Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Josefine (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Josefine
Afbeelding van JosefineToon afbeelding van titelpagina van Josefine

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

Scans (7.80 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Josefine

(1962)–HenriĆ«tte van Eyk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XXIX

‘De wekker is stuk, mevrouw,’ zei Aafje. ‘Zou u me morgenochtend, als u wakker bent, even willen roepen, want anders slaap ik door.’

‘Nou kind,’ zei ik, ‘dat geeft toch niet. Dan slááp je door,’ maar Aafje zei dat de eierboer kwam, en de vuilnisman, en de loodgieter voor het fonteintje, en dus beloofde ik om halfacht tegen haar deur te tikken.

Maar toen ik er nog zo eens over nadacht, drong het tot me door, dat ik niet hield van wekken, dat ik het in de grond van de zaak iets heel akeligs vond.

Wekken? Je kunt iemand op zoveel maníéren wekken; door middel van kloppen, roepen, kriebelen, schudden, stompen, omdraaien, dekens wegtrekken, gordijnen openrukken, zingen, schreeuwen, gongslagen, natte sponzen...

Personen, die wekken zijn meestal één slag voor en daar kun je dan zo gauw misbruik van maken. Dit is niet juist, want het feit dat de een slaapt, geeft de ander nog geen recht hem aan z'n haren te trekken of de ochtendpost op zijn gezicht te leggen. Zulk soort ‘wekkers’ speelt met vuur, want een wakkergeschrokken mens is tot de vreselijkste dingen in staat.

Zo heb ik eens, in mijn jeugd, bijna een oudtante gewurgd omdat ze - blijkbaar in de veronderstelling dat je een beetje ‘guitig en vlot’ moet omspringen met een jong kind dat

[pagina 136]
[p. 136]

bij je logeert - op de eerste ochtend van die logeerpartij een washandje uitwrong boven mijn slapend hoofd.

Ik, anders de goeiigheid zelve, veranderde door dat washandje in een furie. In één seconde stond ik naast mijn bed en schudde de dodelijk geschrokken oude dame door elkaar.

Later heb ik excuus moeten maken En nòg later - toen ik weer thuis was - heb ik uren en uren gezwoegd aan een aantal zalmkleurige kruissteekletters, tezamen vormende het woord ‘JOURNAL’ op de groenlaken krantenhanger, die bedoeld was als zoenoffer voor de oudtante met de washand.

Ik houd niet van wekken, en van gewekt wòrden houd ik nog mìnder... Iets dat me helemaal niet bevalt, is die opgewekte, energieke, stralende manier van wakker-maken. Ze komen bruisend van levenslust je kamer binnen. Ze zeggen: ‘Opstaan, langslaapster! Het is prachtig weer. De zon schijnt.’ En om te laten zíén dat de zon schijnt, trekken ze de overgordijnen, de vitrages, alles wàt er maar voor het raam hangt, met één haal weg.

Dan heb je de mensen, die in alle vroegte met thee aan je bed verschijnen. Het kàn heel prettig zijn om met thee te worden gewekt, maar het is níét prettig, als ze de kop zonder meer in je handen duwen en verwachten, dat je die meteen zult leegdrinken. Je bibbert thee over je nachtjapon en over het laken, en onderwijl murmel je almaar: ‘Heerlijk zo'n kopje... U verwènt me maar...’ Vreselijk!

Nee, dan het heerlijke wakker worden in die winter, ergens buiten, héél vroeger... Ik herinner me, dat er sneeuw lag en ik werd uit mijn slaap gehaald door een zacht gerinkel van belletjes. Nog een beetje dommelig, sloeg ik gauw wat om, en liep naar het venster. Het was een prachtige morgen en heel stil. Je hoorde alleen het zilveren gerinkel, dat luider en luider werd. Ik gooide het raam open, en leunde naar buiten, nog juist bijtijds om een arreslee met grote snel-

[pagina 137]
[p. 137]

heid voorbij te zien glijden. De twee grote bruine paarden droegen vuurrode pluimen, die ritmisch heen en weer zwaaiden in het licht van de morgenzon. De slee suisde voorbij en verdween om de hoek van de weg langs het dennenbos.

 

Overigens heb ik me de volgende morgen verslapen, waardoor ik Aafje niet heb gewekt, waardoor het allemaal mis is gelopen met de eierboer en de vuilnisman en de loodgieter voor het fonteintje...

Van Sofietje uit Frankrijk een wanhopig briefje. Ze heeft een blad met zeven antieke wijnglazen uit haar handen laten vallen... ‘Dat kost me m'n hele salaris van de komende maand,’ schrijft ze. Zo, dus ze is toch wel van plan komende maand nog te blijven. Over Harry geen woord. Des te beter!

Van Tanja nog geen bericht. Maar dat kan ook niet, zegt Jan, want ze zit op een vrachtschip en ze hebben nog geen haven aangedaan.

Gisteren in de tram een verschrikkelijk gedoe. Een jongeman was voor me opgestaan, maar voor ik nog kans had gezien te gaan zitten, was er al een juffrouw neergeploft op de vrijgekomen plaats. De jongeman nam dit niet en zette een grote mond op, en de juffrouw zette ook een grote mond op, en iedereen bemoeide zich ermee, en ik vond het helemaal niet prettig zo in het middelpunt van de aandacht te staan en ik zei, dat het voor mij eigenlijk niet eens de moeite waard was te gaan zitten aangezien ik er de volgende halte al uit moest. Maar ik móést er de volgende halte nog helemaal niet uit, ik moest mee tot het eindpunt... Maar om van de ruzie en het geduveljaag af te zijn, ben ik de volgende halte inderdáád uitgestapt. Nou, en daar heb ik dan in wind en regen vijftien minuten staan wachten op de volgende tram...

Dinsdagmorgen belde Elisabeth uit Amstelveen op om me te vragen of ik met haar mee kon gaan om een hoed te kopen.

[pagina 138]
[p. 138]

‘Een hoed, kind,’ zei ik. ‘Wat moet je met een hoed?’

‘Nou gewoon, moeder,’ zei Elisabeth. ‘Waarom zou ik niet een hoed kunnen dragen?’ En ik zei: ‘Natuurlijk zou je een hoed kunnen dragen, alleen ik zie het je niet dóén...’

We spraken af bij de eindhalte van de bus, en Elisabeth had kleine Marietje bij zich in een op vouw-wagentje, en het had nog heel wat voeten in de aarde voor we in de stad waren, bij de hoedenwinkels.

Elisabeth met haar steil, kortgeknipt, heel lichtblond haar, ziet er alleraardigst uit maar ze is niet het type voor een hoed. We trokken van de ene zaak naar de andere en mijn arme schoondochter raakte steeds meer gedeprimeerd omdat ze nergens iets vond, dat haar ook maar bij benadering een heel klein beetje stònd. En kleine Marietje werd vervelend en klom aldoor uit haar wagentje, en kwam overal aan en begon te gillen als wij of de winkeljuffrouwen haar iets verboden. Het werd een zenuwslopende tocht. ‘Maar lieverd,’ vroeg ik Elisabeth, ‘waarom wìl je dan toch een hoed?’

We stonden voor de etalage van de zoveelste hoedenzaak. Elisabeth lachte wat verlegen en zei: ‘Om Christiaan, moeder. Hij heeft me laatst gezegd, dat hij een hoed zo vrouwelijk vindt, en dat die jonge lerares scheikunde bij hem op het lyceum er altijd eentje draagt...’

Lieve Elisabeth, ze ziet er zo charmant uit zònder hoed! Maar als de zaken zó stonden... We zijn die zoveelste hoedenzaak binnengegaan en hebben na lang wikken en wegen een beretje gekocht, een Schots beretje met een roodwollen pompoen, waarna ik Elisabeth en kleine Marietje weer heb weggebracht naar de halte van de bus voor Amstelveen.

Daar echter kregen we een schok, want toen we het kleine meisje uit het opvouw-wagentje tilden, bleek er nog iets in het wagentje te hebben meegereisd: een kleine, zwarte hoed met een hele rand geknakte veertjes...

[pagina 139]
[p. 139]

‘Dat heeft die ondeugende meid meegenomen uit de laatste winkel!’ Elisabeth huilde bijna. ‘Ze heeft er de hele tijd bovenop gezeten, het lamme ding is helemaal plat!’

Ik heb de verfomfaaide hoed in mijn tas gestopt en ben ermee teruggegaan naar de winkel waar ze hem - nogal begrijpelijk - niet retour wilden nemen.

Ik heb hem moeten betalen en het was nog een dure hoed ook, met al die veertjes. Misschien is ie iets voor Aafjes nicht uit Durgerdam.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken