Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Josefine (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Josefine
Afbeelding van JosefineToon afbeelding van titelpagina van Josefine

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

Scans (7.80 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Josefine

(1962)–HenriĆ«tte van Eyk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XXXII

‘U bent net gek, mevrouw,’ zei Aafje. ‘Hoe háált u het in uw hoofd die pasgeboren hond van mevrouw Ter hal hier in huis te nemen! Zij gaat fijn met vakantie, en ú doet niets dan dweilen en achter dat kleine mormel aanrennen. Een gezellige thuiskomst voor mij! Als u maar weet, dat de keukenmat nu helemáál door is.’

Ik zuchtte. Ik moet eerlijk bekennen, dat ik me niet goed rekenschap had gegeven van wat het inhield een terriër van vijftien weken een tijdje te logeren te krijgen...

Toen ik het diertje vorige week bij mevrouw Terhal in zijn mandje zag liggen, had het iets zó liefs en onschuldigs, dat ik helemaal akelig werd bij het idee, dat het - gedurende de veertiendaagse vakantie van de Terhals - in een asiel-hok zou moeten zitten.

‘Hij is nog niet eens echt een hònd,’ zei ik. ‘De kleine stumper. Stuur 'm dàn maar liever zolang bij mij.’

Mevrouw Terhal zei, dat dàt natuurlijk het beste zou zijn, dat Jock (zo heette het hondje) kon overkomen, en gisterochtend kwam ze hem brengen, mèt z'n mandje, borstel, etensbak en verdere bagage.

Enfin, en toen wàs hij er!

Hij begon met het nemen van een hap kopspijkertjes uit

[pagina 149]
[p. 149]

de timmerdoos, die Aafje juist open en wel op de keukentafel had staan omdat ze de opgekrulde punt van het zeil even wilde vasttikken.

‘Hemel!’ gilde Aafje. ‘Houd hem, mevrouw! Hij heeft wat in z'n bek!’

Ik greep Jock, maar hij wrong zich los en kwam op z'n rug terecht. Ik greep hem weer en rende met hem naar de bank bij het raam. Ik stak mijn vinger in zijn bek en kreeg twee spijkertjes te pakken, waarna ik hem niet meer houden kon.

‘Twee...,’ zei ik amechtig.

‘Nou,’ zei Aafje, ‘misschien wáren het er maar twee... Maar als het er meer zijn geweest, moet-ie voor de zekerheid koek eten.’

En dus àt Jock koek. Hij at koek tot hij er ellendig van werd, waarna hij zich terugtrok onder de divan, waarna wij belden naar een dierenarts, die juist - zoals hij ons meedeelde - zijn koperen bruiloft vierde, en die ons aanraadde nog even af te wachten.

Dus wàchtten we af. Om de beurt gingen Aafje en ik op de grond liggen om, met behulp van een zaklantaren, onder de divan te kijken. Toen we om een uur of tien weer eens keken, constateerden we dat Jock weg was, waarna we hem met angst in het hart gingen zoeken, waarna we hem vonden in de keuken, met een karbonade...

De nacht heb ik met hem doorwaakt. Hij bleef niet op zijn keurige kussentje in zijn keurige mandje, maar besteeg mijn bed. Ik schrok wakker en schoot overeind. In het halve donker zag ik hem klein en wit en vaag, als een spookhondje, op mijn voeteneind zitten. Hij zat, om nauwkeurig te zijn, op mijn tenen, wat ik een naar gevoel vond, waarom ik hem wegtrok en ergens opzij deponeerde. Eigenlijk wel lief zo'n klein diertje! Hij viel in slaap, en ik viel ook in slaap. Maar

[pagina 150]
[p. 150]

na een tijdje werd ik wakker omdat ik voelde, dat hij bezig was een punt van het laken stuk te knagen. En later werd ik wakker omdat hij over mijn hoofd liep, en nog later werd ik wakker omdat hij grommend door de kamer jakkerde met een van mijn Turkse muiltjes in zijn bek. Ik ben toen opgestaan en heb thee gezet. En Jock kreeg bruin brood met warme bouillon. Aafjes koekoekklok, die ze uit Oostenrijk heeft meegebracht, koekoekte drie uur.

Ik zette Jock met zijn mand in de keuken, maar hij begon zó naaldscherp te gillen, dat ik hem maar weer ijlings in de kamer liet.

Aafje kwam om de hoek kijken om te zien wat er was. ‘Het zal toch niet zo'n kopspijkertje zijn?’ vroeg ze angstig. ‘Ik ga niet vrij uit, ziet u... Ik had die timmerdoos niet moeten laten openstaan...’

‘Welnee,’ zei ik. ‘Hij is prima. Hij heeft alleen geen zin om te slapen. Hij wil spelen. Kijk... Pas op!’ Met een fikse sprong had Jock een driepotig tafeltje met een wekker, een leeslamp en een glas karnemelk omver gegooid.

‘En nu is het uit!’ riep ik boos.

Het diertje keek me rustig aan, keerde zich om en stapte in zijn mandje waar het een paar minuten later vredig lag te snurken.

 

‘Het is wel een heel gedoe, hè,’ zei ik, nadat Jock vanmorgen meneer Mars, die de vuilnisbak kwam halen, in zijn broekspijp had gebeten.

‘Waar zit-ie nou weer?’ riep Aafje, en ze ging de kamer uit om hem te zoeken, en ze kwam meteen terug om me met een vuurrood hoofd van woede te vertellen, dat de hond haar koekoeksklok van de muur had gesprongen door aan het gewicht te gaan hangen. ‘De gebeeldhouwde kuif is er af. En hij heeft de koekoek helemaal afgevreten...’ Maar toen ik

[pagina 151]
[p. 151]

voorstelde Jock na deze schanddaad dan maar meteen naar het asiel te brengen, zei Aafje: ‘Nou ja, het beest verveelt zich. En die koekoek krijgen we er toch niet mee terug. Laten we het nog maar even uitzingen...’

Tanja is teruggekomen van haar zeereis. Ze is prachtig bruin geworden, wat zo wonderlijk staat bij haar rode haar. Ze heeft een leren schrijfmap voor me meegebracht, en een schildpadden poederdoos.

Ze heeft de Spaanse kust gezien met een klooster, hoog op een rode rots. En ze heeft de grijze rots van Gibraltar gezien, en de ruïnes van Pompeï, en kleine Oosterse havenstadjes, en palmen en kamelen...

Ze heeft ook weer iets vreemds beleefd; Tanja beleeft váák iets vreemds. Ergens kwam een Arabier aan boord met koopwaar, en die Arabier heeft haar een ring gegeven.

‘Zo maar?’ heb ik gevraagd, en zij heeft gezegd: ‘Ja. Wat dacht u dàn? Ik had zo'n koperen lampje van hem gekocht, en die rode slofjes voor Gertje. Nou, en toen komt-ie ineens met die ring voor de dag. En ik gebaar dat ik geen geld meer heb, en hij schudt aldoor maar néé, en duwt me die ring in m'n hand. Het ging allemaal zo snel en ik had geen tijd om te kijken. Hij was weg voor ik het wist. Hij heeft nog wel in een soort Engels iets gebrabbeld. Ik meende te begrijpen, dat hij bedoelde dat de ring me geluk zou brengen. Ik veronderstelde geen ogenblik, dat het iets van waarde was, dat hij me had gegeven, hoewel ik het natuurlijk toch nogal romantisch vond. Ik ben werkelijk geschrokken toen ik later merkte, dat de ring van massief goud was. Een soort zegelring. Maar wat betekenen die vreemde ingegraveerde letters of tekens?’

‘Waarom draag je de ring niet, Tanja?’

Tanja lachte. ‘Omdat ik niet durf... Ik ben een beetje bang voor 'm, voor de letters of de tekens, en misschien ook

[pagina 152]
[p. 152]

wel wat voor het geluk dat-ie me zou kunnen brengen... Het leven is zo rustig zònder geluk.’

Nu ik erover nadenk, maken die woorden van mijn jongste dochter me wat ongerust. Het is toch niet goed om zo te praten... Wat bezielt het kind!

 

Rex en Lex zijn aan het kamperen. Ze hebben hun aluminium pannetjes en bordjes van me gekregen. Ze stuurden me een ansicht met Brigitte Bardot erop. ‘Omdat er in het dorp hier niks anders was te krijgen,’ schreven ze.

Met Sofietje en haar Franse betrekking is het nu toch misgelopen. Dat malle Franse mens heeft Sofietje net zo lang getergd, tot die zich niet meer kon bedwingen en een hele mand verstelgoed uit het raam heeft gegooid. Waarom nu juist verstelgoed? En waarom nu juist uit het raam? Maar hoe dan ook, Sofietje is meteen met de nachttrein naar Holland teruggegaan, en de Franse mevrouw kan nu zèlf sokken stoppen en tafeldienen en trappen schuren.

Harry zit nog in Parijs. Ik geloof, dat hij ergens in een revue figureert als bedelaar, maar zeker weet ik het niet, want Sofietje praat niet veel meer over hem. Des te beter!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken