Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Josefine (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Josefine
Afbeelding van JosefineToon afbeelding van titelpagina van Josefine

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

Scans (7.80 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Josefine

(1962)–HenriĆ«tte van Eyk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XXXVI

Gertje en Henk en de jongens zijn weer thuis. Gelukkig, want aan hùn vakantie zat voor míj een heel stuk werk vast.

De lieverds hebben zich geen ogenblik gerealiseerd wát ze me aandeden toen ze vroegen of ik gedurende hun afwezigheid ‘de plantjes’ wilde begieten...

‘De plantjes’ van Henk en Gertje vormen een belangrijk deel van - ik zal maar zeggen - hun inboedel. De benedenkamers staan er vol mee. Er zijn ficussen, die klem zitten tegen het plafond, en filodendrons, die - als warrige bossen hangend aan touw en raffia en ijzerdraad - de hele suite zijn doorgegroeid. Er klimmen en slingeren allerlei groene gewas-

[pagina 166]
[p. 166]

sen langs de muren en langs bamboehekwerken, er zijn stekjes in potten en stekjes op water, er is een tien jaar oude camelia en er is een indrukwekkende oleander, die bloeit met grote rose bloementoeffen...’

‘Als u ze twee keer in de week water wilt geven, dan halen ze het wel,’ zei Gertje. ‘En als u dan ook even goed wilt luchten. Enne..., als ik thuis ben besproei ik ze altijd met dat koperen dingetje uit de vensterbank. Ik neem dan het trappetje uit de keuken... Maar ik wil niet, dat ú dat doet. Stel je voor! Verder krijgen ze allemaal om de vijf dagen hoendermest. Dat zit tegenwoordig in een tubetje, en dat tubetje staat bovenop het kabinet. En als regel lap ik ze iedere zaterdag af, maar het is helemaal niet erg als dat een week overslaat. Kijk moeder, en dit is de huissleutel. U moet de deur een beetje omhoog trekken als u opensluit. Enne... In de ijskast staat limonade en sodawater. Maar we hebben hem natuurlijk wèl uitgeschakeld. Misschien kunt u beter thee zetten als u komt. De theebus staat in de grote glazenkast.’

Ik zei, dat ik zou gieten en hoendermest geven en sproeien en lappen, ik zei dat ik de straatdeur een beetje omhoog zou trekken als ik opensloot, en dat ik limonade en sodawater zou drinken, en thee zetten uit de bus in de grote glazenkast. ‘En maak je nu verder geen zorgen, Gertje. Het komt allemaal best voor elkaar.’

Gertje sloeg haar armen om me heen en gaf me een stevige zoen. ‘U bent een reuze-moeder! Maar ik wil toch echt liever niet, dat u op dat trappetje uit de keuken gaat staan. Het is een oud ding en het kan soms ineens zo wiebelen.’

Gertje vertrok en ik keek haar nog even na uit mijn middenraam. Ze zag er aardig en sportief uit in haar lange blauwgroengeruite broek en los wit jasje. Wonderlijk jong leek ze zo met haar bruinverbrand gezichtje en de wind door haar korte, blonde haren. Mijn kleine Gertje met haar tweeling-

[pagina 167]
[p. 167]

zoons van zestien... Op de hoek, bij het zuurkarretje, keek ze nog even om naar boven en wuifde. Toen verdween ze uit het gezicht achter de takken van een iep.

Dat was vrijdag, nu veertien dagen geleden.

Gertje had gezegd, dat ik niet naar ‘de plantjes’ hoefde om te kijken vóór dinsdag. Maar ja, dinsdag... Die stakkers zouden kurkdroog staan. ‘Ik ga er vandaag maar even langs, Aafje,’ zei ik maandag.

Ik begaf me dus naar de Valeriusstraat. De Valeriusstraat was echt in vakantie-sfeer; bijna overal waren de ramen dicht, er zaten papiertjes geprikt bij de belknopjes, en er speelden haast geen kinderen op de trottoirs. Stil en vredig dommelde de straat toen ik de huissleutel stak in het slot van Gertje en Henks voordeur.

Ik trok de deur een beetje omhoog, zoals Gertje me had gezegd te doen. En toen draaide ik. Maar er kwam geen beweging in het slot. Dus: nog een beetje méér omhoog. En weer draaien. Maar niets!

Ik probeerde het nu zònder omhoog trekken, overigens ook zonder resultaat.

Vervelend! Ik gaf een stomp tegen de deur. Niets!

Ik sjorde de deur, via de sleutel, naar me toe. Niets!

Ik bewoog de sleutel naar links en naar rechts. Maar niets, niets, niets!

Toen kwam een jongen met een bakfiets vol rode geraniums, landerig aangetrapt door de zonnige, slaperige straat.

‘Moet u er in?’ vroeg hij. En toen ik knikte, stapte hij van zijn fiets, greep met stevige knuist de sleutel en draaide.

Ik meende te horen, dat er iets knapte... Maar nu ja!

‘Hij doet het niet,’ zei de jongen. ‘Ik ga maar weer.’

Hij ging. De sleutel zat nu muurvast in het slot; hij draaide niet meer en hij kon er niet uit ook.

Er moest natuurlijk hulp komen, maar ik durfde niet weg

[pagina 168]
[p. 168]

van de deur om te telefoneren. Gelukkig kwam er een buurmevrouw, die zei dat ze een slotenmaker zou gaan alarmeren.

‘Hij hoopt over een half uur hier te zijn,’ zei ze, terugkomend. ‘Wilt u een kop thee?’

Ze bracht me m'n thee in de stoep. En toen kwam de slotenmaker, die het slot uit de deur zaagde en een uitgebreide reparatie begon.

Inmiddels was ik door zijn toedoen binnenshuis geraakt en kon ik me - terwijl hij bezig was met zagen en vijlen - met de planten gaan bemoeien.

Tot mijn schrik zag, ik, dat de oleander helemaal slap hing. Moeizaam tilde ik de grote pot in een emmer water. Had het water misschien lauw moeten zijn. Best mogelijk, dat het koude water deze plant uit het zuiden de das om zou doen... Enfin, het kwaad was nu tòch al gebeurd.

Ik ging rond met de gieter. Ik moest de gieter acht keer vullen eer alle planten een beurt hadden gehad.

En nu het trappetje uit de keuken en sproeien!

‘Mevrouw,’ zei de slotenmaker, ‘ik moet naar huis, ik moet eten. Morgen kom ik het nog wat bijschuren, maar het slot zit er weer in. Hier heeft U de sleutel. En reken ik met u af?’

Ik zei ja, dat hij met mij afrekende, en ik betaalde... En hij zei: ‘Het is half zeven. Hebt u nog geen honger?’

Half zeven! Ik schrok me naar, want Marietje van Dam zou die dag bij me komen eten: gestoofde zeelt met sla en griesmeelpudding toe...

Ik vergat de oleander en haastte me huiswaarts.

De volgende ochtend echter was ik weer ter plaatse. Het opensluiten van de straatdeur was nu kinderspel geweest. En de oleander, die de nacht had doorgebracht in de emmer water, was prachtig bijgekomen.

[pagina 169]
[p. 169]

Ik beklom welgemoed het keukentrappetje en begon te werken met het koperen sproeiertje. Aardig, er zo maar op los te kunnen sproeien. Er lag matting op de vloer en die kon er tegen, zei Gertje. En het behang kon er ook tegen. Maar toen zag ik tot mijn schrik, dat een ingelijste ets, die aan de muur naast de Zweedse klimop hing, er beslist níét tegen kon.. Het ding was drijfnat geworden, wat niet te verwonderen was aangezien bij inspectie bleek, dat er geen glas meer voor zat.

Ik legde de natte ets in de zon, waarna hij allerlei bobbels en bochels kreeg. In vredesnaam! Dan moesten Henk en Gertje ook maar geen etsen zonder glas aan de muur hebben hangen!

Twee dagen later ontdekte ik luis in een enorme fuchsia, en was urenlang bezig met sponsjes en watjes en lauw zeepsop.

En toen viel ik op een dag bij het aflappen van de ficus bijna van het trappetje en knakte een tak... En toen zwoegde ik een hele ochtend aan het schoonmaken van de potten; en toen kon ik de hoendermest niet vinden en ging nieuwe kopen; en toen was er ineens iets vreselijk mis met de Ster van Bethlehem, waarom ik in mijn verslagenheid de Hortus Botanicus opbelde om raad; en toen heb ik griezelend een rose aardworm verwijderd uit de pot van de waaierpalm; en toen heb ik alle planten nieuwe aarde gegeven; en toen ging een van de stekjes, die op water staan, plotseling bloeien met een lange witte spriet, wat me helemaal niet gezond leek voor dat stekje.

Verder heb ik een groenbeschimmelde rollade gevonden in de ijskast en een nest duizendpoten in het gootsteenkastje, waar de gieter en de emmers staan.

Alles samen heb ik mijn handen vol gehad met het huis in de Valeriusstraat. Maar hoofdzaak is dat de planten het

[pagina 170]
[p. 170]

hebben gehaald, allemaal hebben ze het gehaald, óók de Ster van Bethlehem.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken