de avond - de drie muggen en de ene langpoot.

‘Dat ik nu op mijn oude dag nog moest gaan liegen...’ mompelde Marlotje.

‘Hear! Hear! Hear!’ zoemden de muggen.

‘Dat ik nu op mijn oude dag nog bang ben voor de nacht en de Amethysten Vallei...’

Jock kuchte, en Marlotje schrikte op.

‘Ik begrijp het al,’ zei ze. ‘Ik zal de wekker op heel vroeg zetten. Ik zal zorgen, dat we vóór zonsopgang zullen wezen bij het ouwedameshuisje-met-de-jasmijn.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken