Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Josefine (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Josefine
Afbeelding van JosefineToon afbeelding van titelpagina van Josefine

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

Scans (7.80 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Josefine

(1962)–HenriĆ«tte van Eyk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

X

Vanavond, net even voor de nieuwsberichten, kwam de tweeling van Gertje om te vragen of ik wat koffie te leen had.

‘Moeder had vergeten, dat de bus leeg was,’ zei Lex. ‘En nu zit ze er mee, want er komt vanavond een meneer.’

‘Een meneer voor vader,’ zei Rex. ‘Hij wil een ontwerp hebben voor een volière in zijn kamer. Reuze onrustig, maar

[pagina 49]
[p. 49]

dat moet híj weten! Vader heeft alles al op tekening. Als het doorgaat, krijgen Lex en ik een windjak met een draak op onze rug.’

Terwijl ik de koffie voor Gertje in een leeg koektrommeltje deed, vroeg ik me af wat voor aardigheid er voor iemand aan kon zijn een draak te hebben op zijn rùg. ‘Op je rug?’ zei ik. ‘Dan kun je hem zelf niet eens zien.’

‘Wat geeft dàt nou!’ zei Lex. ‘U kunt uw eigen oorbelletjes toch ook niet zien.’

‘Sommige jongens hebben een heel stieregevecht op hun rug,’ zei Rex.

‘Ik begrijp niet wat jullie er aan vinden,’ zei ik. ‘Maar dat zal wel komen omdat ik oud ben.’

Lex keek me aan of ik iets bijzonder grofs had gezegd, en Rex trok geïrriteerd zijn schouders op. ‘Wat heeft dàt er nou mee te maken, grootmoeder!’ zei hij.

‘Nu ja,’ zei ik, ‘ik zoek een verklaring voor mijn..., voor mijn gebrek aan appreciatie...’

Mijn twee magere, rossige kleinzoons, die met hun armen om hun opgetrokken knieën op het haardkleedje zaten, staarden met zeker misprijzen in mijn richting. Het zijn wonderlijke jongens; soms hebben ze iets van eigenwijze oude mannetjes, maar soms ook zijn ze vol van een stralende, brutale jeugd.

Vanavond waren ze kennelijk in het oude mannetjes-stadium.

‘U hóéft geen verklaring te zoeken,’ zei Lex. ‘Het ligt zó voor de hand: u vindt het gek.’

‘Ja,’ zei Rex, ‘dat is het grootmoeder. U denkt: wat zullen de mensen daar nu wel van zeggen? En daarom komt u er eenvoudig niet eens aan tóé om iets nieuws te appreciëren. Het is niets dan angst van u.’

Lex knikte. ‘Niets dan angst. De hele oudere generatie...’

[pagina 50]
[p. 50]

Het was niet meer om aan te horen en te zien. De jongens zaten als twee uitgemergelde boetpredikers voor zich uit te staren. Als ze zó waren, hadden ze niets meer van Gertje, dan waren ze sprekend hun vader. Ook Henk kan me bij tijden zo mateloos irriteren met zijn zogenaamde diepzinnigheid.

Ik stoof op. ‘Wàt nu: de hele oudere generatie? Je moet leren je zinnen af te maken. Bedoel je, dat de hele oudere generatie verteerd wordt door angst? Zeg dat dan!’

Lex en Rex hadden hun oude mannetjeshouding laten varen; ze wriemelden verlegen aan hun polshorloges en zwegen.

Ik schrok. Daar had je het nu weer! Ik ben geen echte, lieve, zachte grootmoeder, ik ben - op mijn zesenzestigste - nog steeds een mens, dat zich opwindt over dingen, waarover ik al lang had moeten leren te glimlachen. Het liefst had ik daarnet een emmer water willen omkeren over mijn twee pedante vijftienjarige kleinzoons... Een mooie grootmoeder!

Ik meende, dat ik iets goed te maken had, ik wilde iets zeggen en ik zei net dàt, dat geen enkele grootmoeder, die zichzelf respecteert ooit zeggen zal; ik zei: ‘Sorry...’

De tweelingen wisten blijkbaar geen raad meer met de situatie. Ze staarden me verbijsterd aan. En toen begonnen we ineens, alle drie tegelijk, te lachen.

‘Hebben jullie nog even tijd voor een kop thee?’ vroeg ik.

O ja, ze hadden nog een zee van tijd, want de meneer van de volière zou pas om een uur of halftien komen. Ze krabbelden overeind van de vloer, en kwamen gezellig, ieder aan een kant, naast me zitten op de sofa, die we 's winters altijd vlak bij de haard hebben staan.

‘We hebben nog een paar wentelteefjes over van het eten,’ zei Aafje. ‘Willen jullie er een bij je thee?’

‘Graag,’ zeiden ze. ‘Fijn!’ en Rex vroeg of hij de kaars op het lage tafeltje mocht aansteken.

We zaten bij het licht van de schemerlamp en het licht

[pagina 51]
[p. 51]

van de kaars. Aafje zei: ‘Weet u nog mevrouw, die keer dat dokter nog leefde? Die keer dat de dameskrans bij ons thuis was en dat die ene dame haar angoratrui helemaal kaal brandde, toen ze dwars over een kaars heen iemand een hand wilde geven? Nou ja, helemaal káál... Ik bedoel, alle haartjes waren er in één vlaag af. Ze werd brutaal van schrik en zei, dat het bij ons een gekkenhuis was met altijd overal kaarsen. U heeft dat truitje toen later nog vergoed. Weet u het nog?’

Ik wist het nog, en even gingen mijn gedachten terug naar het huis in het oude stadje, waar ik na mijn huwelijk met mijn man was komen wonen en waar ik zo gelukkig ben geweest. Ik heb Rente altijd een heel bijzondere man gevonden, maar het nare was, dat een paar dames uit het stadje blijkbaar diezelfde mening waren toegedaan. En één van die dames was de dame van het angora-truitje...

Ik herinner me nog, dat Rente me de volgende avond vertelde, dat ze bij hem op het spreekuur was geweest. ‘Ze was nog helemaal overstuur door de geschiedenis met die brandende kaars,’ zei hij. ‘We moeten toch een beetje oppassen in het vervolg. Ze zegt, dat het niet alleen haar trui is geweest, ze zegt, dat ook haar wenkbrauwen en haar wimpers helemaal zijn afgeschroeid...’

‘Wenkbrauwen en wimpers afgeschroeid?’ Ik sprong woedend overeind. ‘Ze hàd niet eens wenkbrauwen en wimpers! Of tenminste ze had ze zo góéd als niet... En daar durft ze bij jou mee op je spreekuur te komen! En dan zeg jij tegen mij: “We moeten toch een beetje oppassen in het vervolg.” Of het míjn schuld is, dat dat malle mens met haar arm in de vlam gaat staan!’

Rente heeft me lachend in zijn armen genomen en gezegd: ‘Kleine helleveeg...’

‘Waar zit u aan te denken?’ vroeg Lex.

‘Aan vroeger,’ zei ik. ‘Aan die dame, van wie Aafje sprak.

[pagina 52]
[p. 52]

Ze is later een handwerkzaakje begonnen op de hoek van de Vest, en toen grootvader stierf, stuurde ze een krans van rode rozen...’

‘Zonde van het geld,’ zei Lex. ‘Grootvader zelf had er toch niets meer aan, en u zat óók niet te wachten op die krans.’ Hij keek op zijn horloge. ‘We moeten er vandoor.’

‘Ja,’ zei Rex, ‘we moeten weg.’

‘Hier,’ zei ik. ‘Vergeet de koffie niet.’

 

‘Misschien,’ zei Lex, terwijl hij zich bij het kapstokje in zijn houtje-touwtje-jas hees. ‘Misschien zijn er ook wel windjakken met de draak vóór...’

‘Of windjakken helemaal zònder draak...,’ zei Rex.

En ik zei: ‘Het is natuurlijk wèl aparter mèt een draak, àchter...’

En toen begonnen we wéér, alle drie tegelijk, te lachen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken