Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De jacht op de spiegel (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van De jacht op de spiegel
Afbeelding van De jacht op de spiegelToon afbeelding van titelpagina van De jacht op de spiegel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

Scans (28.60 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De jacht op de spiegel

(1952)–HenriĆ«tte van Eyk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 76]
[p. 76]

XIII

Jock keek verbouwereerd naar Marlotje en de agent, die in de buurt van de deur op een blauwsatijnen kanapeetje zaten. Een prachtige lakei, die helemaal uit goud en zilver bestond, kwam binnen met een schaal vruchten.

‘Ruim baan voor de sinaasappels van de koning!’

De jongen sprong opzij. Met een gerinkel van edel metaal passeerde de lakei.

Snel liep Jock naar het kanapeetje. ‘Het is júllie koning,’ fluisterde hij. ‘Niet de mijne... Ik weet niet wat hij wil...’

‘Dat zegt hij toch!’ snauwde de agent. ‘Hij wil de spiegel, en hij is boos op jou omdat jij je bij aankomst op aarde met het ding bij het kippenhok hebt vervoegd en niet bij het paleis.’

‘Maar wat gaat het hem eigenlijk aan!’ riep Jock. ‘Het is toch zeker míjn spiegel!’

‘Ha! Ha! Ha!’ antwoordde de agent.

‘Stilte daar bij de deur,’ gebood de koning. ‘Allemaal aantreden! Ik, Hans II van Lobelia, zal jullie een Koninklijk Besluit voorlezen...’ Hij wilde zijn kroon op zetten, en keek even geërgerd rond.

‘Zijn mijn kijkjonkers nu nóg allemaal ziek?’

Een witsatijnen opperlakei, die helemaal kromgetrokken was van het buigingen maken, kwam tevoorschijn uit een nis, bleef in eerbiedige houding staan, het hoofd gebogen tot op het tapijt, en vertelde - schor van eerbied - dat er nog geen enkele kijkjonker op het appèl was verschenen. ‘De toestand is nog steeds

[pagina 77]
[p. 77]

zoals ik hem uwe majesteit vanmorgen vroeg uiteen zette. Er heerst een hardnekkig soort verkoudheid in de stad. Men neemt aan, dat alle zevenhonderdtwintig kijkjonkers van uwe majesteit met hoofdstoombaden en keelverbanden in bed liggen.’

‘Een mooie boel...’ bromde de koning. Zo zag je weer tot welke consequenties het leidde als een koning afhankelijk was van kijkjonkers. Daar zát hij nu toch maar met zijn kroon! Het was werkelijk nódig, dat die spiegel aan het hof kwam, voor hém alleen. Hij kon de kijkjonkers dan controleren en er telkens een stuk of wat van ontslaan...

Hans II vergat even het Koninklijk Besluit en begon - in gedachten verzonken - een sinaasappel te pellen.

Hij zou het met die spiegel op den duur zónder kijkjonkers kunnen stellen. Hij zou ze met medailles en pensioenen naar huis sturen en dan hadden ze zich verder nergens meer mee te bemoeien... Eigenlijk werkte de situatie hem al lang op de zenuwen. De kijkjonkers zanikten altijd als bedorven kinderen om hun zin doorgedreven te krijgen. Ze hielden elkaar daarbij steeds de hand boven het hoofd en waren zodoende aardig op weg een afzonderlijke kaste te vormen, wat toch al te gevaarlijk was voor een alleen-regerend vorst. Wel waren ze zwak en ijdel, en nu al weer verkouden óók, maar stel dat ze zich in de toekomst eens zouden verbinden met Dolle Dorus...

Hans II duldde Dolle Dorus niet alleen omdat hij tien procent van alles wat hij roofde aan hem, de koning, afdroeg, maar óók omdat de roverhoofdman een soort tegenwicht vormde voor de macht van de

[pagina 78]
[p. 78]

kijkjonkers... Hij speelde dus die twee partijen zo'n beetje tegen elkaar uit, en als regel liep alles naar wens. Maar een enkele keer, als hij kreeft had gegeten, of kalkoen met kastanjes, of speenvarken in schildpadsaus, kwam het voor, dat Hans II nare dromen had. Hij zag dan Katrienus en Dolle Dorus gearmd voor zijn praalbed staan. Achter deze twee schaarden zich onafzienbare rijen rovers en kijkjonkers. Het schijnsel van het nachtpitje viel op sabels en krissen en broodzagen... Ze gooiden een lasso om zijn hals, en zeulden hem mee, de trap af naar de troonzaal... Het speenvarken zat hem op de hielen, jammerend als een wiegekind. Naast zich hoorde hij de voetstappen van de kalkoen op de marmeren treden. Handenvol kastanjes rolden voor hem uit de trap af. De troonzaal lag op de bodem van een put. Hij zweefde aan een touwladder boven de afgrond in een lawine van kastanjes. ‘Slaap kindje, slaap... Daar buiten loopt een schaap...’ zong Dolle Dorus. ‘Nee!’ gilde Hans II. ‘Geen schaap, maar een speenvarken! En Katrienus knipt van boven de touwladder door met een nagelschaar!’

Hans II was klaar met het pellen van de sinaasappel; hij schoof het bord, vol keurig in rijtjes gelegde partjes, verveeld van zich af.

‘Dus alle kijkjonkers liggen nog met hoofdstoombaden en keelverbanden in bed!’ De koning zuchtte en zette de kroon lukraak, een beetje scheef, op zijn hoofd.

Jock en Marlotje keken elkaar vragend aan. Zij wisten, dat de kijkjonkers niet met hoofdstoombaden en keelverbanden in bed lagen, maar dat ze alle zevenhonderdtwintig bij het voetbalveld van Blauw-Rood

[pagina 79]
[p. 79]

liepen te zoeken naar de Kale Bergen en naar de spiegel, die ze stuk wilden gooien... Behoorde je zoiets nu eigenlijk aan de koning te vertellen? Maar voor ze nog een mond open konden doen, praatte Hans II al weer verder.

De koning was nu plotseling helemaal sentimenteel geworden; hij staarde met tranen in zijn oogjes naar het portret van Joachim de Goede. ‘Alles zou zo mooi kunnen zijn voor mij, als de mensen eerst aan mij dachten, en dan pas aan zichzelf... Waarom stelde de jongen van de maan meer vertrouwen in een kip dan in een koning? Wij, vorsten, staan zo alleen in ons streven. Vader, ik maakte uw devies tot het mijne: Geven en nemen. Ik zou de hele opbrengst van de pepermuntbelasting voor de spiegel over hebben gehad. Ik zou daarmee het spiegelgevaar van mijn arm volk hebben afgewend. En dan leefden we nu verder allemaal samen lang en gelukkig...’

Jock schudde krachtig met zijn hoofd van nee. ‘Maar...’ begon hij.

Hans II was nu opeens weer de sterke he-man. ‘Zwijg!’ donderde hij. ‘Luister...’

Hij haalde een papier met zegels uit zijn zak en schreef er iets op met een enorme gouden vulpen.

‘Dit is mijn Koninlijk Besluit,’ zei hij toen. ‘Ik zal zeggen wat er in staat: De persoon van de maan, die het land is binnen gevallen met een spiegel, en die bovendien door zijn later optreden bewezen heeft niet opgewassen te zijn tegen de verantwoordelijkheid, die het bezit van een dergelijk kostbaar en ongewoon voorwerp met zich meebrengt, wordt bij dezen van

[pagina 80]
[p. 80]

zijn eigendom vervallen verklaard! Wij, Hans II, proclameren de spiegel, als zijnde een volksvergif, tot eigendom des konings! Hij, die Dolle Dorus de spiegel afhandig weet te maken, en het ding in ongeschonden staat aflevert aan mij, zijn rechtmatige eigenaar, zal worden beloond met een lijfrente, een gebraden kip en een fiets van rood émaille.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken