Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Josefine (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Josefine
Afbeelding van JosefineToon afbeelding van titelpagina van Josefine

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

Scans (7.80 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Josefine

(1962)–HenriĆ«tte van Eyk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XXX

Vanmorgen, eindelijk, heb ik het opgebracht de kist op het portaal helemaal uit te halen.

Die kist is jarenlang niet open geweest, omdat ik eigenlijk niet goed raad wist met de inhoud, die bestond uit allerlei dingen uit mijn kinder- en meisjestijd.

‘Gooi die hele rataplan dan weg,’ zult u zeggen.

Maar dat ìs het hem nu juist: ik miste steeds de móéd die hele rataplan weg te gooien. Wel heb ik indertijd - met het oog op de toekomst - op de kist een papier geplakt met: ‘Na mijn dood s.v.p. vernietigen.’ Een vrij macaber verzoek.

De moeilijkheden met de kist wortelen al in in mijn bruidsdagen, toen mijn moeder me aanspoorde om vóór mijn vertrek uit het ouderlijk huis, mijn rommelkast op te ruimen.

‘Je zusje krijgt straks jouw kamer,’ zei mijn moeder. ‘En wat moet het kind met al die dingen van jou! Luister nu es Fientje, begin je nieuwe leven met alles netjes aan kant. Ik wil je best even helpen.’

Ik herinner me nog, dat ik schrok bij dat aanbod van mijn moeder, want ik wist dat ergens in de chaos van mijn kast

[pagina 140]
[p. 140]

nog gedichten moesten zwerven van mijn eerste aanbidder, die grote blonde jongen uit de vijfde klas van de H.B.S... Mijn oude dagboek zou tussen de schoolschriften en de stapels brieven liggen, en de hemel wist wàt ik allemaal geschreven had in dat dagboek! Er konden krantenknipsels bij zijn met het portret van die Italiaanse concert-violist, met wie ik zó had gedweept... ‘O nee, nee, dank u moeder,’ zei ik haastig. ‘U hebt het al zo druk. Ik zal die kast echt zelf wel even opruimen.’

Maar in mijn jeugd waren bruidsdagen één aaneenschakeling van visites en eetpartijtjes, in elk geval het opruimen van de kast schoot er grondig bij in en het enige waartoe ik nog kwam, was dat ik een paar dagen voor mijn huwelijk de hele zaak met armenvol tegelijk stortte in een grote houten kist, die - mèt mijn andere bezittingen - zou worden opgestuurd naar mijn nieuwe tehuis in het stadje aan het kanaal.

Ik bracht de houten kist gesloten mee ten huwelijk en ik heb hem gesloten gehouden. En omdat we - na de inrichting van mijn mans praktijkkamer - niet véél geld meer konden besteden aan ons meubilair, was die kist in zekere zin nog een hele aanwinst voor onze huiskamer. We beitsten hem donkerbruin, legden er een Perzisch kleedje (een huwelijkscadeau van oom Leendert) overheen, en gebruikten hem als iets, dat het midden hield tussen theetafel en buffet.

Op die manier deed de kist het heel goed, vooral toen op de ene hoek een schemerlampje kwam te staan, en op de andere een klein koperen potje met een begonia. Ik was echt tevreden met m'n kist en vergat, dat er nog wat ìn zat óók.

Alleen een heel enkele keer, met schoonmaak, wilde het wel eens gebeuren, dat ik het deksel oplichtte... Dan haalde ik even, bijna schichtig, een plumeau over de bovenlaag van dozen en papieren. En tegen Aafje zei ik: ‘Ik doe het later wel es beter...,’ waarna ik een en ander weer haastig aan het

[pagina 141]
[p. 141]

gezicht onttrok door het deksel te sluiten.

Ik deed het echter nooit ‘later wel es beter’... De kist is zó als-ie was (of tenminste bíjna zoals-ie was, want Aafje heeft achter mijn rug wel es getracht een en ander te ordenen) na mijn mans dood met me mee teruggegaan naar Amsterdam, naar het grote bovenhuis in de straat met de acacia-bomen. En nu heb ik hem hier bij me, in mijn dakflatje aan de Kloveniersburgwal. Hij staat op het portaaltje en hij gaat nog steeds schuil onder de glorie van oom Leenderts Perzische kleedje.

Maar gisteren kwam Aafje me opgewonden vertellen, dat ze bij het stoffen twee duizendpoten had zien verdwijnen door de kier van het deksel.

‘Als het zo doorgaat mevrouw,’ zei Aafje streng, ‘dan wordt die ongelukkige kist nog een broedplaats van ongedierte! U weet toch, dat ik een paar jaar geleden al es een heel nest torren uit die verdroogde boeket heb gehaald. Affijn, ik zou de boel nou toch werkelijk es nakijken als ik u was.’

Ik begreep, dat het inderdaad te gek werd met die kist en dus ben ik hem dan vanmorgen gaan uithalen.

Ik had mijn mouwschort aan gedaan en ik zat op de grond tussen allerlei vreemde onwerkelijk geworden dingen uit mijn jeugd. Aafjes twee duizendpoten vond ik niet; ik vond alleen stoffige, ritselende, halfvergane herinneringen.

Nou ja, herìnneringen... Het gekke was, dat ik van veel helemaal niet meer wist wat het eigenlijk moest voorstellen en waaròm ik het had bewaard... In eerlijke verbazing keek ik om me heen. Wat betekende in vredesnaam die verkleurde hemelsblauwe strik? Wat waren dat allemaal voor handtekeningen op dat vergeelde menu? Van wie was die kaart met ‘Hartelijke groeten uit Parijs, je Jo.’? Wie gaf me die waterverftekening van twee duiven op een rozenstruik?

[pagina 142]
[p. 142]

Ik vond een ragdun kanten waaiertje, en een balboekje met een wijnvlek, en een schoolfoto van de hoogste klas van de dames Durand: zeven meisjes met strak weggekamd haar en witte schortjes, en de oudste juffrouw Durand (die met de wrat op haar kin) ergens opzij, achter een hoge lessenaar met haar rechterhand op een boek. Ik was dat lange, dunne kind op de eerste bank rechts...

Ik dook verder in mijn verleden en zocht aanknopingspunten, maar meestal zonder succes. Onbegrijpelijke brieven, portretten van mensen die ik niet meer kende, souvenirs die geen souvenirs meer waren...

Op de bodem van de kist lagen gedroogde rozeblaadjes en gedroogde lelietjes-van-dalen en gedroogde sprieten lavendel. En daar had je de resten van het boeket-met-de-torren...

Ik nieste. Mijn keel was helemaal droog van het stof. Aafje kwam uit de keuken naar mij kijken en vroeg of ik al koffie wilde.

‘Koffie? Ja graag. Maar...’ Ik keek om me heen en nam plotseling een besluit. ‘Maar eerst de vuilnis-emmer! Wanneer wordt-ie gehaald?’

‘Zo meteen,’ zei Aafje.

Bliksemsnel hebben we toen met z'n tweeën mijn jeugdherinneringen in de vuilnisemmer gestopt. En toen ze niet wilden zakken, is Aafje er bovenop gaan staan, en toen de ene emmer vol was, hebben we er de reserve-emmer bij gehaald, en na een kwartier stond alles bij de trottoirrand, en na nòg een kwartier reed de stadsreiniging weg met de versleten resten van een verdwenen tijd.

‘Ziezo!’ zei Aafje. ‘Eindelijk! Opgeruimd staat netjes. U mag vanmiddag wel naar de kapper gaan. Uw haar is helemaal dof van het stuifsel.’

Ik bèn vanmiddag naar de kapper gegaan en terwijl ik onder de droogkap zat, overdacht ik nog zo eens het een en

[pagina 143]
[p. 143]

ander en ik voelde me echt voldaan over mijn radicaal afrekenen met de rommelkist. Beter laat dan nooit, nietwaar.

Wat een massa onnodige dingen sleepte een mens toch met zich mee! Daar, onder de droogkap, nam ik het besluit gedurende de eerstkomende dagen nog veel méér in de vuilnisbak te gooien: de verschoten parasol, en de gebarsten vaas, en de kolossale kaasstolp, die overal in de weg stond...

Op weg naar huis heb ik croquetjes gekocht om met Aafje deze gedenkwaardige dag feestelijk te besluiten.

Van Tanja een brief uit Algiers. Ze is enthousiast over het schip en over de kapitein en de matrozen en iedereen. Ze heeft vliegende vissen gezien en die leken bordeaux-rood onder water. Ze eet te veel, zegt ze. En haar zonnebril is overboord gevallen.

Rex en Lex zijn zonder herexamen overgegaan naar de vierde. Gelukkig! Ik heb ze een stel aluminium pannetjes en borden beloofd voor hun kampeer-uitzet. Ik heb geen flauw idee van de prijs...

De meneer van ‘Het Confectie Centrum’ heeft me een snoek gestuurd. ‘Zelf gevangen,’ schrijft-ie er bij. Maar kan ik, in de gegeven omstandigheden, een snoek van die man accepteren? Ik geloof, eigenlijk, van niet...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken