Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De jacht op de spiegel (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van De jacht op de spiegel
Afbeelding van De jacht op de spiegelToon afbeelding van titelpagina van De jacht op de spiegel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

Scans (28.60 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De jacht op de spiegel

(1952)–HenriĆ«tte van Eyk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 69]
[p. 69]

XII

Er zijn betrekkelijk weinig mensen, die wel eens een koning aan het ontbijt hebben gezien. Zij die zo fortuinlijk waren, raken er hun levenlang niet over uitgepraat. Het moet dan ook een bijzonder mooi gezicht zijn. De heerser zit in een paarsfluwelen mantel achter een tafel vol goud en zilver. Hoewel het dag is, branden alle lampen, en de ontbijtzaal is versierd met lichtgele, vuurrode en rose bloemslingers.

Er zijn natuurlijk ook wel gewóne koningen, die net als iedereen ontbijten, maar over dit soort willen we het nu niet hebben. Ik zeg maar: een koning uit een verhaal moet een kroon op hebben, en hij moet in zalen zitten, niet in kamers. Wat is er aan een koning met een dophoed? Ieder verstandig mens weet, dat een echt koningachtige koning de schrik erin moet houden. En houdt hij de schrik erin door met een dophoed te lopen, door in kamers te zitten, door gewoon te werken achter een schrijftafel van ordinair hout? Nee, hij zorgt ervoor, dat iedereen en alles - tot het meubilair van zijn ontbijtzaal toe - hem ziet als wijs en almachtig en rijk, ook al is hij in werkelijkheid zo dom en zo armzalig als een pasgevangen spiering.

In veel gevallen is er met die wijsheid en die almacht nog wel eens het handje te lichten, maar kom níet aan de rijkdom. Een koning moet met gouden tientjes kunnen strooien. Hij hoeft het natuurlijk niet écht te doen, hij moet het kúnnen doen... En als een koning toevallig arm mocht zijn, dan is er nog geen man

[pagina 70]
[p. 70]

overboord, dan zijn er altijd wel wat trouwe staalmagnaten en oliemagnaten en kaasmagnaten, die het heerlijk vinden zo'n show te financieren in ruil voor een rang, een waardigheid, een titel of een wissel op de eeuwigheid.

De koning voor wie Jock en Marlotje werden gebracht zat dus in een grote, weelderige zaal. En hij droeg een kroon. Nee, drágen deed hij het ding eigenlijk niet, hij had het op tafel gezet, naast zijn gouden bord. Door de wijdopen ramen kwam de geur van het rozenperk binnen, en het zonlicht viel - mét het schijnsel van de saffieren lampen, die bij honderden langs het dof vergulde plafond brandden - op het paarsfluwel van de koningsmantel en op de tafel met de borden en schalen van geciseleerd goud. Grote bossen klaprozen en korenbloemen stonden in hoge, zilveren vazen, die overdekt waren met ingegrifte mythologische voorstellingen betreffende de godin Lobelia, die in voorwereldlijke tijden het land had gered van de Brictobraccen, een soort vliegende olifanten met mensenhoofden en paardenstaarten. De afbeelding van de godin, die alleen maar uit een bovenhelft scheen te hebben bestaan, trof men niet alleen aan op de zilveren vazen, maar eigenlijk overál waar maar één plekje glanzend metaal of hout of glas aanwezig zou kunnen zijn geweest. Het was een mooie karaktertrek van de Lobelianen, dat ze na al die honderden eeuwen nog steeds dankbaar waren voor hun bevrijding van de Brictobraccen.

Toen Hans II - zo heette de koning - de politieagent met Jock en Marlotje de ontbijtzaal zag binnen-

[pagina 71]
[p. 71]

komen, legde hij meteen zijn vork, mes, wildtang en paplepel neer. Zijn rond, glimmend, rose gezicht droeg een uitdrukking van triomf. Daar wás dus dat kind van de maan, dat het had gewaagd een spiegel naar Lobelia te brengen, en dat tot overmaat van ramp zo dom was geweest het ding in bewaring te geven aan een kip! Hij steunde het hoofd op zijn twee veel te dikke en te witte knuisten en staarde naar de kleine groep, die bij de deur was blijven staan. Toen sloeg hij de ogen neer, en staarde in zijn bord met gevogelte en slagroompap. Wat deed je als koning zijnde met iemand, die zich schuldig had gemaakt aan het vreselijk misdrijf van spiegelsmokkelarij?

Als regel hinkte Hans II op twee gedachten. Soms was hij vóór straatverlichting na middernacht, en soms tégen. Het ene ogenblik gaf hij de kinderen speeltuinen en openluchtscholen en ballonnetjes met Leve de koning er op; het andere ogenblik decreteerde hij, dat ze van 's morgens vroeg tot 's avonds laat in de boendertjes-fabriek moesten werken. Nu eens was hij een en al zorg voor het volk, maakte weldadige wetten van papier, bouwde allerliefste gezonde gevangenissen, moedigde land- en tuinbouw aan...; en dan weer trad hijzelf alle bepalingen met voeten, klonk de misdadigers aan kettingen in de donkere vochtige paddenstoelenkelders onder het paleis, en ging op jacht dwars door geitenweitjes en volkstuintjes, waar het opgejaagde wild - na de geitjes de dodelijk aan het schrikken te hebben gemaakt en de blauwpitten en rode kolen te hebben vertrapt - zich verschanste in de huisjes, schuurtjes en prieeltjes. Wat die veranderlijk-

[pagina 72]
[p. 72]

heid betreft leek hij wat op Dolle Dorus. Maar Hans II was een té veranderlijke figuur. Zijn leven hing van hinken en aarzelen aan elkaar, en het was vooral juist Dolle Dorus, die van 's konings besluiteloosheid bij tijden aardig misbruik wist te maken.

Met dat al was Hans II geen slechte man; de eigenlijke gesels van het land waren Dolle Dorus én de Kristallen Dame, aan wier bestaan Marlotje nog altijd - tegen beter weten in - zeide niet te geloven. Maar wat Marlotje zei of niet zei, deed er helaas niet veel toe; de Kristallen Dame oefende al eeuwenlang een vreselijke macht uit over het volk, een macht die indertijd nog vergroot was door een pact, dat een vroegere koning, Dirk de Dunne, gedwongen was geweest met haar te sluiten.

Dolle Dorus was een roverhoofdman, en de Kristallen Dame was een spook, maar Hans II was alleen maar een koning, die er net zo goed niet kon zijn als wel. Hij had geen kwaad hart, onverbiddelijk was hij alleen waar het de spiegelsmokkelarij betrof.

Niet dat hij begreep waaróm spiegels verboden waren in zijn land. Nog nooit had hij daarover gepiekerd. Hij wist alleen, dat het een oude en strenge traditie was en in de grond van de zaak was Hans II conservatief. Hem was geleerd, dat spiegels gevaarlijk waren voor het volk, en dus wáren ze gevaarlijk voor het volk en werden geweerd.

Maar al meende de koning voldoende aan zijn kijkjonkers te hebben, toch was hij wel eens nieuwsgierig naar die verboden stukken glas...

En nu wás er zo'n stuk glas in het land... Wanneer

[pagina 73]
[p. 73]

iemand in Lobelia een spiegel zou mogen bezitten, dan was híj het toch, de koning. Hij zou er misschien niet eens in kijken, hij zou hem alleen maar veilig ophangen aan de binnenkant van de brandkastdeur... Spiegels gevaarlijk voor het volk? Goed, maar hij stond bóven het volk, hij was de koning! Als die vlegel van een jongen de spiegel naar hém had gebracht in plaats van naar een vreemde kip, zou er geen haan naar hebben gekraaid. Zijn verontwaardiging laaide op en hij keek met boze steek-oogjes naar Jock.

‘Kom dichterbij,’ zei hij streng.

Schoorvoetend liep Jock over het dikke rode tapijt tot vlak voor de tafel.

Hans II kwam langzaam overeind. Hij was een kleine koning. Toen hij stond, kon je zien, dat zijn fluwelen mantel helemaal tot op de grond hing. Hij steunde zijn handen ter weerszijden van het gouden bord en leunde zover en met zo'n nijdig gezicht naar voren, dat Jock bijna een stapje terug deed.

‘Wat wil die Hans II van me?’ dacht de jongen. ‘Ik heb toch zeker niets kwaads gedaan! Het is natuurlijk een vergissing...’ Hij lachte wat onzeker. ‘Ik wilde graag meteen weer weg. U hoeft niet zo boos te kijken, koning. U is natuurlijk in de war met een ander...’

De koning plofte terug in zijn stoel. ‘In de war met een ander!’ Een koning was nooit in de war. Dit was majesteitschennis! Dit was ongehoord! Hij greep de wildtang en knipte verwoed in een geconfijte patrijzenbout, terwijl hij de vreselijkste straffen bedacht... Wat deed men met een spiegelsmokkelaar en een majesteitschenner? Onthoofden? Vierendelen? Afranselen?

[pagina 74]
[p. 74]

Plotseling viel zijn blik op het portret van zijn vader, Joachim de Goede, dat gedurende de maaltijden steeds op tafel stond, tussen de sjuterrine en de champagnekoeler... Hij legde de wildtang neer en schraapte zijn keel. Hij zou dit keer genade voor recht laten gelden.

‘Ik neem aan,’ begon hij statig, ‘dat je niet weet wat je zegt. Ten eerste kan iemand als ik niet in de war zijn, en ten tweede heeft de minister van justitie je signalement gekregen van de kip van de burgemeester... Jij bént het! Jij bént de persoon van de maan, die dit land is komen binnendringen met een spiegel! Op dit misdrijf rust, van huis uit, de doodstraf... Je hebt de spiegel weggemoffeld in een kippenhok... Je hebt een willekeurige goudpelhen meer vertrouwen geschonken dan míj, de vorst. En toen is de haan het gaan rond kraaien, en Dolle Dorus heeft het gehoord...’

‘De kijkjonkers hebben het óók gehoord...’ knikte Jock.

‘Zwijg!’ riep de koning. ‘De kijkjonkers hebben níets gehoord; ze liggen allemaal verkouden in bed. Dolle Dorus is naar het hok gegaan. Hij heeft de spiegel er uit gehaald, en meegenomen naar zijn hol in de Kale Bergen.... Vanmorgen vroeg was hij hier met al zijn mensen om me het verhaal te vertellen... Ze hadden eerst, als veiligheidsmaatregel, mijn lijfwacht bewusteloos geslagen. Onder de sherry en de zoute bolletjes heeft hij mij toen de spiegel te koop aangeboden voor tweemaal de inhoud van de schatkist... In de schatkist zit maar éénmaal de inhoud van de schatkist, dus ging de koop niet door... En weet je wat dat zeggen wil?’

[pagina 75]
[p. 75]

Jock, die er niets meer van begreep, maakte een paar verwarde hoofdbewegingen, die zowel ja als nee konden betekenen.

Hans II was weer opgestaan. Hij durfde zichzelf nu plotseling bekennen, dat hij eigenlijk dolgraag die spiegel aan de binnenkant van zijn brandkastdeur had willen hebben... Hij balde met een woest gebaar zijn twee kleine, dikke, witte vuisten tegen Jock. ‘Dat wil zeggen, dat mijn kans om dat ding te krijgen nu verkeken is! En dat is jóuw schuld, aap van een jongen!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken